ECLI:NL:RBAMS:2023:3833

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
13.306056.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een WWM-feit en bewezenverklaring van ander WWM-feit met geen strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen kon worden, terwijl het onder 1 subsidiair ten laste gelegde gedeeltelijk bewezen kon worden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ten laste gelegde hulpstukken niet onder de werking van de Wet wapens en munitie vallen, en heeft de verdachte vrijgesproken van het doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen. Echter, het voorhanden hebben van munitie op 29 november 2022 te Hilversum werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft geen straf opgelegd, gezien de geringe ernst van het feit en het feit dat de verdachte al geruime tijd in voorarrest had gezeten. De rechtbank heeft ook beslist dat de munitie onttrokken wordt aan het verkeer, maar dat andere voorwerpen, zoals een telefoon en een computer, aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.306056.22
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, naar voren hebben gebracht.

2.Voorbereidend onderzoek en beschuldiging

Het Team Criminele Inlichtingen heeft op 1 september 2022 een tip ontvangen over een pakket met wapenonderdelen dat vanuit de Verenigde Staten naar Nederland zou zijn gestuurd. De politie heeft hier onderzoek (genaamd: Anipoco) naar gedaan. Dat heeft geleid tot verdenkingen met betrekking tot meerdere pakketten wapenonderdelen tegen meerdere personen. In het onderzoek zijn onder meer verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. De zaken tegen deze verdachten zijn op de zitting van 6 juni 2023 gelijktijdig (niet gevoegd) door de rechtbank behandeld.
Aan verdachte is na aanpassing van de tenlastelegging op de zitting van 6 juni 2023 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
in de periode van 19 november 2022 tot en met 24 november 2022 in Nederland doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken of – als dat niet kan worden bewezen – een poging daartoe;
op 29 november 2022 in Hilversum voorhanden hebben van munitie.
De tenlastelegging met de feitelijke en juridische preciseringen staat in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort samengevat – op het volgende standpunt gesteld.
Het onder 1 primair ten laste gelegde doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken kan niet worden bewezen.
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot het doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken kan gedeeltelijk worden bewezen, namelijk ten aanzien van de drie sluitveren. Daarbij kan medeplegen worden bewezen. De in de beschuldiging vermelde handgrepen kunnen op basis van de bevindingen van het deskundigenonderzoek niet worden aangemerkt als onderdelen die in sterke mate bepalend zijn voor de werking van een vuurwapen. Van dit deel van de beschuldiging onder 1 subsidiair moet verdachte daarom worden vrijgesproken.
Het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van munitie kan worden bewezen.
4.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en gedeeltelijk van feit 2. Samengevat heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de onder 1 tenlastegelegde hulpstukken niet vallen onder de werking van de Wet wapens en munitie (WWM). Bij feit 2 is alleen bij de Luger sprake van munitie aldus de raadsman.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
In artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie is het volgende bepaald:
De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
Het onder 1 primair ten laste gelegde doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging daartoe zien op:
  • drie sluitveren (voor een vuurwapen) van het merk Glock, model 17 gen 5;
  • twee handgrepen voor een AR-15 (vuur)wapen.
De sluitveren en handgrepen zijn onderzocht door de politie. De bevindingen en conclusies zijn vermeld in het proces-verbaal van onderzoek van 1 december 2022 (ZD2-pag. 61-63).
De rechtbank vindt – met de officier van justitie en de raadsman – dat uit het proces-verbaal niet volgt dat de bepalingen van de Wet wapens en munitie van toepassing zijn op de handgrepen.
Met betrekking tot de sluitveren bevat het dossier bevat twee processen-verbaal aangaande onderzoek over sluitveren. Het proces-verbaal van verbalisant van
[verbalisant] van 11 november 2022 (pag. ZD 232) waarin is gerelateerd dat een sluitveer niet onder de werking van WWM valt, en het proces-verbaal van
1 december 2022. In laatstgenoemd proces-verbaal is niet met zoveel woorden vastgesteld dat de betreffende sluitveren onder de werking van de WWM vallen. De door de officier aangehaalde constatering dat de sluitveren in sterke mate bepalend zijn voor de werking van een vuurwapen zou daarop kunnen wijzen., maar volgens verbalisant [verbalisant] is de in dat proces-verbaal onderzochte sluitveer niet van wezenlijke aard voor de werking van een Glock model 17 gen 4.
De rechtbank stelt – mede op basis van de foto’s in de processen verbaal van onderzoek – vast dat de processen-verbaal zien op gelijksoortige sluitveren. Over gelijksoortige sluitveren zijn dus conclusies getrokken die elkaar tegenspreken. Dat maakt dat de rechtbank niet met de vereiste overtuiging kan vaststellen dat de Wet wapens en munitie van toepassing is op de in de beschuldiging genoemde sluitveren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte zowel van het onder 1 primair ten laste gelegde doen binnenkomen van (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken als de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging daartoe vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bewezen dat verdachte
op 29 november 2022 te Hilversum munitie van in de zin van artikel 1 onder 4e en gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- twee patronen van het merk Pbjeda, kaliber 9mm PAK en
- één volmantelrondneus patroon van het merk GECO, kaliber 9mm Luger en
- één patroon van het merk Lake City Ammuntition Plant, kaliber .50 Browning Machine Gun,
geschikt om te worden verschoten met een vuurwapen/ gas- en/of alarm- en/of startpistool voor handen heeft gehad.
Bewijsmiddelen en bewijsoverweging
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Eén van de bewijsmiddelen is het proces-verbaal van onderzoek van 3 januari 2023 (ZD2, pag. 74 -79) met betrekking tot de munitie. De raadsman heeft ten aanzien van de twee patronen van het merk Pbjeda, kaliber 9mm PAK en de patroon van het merk Lake City Ammuntition Plant, kaliber .50 Browning Machine Gun de conclusies in het proces-verbaal dat het munitie betreft waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is, betwist. De rechtbank ziet in de betwisting echter geen aanleiding om het proces-verbaal niet te gebruiken voor het bewijs, omdat het in de door de raadsman aangehaalde uitspraak gaat om andersoortige munitie.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Geen strafoplegging door de rechtbank

7.1
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 19 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Standpunt van de raadsman
Voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zou komen, heeft de raadsman aangevoerd dat voor de ten laste gelegde feiten volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht doorgaans geldboetes worden opgelegd. Verder heeft hij naar voren gebracht dat het goed gaat met verdachte en dat het van belang is dat zijn hulpverleningstraject niet wordt doorbroken.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte geen straf opleggen voor het voorhanden hebben van de vier stuks munitie, die op 29 november 2022 zijn aangetroffen in de woning waar verdachte destijds verbleef. Daarvoor is redengevend de geringe ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte in deze zaak 101 dagen in voorarrest heeft gezeten voor de beschuldiging, waarvan hij bij dit vonnis zal worden vrijgesproken. Onder die omstandigheden dient het opleggen van een straf geen enkel doel meer.

8.Beslag

Beslaglijst
De beslaglijst vermeldt onder 1 tot en met 5 munitie, onder 6 een telefoon en onder 7 een computer.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de munitie onder 1 tot en met 5 de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Ten aanzien van de telefoon en de computer heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd. De officier van justitie brengt deze voorwerpen in verband met het plegen van strafbare feiten met betrekking tot wapens en munitie.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de munitie. Ten aanzien van de telefoon en de computer heeft de raadsman de teruggave aan verdachte verzocht. Volgens de raadsman kunnen deze voorwerpen niet in verband worden gebracht met het plegen van strafbare feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen dat de munitie wordt onttrokken aan het verkeer.
Wat betreft de telefoon en de computer is het verband met het plegen van strafbare feiten onvoldoende gebleken. Er is geen grond voor verbeurdverklaring van deze voorwerpen. De rechtbank zal beslissen dat deze voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, primair en subsidiair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf wordt opgelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- voorwerpen 1 tot en met 5 op de beslaglijst [1] .
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- voorwerpen 6 en 7 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2023.
Mr. B.G.L. van der Aa is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De beslaglijst is aan dit vonnis gehecht.