ECLI:NL:RBAMS:2023:3824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
13/012199-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van een slachtoffer. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 7 juni 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie vrijspraak voor de poging tot doodslag en zware mishandeling heeft gevorderd, maar voldoende bewijs voor poging tot zware mishandeling heeft aangetoond. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar meermalen op het hoofd heeft geslagen, wat door de politie is bevestigd door de verwondingen die zij aantrof. De rechtbank heeft het scenario van de verdachte, dat het slachtoffer zou zijn gevallen, niet geloofwaardig geacht en heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar heeft hem vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling bij een verslavingszorginstelling. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de recidive van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/012199-22
Datum uitspraak: 21 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.J.M. Dammers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, zware mishandeling of poging tot zware mishandeling tegen
[slachtoffer] , door haar meermalen op het hoofd te slaan.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Voor de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is wel voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig. Hoewel het slachtoffer [slachtoffer] geen aangifte heeft gedaan, heeft zij wel verklaard dat verdachte haar wel tien keer op haar hoofd heeft geslagen en dat dit zo hard ging dat ze haar gezicht niet meer voelde. De manier waarop de politie haar op de grond in het trapportaal heeft aangetroffen vlak na de melding, draagt bij aan de geloofwaardigheid van die verklaring. De politie heeft geconstateerd dat haar hoofd is opgezwollen en dat ze bloed in haar gezicht heeft. Op de foto’s zijn wondjes in haar gezicht en blauwe plekken te zien en uit het dossier blijkt dat ze in het ziekenhuis heeft gelegen. Daarnaast heeft de (anoniem gebleven) buurvrouw van [slachtoffer] verklaard dat zij de buurvrouw heeft horen roepen dat iemand het huis uit moest en getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte zei dat er een vechtpartij was geweest. Dit alles maakt het alternatieve scenario van verdachte, namelijk dat hij juist niet het huis uit mocht van [slachtoffer] en dat hij [slachtoffer] niet heeft geslagen, niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van alle varianten van het ten laste gelegde feit, primair omdat er onvoldoende bewijs is voor het scenario dat [slachtoffer] heeft geschetst en subsidiair omdat niet bewezen kan worden dat de gedragingen van verdachte een poging tot doodslag, een zware mishandeling of een poging tot zware mishandeling opleveren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van het scenario zoals door [slachtoffer] beschreven in haar verklaring. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 15 januari 2022 heeft de buurvrouw van [slachtoffer] een melding gedaan dat [slachtoffer] letsel had, bij haar voor de deur stond en hulp nodig had. Om 03.20 uur is [slachtoffer] in het trapportaal van haar flatgebouw aangetroffen door de politie, liggend op de trap. Haar kaak was opgezwollen, haar gezicht en linkerhand zaten onder het bloed en ze sprak moeilijk. [slachtoffer] is uiteindelijk opgenomen in het ziekenhuis.
In het ziekenhuis heeft [slachtoffer] een verklaring afgelegd. Zij wilde geen aangifte doen, maar heeft wel verklaard dat er ruzie ontstond tussen haar en verdachte, waarna verdachte op haar hoofd begon in te rammen terwijl ze in bed lag. Hij heeft wel tien keer op haar hoofd ingeramd. Op een gegeven moment voelde ze haar gezicht niet meer, het leek alsof haar gezicht verlamd was. Ze heeft tegen verdachte geschreeuwd dat hij haar huis moest verlaten.
Verdachte heeft een alternatief scenario naar voren gebracht. Hij heeft verklaard dat er inderdaad ruzie was tussen hem en [slachtoffer] , maar dat hij [slachtoffer] niet heeft geslagen. [slachtoffer] heeft een longdrinkglas kapotgeslagen op de hand van verdachte. Dat is vreselijk gaan bloeden, wat ook verklaart waarom [slachtoffer] onder het bloed zat. Verdachte wilde daarom weg, maar [slachtoffer] liet hem niet gaan. Uiteindelijk is hij langs haar heen gekomen en heeft hij de woning verlaten. Later hoorde hij dat [slachtoffer] was gevallen. Ze hadden allebei alcohol gedronken.
Op basis van het dossier is de rechtbank van oordeel dat het scenario van verdachte niet geloofwaardig is en dat van [slachtoffer] wel. De rechtbank wijst daarbij ten eerste op de wijze waarop [slachtoffer] is aangetroffen. Zij zat onder het bloed en had een opgezwollen kaak. Naar het oordeel van de rechtbank past dit in beginsel beter bij een mishandeling dan bij een val.
Steun voor het scenario van [slachtoffer] vindt de rechtbank daarnaast in de verklaring van de anoniem gebleven buurvrouw. Zij heeft onder meer verklaard dat zij de buurvrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) heeft horen schreeuwen dat iemand het huis uit moest. Deze onafhankelijke getuigenverklaring ondersteunt het scenario van verdachte niet, omdat verdachte juist heeft verklaard dat [slachtoffer] hem probeerde tegen te houden toen hij de woning wilde verlaten. Ondersteuning voor het scenario van [slachtoffer] is er juist wel, omdat [slachtoffer] naar eigen zeggen heeft geschreeuwd dat verdachte het huis uit moest.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] meermalen op haar hoofd heeft geslagen. Ten aanzien van de vraag of dit één van de in de tenlastelegging genoemde strafbare feiten oplevert, overweegt de rechtbank als volgt.
Er is geen sprake van een medische rapportage waaruit blijkt welk letsel verdachte precies heeft veroorzaakt en of er een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bestond. Voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling, omdat uit het dossier niet volgt dat aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat het handelen van verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert. Verdachte heeft meermalen hard op het hoofd van [slachtoffer] geslagen terwijl zij in bed lag. [slachtoffer] heeft in het ziekenhuis verklaard dat er bloed in haar hersenen zat. Hoewel dat niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, zegt het wel iets over de behoorlijke kracht waarmee verdachte [slachtoffer] kennelijk heeft geslagen. Daarnaast is het zichtbare letsel (opgezwollen kaak, gezicht onder het bloed) een aanwijzing dat er met aanzienlijke kracht is geslagen. Deze omstandigheden zijn voor de rechtbank voldoende om aan te nemen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, een kans waarvan – gezien zijn handelen – het niet anders kan dan dat verdachte deze bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 15 januari 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht meermalen heeft geslagen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte werkt op dit moment fulltime en heeft een nagenoeg blanco strafblad. De reclassering rapporteert dat hij zich heeft aangemeld bij de Brijder verslavingszorg, dat er geen grote escalaties in de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] zijn geweest en dat verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen zijn vriendin. Hoewel in de tenlastelegging niet is opgenomen dat sprake is van een levensgezel, valt het feit desondanks onder huiselijk geweld. Verdachte had een relatie met het slachtoffer en uit het dossier blijkt dat hij vaak in haar woning verbleef, zoals dit tijdens het incident ook het geval was. In de eigen woning moet men zich veilig kunnen voelen en verdachte heeft met zijn handelen dit veiligheidsgevoel bij het slachtoffer aangetast. Daarnaast heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 10 mei 2023 blijkt tevens dat hij nog relatief recent is veroordeeld voor een eerder geval van mishandeling (huiselijk geweld). Er is met andere woorden sprake van recidive. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 4 juli 2022, opgemaakt door M. Knippers, en het voortgangsverslag van 24 mei 2023, opgemaakt door N. Diel. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Risicofactoren zijn het alcoholgebruik en het impulsieve gedrag van betrokkene wat daaruit voort lijkt te komen. Betrokkene en zijn vriendin hebben, met goedkeuring van (schoon)ouders, de relatie met elkaar voortgezet. Betrokkene woont bij zijn ouders, heeft werk en inkomen wat als enigszins beschermend mag worden beschouwd. Hij is, voor zover bekend, niet gediagnosticeerd met psychische problematiek, maar komt in gesprek met de reclassering op zichzelf gericht over, waarbij hij onderhavige situatie debet acht aan het gedrag van zijn vriendin. Tijdens de start van het toezicht was er sprake van weerstand tegen de bijzondere voorwaarden die betrokkene waren opgelegd. Zijn houding richting het verplichte kader is in de loop van het toezicht verandert. Ondanks dat betrokkene moeite bleef houden met de opgelegde bijzondere voorwaarden, was hij open in contact en heeft hij de reclassering op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in zijn leven. Betrokkene heeft zich tijdens het toezicht aangemeld bij de Brijder Verslavingszorg daar een behandeling als bijzondere voorwaarde was opgelegd. Betrokkene ondergaat daar een behandeling in de vorm van een ‘terugvalpreventie’.
Op dit moment ziet de reclassering geen noodzaak om bij een veroordeling een reclasseringstoezicht op te leggen. De kans op recidive wordt nu laag ingeschat, betrokkene heeft geen grote escalaties in zijn relatie gehad en lijkt zijn leven op orde te hebben. Daarnaast is er vanuit betrokkene geen motivatie om een toezicht aan te gaan. De inschatting is dan ook dat een reclasseringstoezicht contraproductief zal gaan werken. Er wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Uit het bovenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte zijn leven op dit moment op orde lijkt te hebben. Gezien de hierboven genoemde omstandigheden, vindt de rechtbank het vooral belangrijk dat verdachte niet opnieuw soortgelijke feiten pleegt. Daar past dan ook een langdurig voorwaardelijk strafdeel bij in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank zich bewust is van hetgeen de reclassering heeft opgeschreven over bijzondere voorwaarden, lijkt verdachte op zitting het probleem van zijn middelengebruik te bagatelliseren. Daarom vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte doorgaat met verslavingszorg bij de Brijder, evenals met de overige bijzondere voorwaarden waar hij zich aan moest houden tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
Aan verdachte zal daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, maar deze zal gelijk zijn aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Tot slot zal aan verdachte ook een taakstraf worden opgelegd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de ernst van het bewezenverklaarde niet enkel tot een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf kan leiden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het primair en eerste subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
acht weken.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen indien de veroordeelde de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • De verdachte zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60, 2011AK Haarlem, en zich telkens weer melden, zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht.
  • De verdachte zal zich onder behandeling blijven stellen van de Brijder Verslavingszorg dan wel een andere deskundige of zorginstelling door of namens de behandelaar(s) aan te geven tijdstippen en plaats, zolang de behandelaar(s) of de reclassering dit noodzakelijk acht(en). De verdachte zal zich gedurende deze behandeling houden aan de aanwijzingen van de behandelaar(s).
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. K. Duker en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2023.