Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het doen binnenkomen, overdragen en voorhanden hebben van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken. De zaak volgde op een onderzoek dat begon met een tip over een pakket met wapenonderdelen dat vanuit de Verenigde Staten naar Nederland zou zijn gestuurd. De verdachte, geboren in 2004, werd samen met andere medeverdachten in verband gebracht met deze wapenonderdelen. Tijdens de zitting op 6 juni 2023 heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd dat de verdachte zou hebben betrokken bij de invoer van deze onderdelen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie kritisch beoordeeld. Hoewel er aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte, vond de rechtbank dat het bewijs onvoldoende concreet was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank concludeerde dat de redeneringen van de officier van justitie te veel op aannames berustten en dat er geen sluitend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de invoer of het voorhanden hebben van de wapenonderdelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.