1.12.Op 17 maart 2023 hebben de psychiater en ambulant verpleegkundige van [gedaagde 1] het volgende verklaard:
“(…) Hierbij verklaren wij dat mevrouw [gedaagde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1957 bij FACT Ouderen West van GGZ inGeest onder behandeling is.
Deze behandeling voeren wij tot op heden uit bij haar thuis aan de [adres] .
In 2022 hebben wij 4 bezoeken bij patiënte aan huis gebracht.
In 2023 hebben wij tot op heden 2 bezoeken bij patiënte aan huis gebracht. (…)”
2. [eiser 1] c.s. vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Ook vorderen zij dat [gedaagde 1] veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 453,26 per maand aan huur tot aan de dag van de ontruiming;
b. € 4.554,05 aan onderzoekskosten;
c. € 48.909,00 aan boete, ter vermeerderen met de te verbeuren boetes vanaf 17 mei 2022 tot en met de dag van de ontruiming;
d. de proceskosten.
3. [eiser 1] c.s. stellen hiertoe, kort gezegd, dat [gedaagde 1] tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen op grond van artikel 1.1 en 1.3 van de Algemene Bepalingen en artikel 7:213 en 7:244 BW. [gedaagde 1] is na het overlijden van haar echtgenoot in september 2019 niet langer woonachtig in het gehuurde en zij heeft het gehuurde in verhuur of gebruik afgestaan aan derden, aldus [eiser 1] c.s.
4. [gedaagde 1] c.s. voeren hiertegen aan dat [gedaagde 1] de woning in gebruik heeft als haar eigen woning. Zij betwisten dat er derden in de woning wonen en het gebruik aan derden is afgestaan. De jongste zoon [gedaagde 2] is nog inwonend en behoort tot het gezin. [gedaagde 3] woont in [woonplaats] en komt regelmatig over. Hij logeert dan meestal bij [gedaagde 1] en slaapt dan op de bank. [naam 1] komt ook af en toe over uit [woonplaats] en logeert dan ook af en toe bij [gedaagde 1] . [naam 2] woont met zijn echtgenote in [woonplaats] .
5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6. [eiser 1] c.s. leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 1] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst schendt door het gehuurde niet zelf te bewonen en geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of in gebruik te geven aan derden.
7. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moeten worden beoordeeld met inachtneming van artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Uit dit artikel volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, ook waar het betreft een huurovereenkomst, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding - welke alleen in een bodemprocedure kan worden gevorderd - gerechtvaardigd zal zijn, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
8. Op [eiser 1] c.s. rust, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] , de bewijslast van hun stelling dat [gedaagde 1] het gehuurde niet bewoont en feitelijk in gebruik heeft gegeven of heeft onderverhuurd aan derden. [eiser 1] c.s. hebben hun standpunt onderbouwd door te wijzen op twee verklaringen van omwonenden, het rapport van Van Kappel en dat [gedaagde 1] niet zelf deelneemt aan correspondentie met [eiser 1] , maar zich laat vertegenwoordigen door [gedaagde 3] . Ook stellen [eiser 1] c.s. dat in het gehuurde een andere jongere vrouw dan [gedaagde 1] is aangetroffen en [gedaagde 1] zich niet wilde identificeren. Verder wordt er niet open gedaan als er iemand aanbelt en heeft een servicemonteur bij een controle alleen [gedaagde 3] gezien.
9. Daartegenover voert [gedaagde 1] aan dat zij samen met [gedaagde 2] in het gehuurde woont en dat twee andere zoons die in [woonplaats] wonen regelmatig bij haar logeren. [gedaagde 1] lijdt aan depressies en krijgt zorg en ondersteuning van haar zoons. Ze doet niet open als [eiser 1] of onbekend bezoek aanbelt. [gedaagde 1] heeft geen behoefte aan persoonlijk contact met [eiser 1] omdat zij zich door verschillende situaties geïntimideerd door hem voelt. Hiertoe is zij ook niet verplicht noch is zij verplicht zich op verzoek van [eiser 1] te legitimeren. Daarnaast is het [eiser 1] bekend dat [gedaagde 1] sinds maart 2009 het contact met hem onderhoudt via [gedaagde 3] . Tijdens onderhoud en inspectie trekt zij zich liever terug op de slaapkamer en laat verder het contact aan één van haar zoons over. [gedaagde 1] heeft weinig aansluiting met andere bewoners in het pand. Ze spreekt weinig Nederlands en haar ziektebeeld brengt met zich mee dat zij contact met niet intimi mijdt. Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard dat zij maar één keer in de week met haar zoon naar buiten gaat, omdat zij bang is om naar buiten te gaan. De boodschappen worden ook door haar familieleden gedaan.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter is hetgeen door [eiser 1] c.s. naar voren is gebracht en met stukken is onderbouwd ontoereikend om te kunnen concluderen dat [gedaagde 1] het gehuurde niet zelf bewoont en geheel of gedeeltelijk onderverhuur of in gebruik geeft aan derden. Voor de vermeende hennepteelt is geen enkel aanknopingspunt gevonden.
11. [gedaagde 1] heeft de stellingen van [eiser 1] c.s. gemotiveerd betwist en een aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat zij niet vaak wordt gezien in het gehuurde. Dat laatste kan verklaren waarom buren haar nauwelijks zien. De verklaringen van de omwonenden zijn daarnaast beknopt, algemeen en zonder details.
12. De door [eiser 1] c.s. overgelegde (onderzoeks)gegevens onderbouwen onvoldoende dat [gedaagde 1] het gehuurde niet zelf bewoont en geheel of gedeeltelijk onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden. Uit het rapport van Van Kappel kan niet worden afgeleid dat er andere mensen dan [gedaagde 1] , haar zoons of de huisarts van [gedaagde 1] rondom het gehuurde zijn gezien. De door [gedaagde 1] overgelegde verklaringen van de huisarts, psychiater en de ambulant verpleegkundige duiden er juist op dat [gedaagde 1] wel in het gehuurde woont. Verder is voldoende komen vast te staan, onder meer gelet op het feit dat de gemachtigde van [eiser 1] c.s. tijdens het huisbezoek heeft vastgesteld dat de woning is ingericht met twee slaapkamers waarin een eenpersoonsbed en een tweepersoonsbed staan, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het gehuurde wonen en haar andere zoons alleen bij haar logeren als zij in Nederland zijn. Het staat [gedaagde 1] uiteraard vrij haar zoons in het gehuurde te laten logeren, terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] in verband hiermee huur heeft ontvangen.
13. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde 1] het gehuurde niet zelf te bewoont en geheel of gedeeltelijk onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden. Er kan daarom niet worden gesproken van een tekortkoming van voldoende gewicht die recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst.
14. Nu [eiser 1] c.s., in het licht van het door [gedaagde 1] gevoerde, gemotiveerde verweer, geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld die zich lenen voor (nadere) bewijsvoering, wordt daaraan niet toegekomen en zal de vordering van [eiser 1] c.s. worden afgewezen.
15. Gelet op het voorgaande komen de vorderingen ten aanzien van de onderzoekskosten en de boete evenmin voor toewijzing in aanmerking.
16. [eiser 1] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot worden op € 398,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [eiser 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.