ECLI:NL:RBAMS:2023:3847

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
13/073116-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met ISD-maatregel en tussentijdse beoordeling

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 maart 2023 in Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft flessen wijn en stukken kaas weggenomen uit een Albert Heijn winkel. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft de verdachte bekend en is er geen bewijsverweer gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden en dat de verdachte strafbaar is.

De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na één jaar. De verdediging heeft verzocht om de maatregel niet op te leggen of in voorwaardelijke zin. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien de recidivekans en de problematiek van de verdachte, waaronder alcohol- en drugsmisbruik en psychiatrische problemen.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook bepaald dat er een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden om de noodzaak van de voortzetting van de maatregel te toetsen, rekening houdend met de vreemdelingenrechtelijke consequenties van de uitspraak. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/073116-23
Datum uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H. Buijsman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.M. Delsing naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere fles(sen) wijn en/of stuk(ken) kaas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn (locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. Door de raadsvrouw is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde winkeldiefstal heeft gepleegd.
Omdat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juni 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting;
  • een proces-verbaal van aangifte met nummer 230313-52-580 van 13 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , doorgenummerde pagina’s 5 tot en met 6;

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 13 maart 2023 te Amsterdam, flessen wijn en stukken kaas, die aan winkelbedrijf Albert Heijn (locatie: [adres] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van het voorarrest met een tussentijdse beoordeling na 1 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de ISD-maatregel niet op te leggen, subsidiair heeft de verdediging verzocht de maatregel in voorwaardelijke zin op te leggen, meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar met een tussentijdse beoordeling na 6 maanden. Het opleggen van de ISD-maatregel is een ultimum remedium en terwijl verdachte veel onvoorwaardelijke straffen opgelegd heeft gekregen, is aan hem niet eerder in het kader van een bijzondere voorwaarde een interventie opgelegd. Verdachte is gemotiveerd en wil graag behandeld worden voor zijn psychische problematiek en verslaving. Dat verdachte de Nederlandse taal niet goed spreekt, maakt dat de begeleiding wat meer voeten in de aarde zal hebben, maar dat maakt het niet onmogelijk. Er zijn minder ingrijpende interventies mogelijk en het opleggen van de ISD-maatregel is daarmee disproportioneel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit. Hiermee heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door dit soort feiten wordt overlast veroorzaakt voor winkeliers, waarbij de winkeliers kosten moeten maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze worden doorberekend aan de consumenten, zodat de rekening van de diefstallen uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 15 maart 2023 blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstal.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 8 mei 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van alcohol- en drugsmisbruik en psychiatrische problematiek nu verdachte meerdere keren psychotisch is geworden. Daarnaast beschikt verdachte niet over huisvesting, werk en inkomen, dagbesteding of een sociaal vangnet. Dit zijn directe en indirecte risicofactoren die van invloed zijn op het patroon van vermogensdelicten waar verdachte zich aan heeft schuldig gemaakt. Het risico op recidive wordt gelet op het strafblad en de leefomstandigheden als hoog geschat.
Verdachte is Pools en heeft aangegeven dat hij sinds ruim vijf jaar in Nederland verblijft. Volgens informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is zijn verblijf in Nederland momenteel rechtmatig. Bij oplegging van een ISD-maatregel kan dit veranderen en dat kan leiden tot intrekking van het verblijfsrecht.
Door de geschetste problematiek is hulpverlening geïndiceerd, maar vanwege de EU-status van verdachte dient hij in Nederland zelfvoorzienend te zijn en maakt hij beperkt aanspraak op sociale voorzieningen. De kans dat verdachte zelfvoorzienend kan zijn, wordt door zijn problematiek als nihil ingeschat en vanwege de beperkte aanspraak op sociale voorzieningen zijn de mogelijkheden voor een reclasseringstoezicht klein. Om die reden kan de hulp die verdachte nodig heeft enkel worden geboden binnen de intramurale setting van een ISD-maatregel. Mochten er vreemdelingrechtelijke consequenties zijn, dan kan binnen de ISD-maatregel worden onderzocht worden hoe verdachte zou kunnen terugkeren naar [geboorteland] . In dat geval zal de ISD-maatregel niet gericht zijn op resocialisatie, maar op repatriëring. Tijdens de intramurale fase kan zorg geleverd worden gericht op scholing en werk, zijn er mogelijkheden voor psychische begeleiding, kan medische zorg geleverd worden en kunnen er gedragstrainingen worden gevolgd. Dit alles kan bijdragen aan de stabiliteit van verdachte bij een eventuele terugkeer naar [geboorteland] met een zogenoemde zachte landing.
De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met een tussentijdse toetsing na één jaar.
Ter terechtzitting van 9 juni 2023 heeft [reclasseringsmedewerker] , gehoord als deskundige, haar advies bevestigd en aangevuld dat de reclassering een tussentijdse toets van belang vindt om te voorkomen dat het te lang duurt voordat er duidelijkheid komt over zijn vreemdelingenrechtelijke status en mogelijke repatriëring.
Motivering maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 15 maart 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 13 maart 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Gelet op de EU-status van verdachte is een regulier reclasseringstoezicht niet mogelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ISD-maatregel voor verdachte noodzakelijk is om recidive en overlast tegen te gaan. Binnen de ISD kan verdachte voorts geholpen worden met zijn psychiatrische problematiek en met een terugkeer in de (Nederlandse of de Poolse) maatschappij. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij hulp wil en dat hij bereid is om daaraan mee te werken.
De rechtbank zal de vordering van de officier volgen en aan verdachte de ISD-maatregel opleggen ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk 1 jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen, dit gelet op de mogelijke vreemdelingenrechtelijke consequenties die zich voor kunnen doen als gevolg van dit vonnis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
1 (één) jaarna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel
de rechtbank zal berichtenover de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2023.