ECLI:NL:RBAMS:2023:3812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
AMS 22/1313
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had op 8 maart 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van een medische beoordeling die concludeerde dat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Eiseres was van mening dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij meer arbeidsongeschikt was dan het UWV had aangenomen. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres zich had laten bijstaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar stellingen over haar beperkingen, en de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres adequaat had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de WIA-uitkering had geweigerd, omdat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit deugdelijke was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen gelijk in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van [medio 2] juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gem. verweerder] )
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], gevestigd te Purmerend, belanghebbende
(gemachtigde: mr. F.S.P. Wagemaker).

Procesverloop

Met het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
24 mei 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Met het besluit van 31 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eiseres heeft ook een tolk meegebracht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennis neemt van de medische situatie van eiseres.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaakster voor 25,88 uur per week. Op 18 maart 2019 meldde eiseres zich ziek wegens lichamelijke klachten. Op 22 april 2020 heeft de ex-werkgever eiseres hersteld gemeld, omdat de re-integratie niet liep. Daarna is een loonstop toegepast. Eiseres vraagt verweerder in oktober 2020 om een deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen. Hieruit volgt dat eiseres per 22 april 2020 ongeschikt voor het eigen werk wordt geacht, maar wel geschikt wordt geacht voor passend werk. Eiseres haar situatie verandert hierna niet. Op 8 maart 2021 vraagt eiseres vervolgens een WIA-uitkering aan.
3. Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres per 24 mei 2021 voor 4,89% arbeidsongeschikt geacht. Verweerder heeft aan eiseres geen WIA-uitkering toegekend, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts van [medio 1] mei 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van [medio 1] mei 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van [medio 1] mei 2021.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van [medio 2] december 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van [medio 3] december 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar de FML gewijzigd en een aantal aanvullende beperkingen toegevoegd aan de FML van [medio 2] december 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een van de eerder geselecteerde functies verworpen en een andere functie vervangen door een soortgelijke functie. Vervolgens heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend en wel op 5,28%. Ook bij deze uitkomst heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres is van mening dat beperkingen aangenomen hadden moeten worden met betrekking tot persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Bovendien is eiseres van mening dat verdergaande beperkingen aangenomen hadden moeten worden ten aanzien van statische- en dynamische handelingen en fysieke omgevingseisen. Volgens eiseres heeft verweerder haar medische beperkingen onjuist weergegeven in de FML. In verband met haar beperkingen is eiseres niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.
Het oordeel van de rechtbank
6. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden eiseres per 24 mei 2021 een WIA-uitkering heeft geweigerd.
7. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op haar verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op
[medio 4] mei 2021 onderzocht op een spreekuur. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de hoorzitting en telefonisch contact met eiseres. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij beperkt is ten aanzien van de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar geen aanleiding voor gezien. Eiseres heeft deze stelling niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank stelt vast dat de dagverhalen zoals weergegeven bij de verzekeringsartsen van het UWV geen blijk geven van klachten die overeenstemmen met de beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren die nu worden geclaimd. Ook volgen die niet uit het op het spreekuur verrichte psychisch onderzoek. De rechtbank begrijpt dat eiseres bij haar gemachtigde de FML heeft doorgenomen en daar heeft aangegeven deze klachten te ervaren. Nu deze klachten niet voorkomen in het dossier en niet medisch zijn onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt voor onjuist te houden. De beleving van klachten (zoals naderhand besproken bij haar gemachtigde) is volgens vaste rechtspraak [1] niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat een afname van de beperkingen van eiseres zoals door de verzekeringsarts is gesteld niet kan worden onderbouwd. Daarom past hij de beperkingen in de FML van [medio 2] december 2021 aan conform de overweging van de verzekeringsarts in het deskundigenoordeel van december 2020. Eiseres stelt echter dat zij verdergaande beperkingen heeft ten aanzien van dynamische en statische handelingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiseres weliswaar beperkingen heeft, maar dat er geen sprake is van een ernstige medische aandoening of stoornis en er geen aanwijzingen zijn voor andere afwijkingen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. De gestelde beperkingen ten aanzien van dynamische en statische handelingen volgen ook niet uit de medische stukken van de behandelend sector. Eiseres stelt dat er tevens een forse beperking is op zitten. De rechtbank stelt vast dat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd met een objectief medisch stuk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan deze stelling van eiseres met de beschreven afwijking niet onderbouwen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een uur zitten op een goede stoel of dynamische zitgelegenheid toelaatbaar. Een uur zitten is eveneens mogelijk als eiseres kan verzitten, een andere houding kan aannemen, kan vertreden of naar eigen keuze kan zitten of staan. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat om een verdergaande beperking aan te nemen op het onderdeel zitten.
11. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat zij een allergie heeft voor huisstofmijt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres op 30 maart 2023 een positieve allergietest overgelegd ten aanzien van huisstofmijt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep meent dat de allergie nu wel voldoende geobjectiveerd is en neemt een extra beperking aan in de aangescherpte FML van [medio 5] april 2023. Zo wordt tegemoetgekomen aan het standpunt van eiseres dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen met betrekking tot de rubriek fysieke omgevingseisen, omdat eiseres allergisch is voor huisstofmijt.
12. Verder vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Ter zitting voert eiseres aan dat zij vanwege de pijnklachten niet goed kan slapen. Daarnaast heeft eiseres meerdere rustmomenten overdag nodig, waardoor zij niet volledig inzetbaar is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding heeft gezien om een urenbeperking aan te nemen. Bij de verzekeringsartsen heeft eiseres deze klachten niet genoemd. Ook uit de dagverhalen volgt niet dat eiseres overdag rustmomenten houdt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel voldoende rekening gehouden met de pijnklachten van eiseres en daarom op verschillende onderdelen van de FML beperkingen aangenomen. De rechtbank ziet niet in dat verweerder aanleiding had moeten zien om daar bovenop een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank begrijpt wel dat de fysieke klachten van eiseres een grote impact hebben op haar bestaan en dat het zwaar is om daarmee te moeten omgaan. Eiseres heeft echter niet met medische stukken onderbouwd waarom toch een urenbeperking moet worden aangenomen. Het beroep van eiseres slaagt daarom niet.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres voldoende heeft meegenomen in de FML van [medio 5] april 2023. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
14. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van [medio 3] december 2021 eiseres gelet op haar beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van textielproductenmaker, inpakker en productiemedewerker industrie. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie medewerker tuinbouw als overige functie geselecteerd. In de beroepsfase ziet de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen aanleiding om – gelet op de nieuwe FML van [medio 5] april 2023 – hiervan af te wijken.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiseres geschikt.
16. Voor zover eiseres stelt dat de functie textielproductenmaker niet geschikt is vanwege haar allergie voor huisstofmijt overweegt de rechtbank als volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voert aan dat huisstofmijt vooral voorkomt op warme, broeierige plaatsen zoals bijvoorbeeld kussens, beddenslopen en matrassen. In de functie van medewerker gordijnen (SBC-code 111160) wordt er weliswaar gewerkt met textiel, maar het gaat hier om schone stoffen. Hierdoor heeft de toegevoegde beperking met betrekking tot de allergie voor huisstofmijt in de aangescherpte FML van [medio 5] april 2023 volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen gevolgen voor de functie textielproductenmaker. De rechtbank vindt deze motivering navolgbaar. Eiseres heeft hiertegen ook geen specifieke gronden aangevoerd De rechtbank is van oordeel dat deze functie met de vastgestelde beperkingen kan worden uitgeoefend.
17. De stelling van de gemachtigde van eiseres dat eiseres niet voldoet aan opleidingsniveau 2, omdat zij niet over een getuigschrift zou beschikken van het basisonderwijs, volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft eiseres erkend dat zij de basisschool in Marokko volledig heeft doorlopen. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat uiteindelijk het opleidingsniveau van belang is bij het selecteren van de functies. Gezien eiseres de basisschool volledig heeft doorlopen in Marokko past opleidingsniveau 2 bij de bekwaamheden van eiseres. Het ontbreken van een daadwerkelijk getuigschrift van het basisonderwijs heeft daarom geen consequenties voor de geduide functies. Het opleidingsniveau wordt in de geduide functies niet overschreden.
18. Voor zover eiseres stelt dat de functie medewerker tuinbouw niet geschikt is vanwege haar beperkte Nederlandse taalvaardigheid, overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk gemaakt dat eiseres met haar taalvaardigheden en ervaring in Nederland deze functie kan uitoefenen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt daarbij dat in de functie sprake is van het spreken en lezen in de Nederlandse taal op een eenvoudig niveau om bijvoorbeeld codes op planten en stuifmeelbuis te kunnen vergelijken. De bekwaamheden van eiseres zijn daarvoor ruim voldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de functies vanwege de totaalbelasting ongeschikt zijn voor haar, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waaruit volgt dat zelfs indien ieder afzonderlijk belastingpunt van een functie binnen de voor eiseres gestelde belastbaarheid valt, de totaalbelasting van de functie zodanig kan zijn dat deze medisch ongeschikt is. Volgens eiseres is bij de functies inpakker en medewerker tuinbouw de totaalbelasting te groot voor haar. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt dat de belasting van de geduide functies binnen de vastgestelde belastbaarheid valt. Ook de totaalbelasting wordt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet overschreden, omdat er fysiek lichte werkzaamheden zijn geduid waarbij in voldoende mate afgewisseld kan worden van houding. De rechtbank oordeelt dat de arbeidskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de totaalbelasting in de functies niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
20. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per
24 mei 2021 terecht heeft afgewezen.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1691.