ECLI:NL:RBAMS:2023:381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
13/271461-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering in het kader van Europees aanhoudingsbevel met vragen over de rechtsgang en verzetgarantie

Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Bulgaarse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 21 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. M.H. Aalmoes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft. De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die is opgelegd in twee Bulgaarse vonnissen. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering voor het vonnis moet worden geweigerd vanwege onvoldoende verzetgarantie. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de overlevering voor beide beslissingen kan worden toegestaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of de overlevering kan worden geweigerd op basis van de in het EAB vermelde omstandigheden. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, zodat nadere informatie kan worden opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak vóór 19 januari 2023 opnieuw op zitting moet worden gebracht, en heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/271461-22
RK nummer: 22/4683
Datum uitspraak: 4 januari 2023
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 november 2021 door de officier van justitie bij het Landelijk Parket van [geboorteplaats] (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Bulgaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een tussenbeschikking nr. 26 van de regionale Rechtbank van Kubrat (Bulgarije) van 28 november 2017 met kenmerk 216/2017 (hierna: tussenbeschikking), en een vonnis nr. 36 van de regionale Rechtbank van Ruse (Bulgarije) van 16 juni 2021 met kenmerk 449/2021 (hierna: vonnis).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie maanden in de tussenbeschikking, en een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar in het vonnis, beide door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde tussenbeschikking en het vonnis.
Deze tussenbeschikking en dit vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De overlevering voor het vonnis dient te worden geweigerd. De afgegeven verzetgarantie is onvoldoende. De raadsman waarover wordt gesproken was niet door de opgeëiste persoon gemachtigd.
Standpunt van de officier van justitie
De overlevering voor beide beslissingen kan worden toegestaan. In de zaak met kenmerk 216/2017 was de opgeëiste persoon in persoon op de zitting aanwezig. In de zaak met kenmerk 449/2021 is de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door zijn gemachtigd advocaat.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de tussenbeschikking heeft geleid.
In het EAB staat verder vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW doet zich niet voor. Ook de omstandigheid in artikel 12, sub b, OLW doet zich niet voor. Weliswaar had de opgeëiste persoon blijkens zijn verklaring ter zitting een advocaat meegenomen naar het politiebureau en is hij blijkens de aanvullende informatie van 23 november 2022 tijdens de zitting vertegenwoordigd geweest door een gemachtigd advocaat. Uit de stukken blijkt echter niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. Om die reden doet zich evenmin de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW voor. Van een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder c, OLW is eveneens geen sprake.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
1) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
2) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat daarover het volgende vermeld:
3.4.
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend,
en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing
en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 180 dagen.
In de aanvullende informatie van 23 november 2022 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van de verzetgarantie onder meer het volgende vermeld:
“With reference to the warranty stipulated in item 3.4 of section D of the European Arrest Warrant, it shall be noted that it obliges the Bulgarian judicial authorities, upon serving of the court decision that has entered into force on the defendant, to inform him/her of his/her right to appeal of another hearing of the case with his/her personal participation, but, however, this is not sufficient to cause the immediate resumption of the criminal proceedings. By giving this warranty, the Bulgarian judicial authorities, in their capacity as bodies of the issuing country, are only committed to provide an opportunity for the defendant to dispute the court act issued in his/her absence, which is possible with the procedure under article 423 of the Criminal Procedure Code of the Republic of Bulgaria, but there is no obligation for unconditional, compulsory and immediate resumption of the criminal proceedings.”
De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat in het EAB weliswaar is medegedeeld dat de opgeëiste persoon een verzoek kan indienen voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak, maar dat het niet vaststaat dat hij ook daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling, nu de procedure van het genoemde artikel 423 klaarblijkelijk niet enkel ziet op voorwaarden met betrekking tot het tijdig instellen van het verzet of beroep. De rechtbank constateert hiermee dat geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Gelet op het voorgaande kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank is vanwege het volgende van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om te kunnen beoordelen of zij van deze bevoegdheid af kan zien.
In de aanvullende informatie van 23 november 2022 is onder meer vermeld dat het niet mogelijk is gebleken om de opgeëiste persoon te vinden op de van hem bekende adressen in het land. Het is de rechtbank echter niet bekend of aan de opgeëiste persoon, voorafgaand aan de procedure bij de rechtbank die heeft geleid tot het vonnis, gevraagd is op welk adres hij bereikbaar was voor correspondentie van politie en justitie aangaande het strafbare feit. Evenmin is bij de rechtbank bekend of, zo dat het geval is, aan de opgeëiste persoon een instructie is gegeven om bereikbaar te zijn en te blijven voor justitie en om adreswijzigingen door te geven. Als die instructie gegeven is, wil de rechtbank graag weten wanneer en op welke manier dat is gedaan. Verder is het de rechtbank onbekend of en zo ja op welke wijze, een oproep met daarin de datum, tijd en plaats van het proces dat tot het vonnis heeft geleid, naar het bij justitie bekende adres van de opgeëiste persoon is uitgegaan.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te laten stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
  • Heeft de opgeëiste persoon voorafgaand aan het proces dat tot het vonnis heeft geleid, een correspondentieadres doorgegeven?
  • Is de opgeëiste persoon gewezen op de verplichting van het doorgeven van adreswijzigingen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting?
o Zo ja, wanneer en op welke wijze is deze instructie gegeven?
- Op welke wijze en op welk adres is de opgeëiste persoon opgeroepen voor de zitting?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.

4.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie zoals bedoeld in de overwegingen onder 3.1 te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEPAALTdat de zaak vóór 19 januari 2023 op zitting wordt aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.