ECLI:NL:RBAMS:2023:3794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
10488993 KK EXPL 23-285
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boventalligheid werknemer na standplaatswijziging van verzekeraar

In deze zaak heeft een werknemer, die sinds 1 september 2009 in dienst is bij Athora Netherlands N.V. als risk-manager, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever. De werknemer, woonachtig in Groningen, vorderde te worden aangemerkt als boventallig na de verhuizing van het kantoor van Athora van Amstelveen naar Amsterdam op 1 mei 2023. De werknemer stelde dat zijn reistijd door deze verhuizing zou toenemen tot meer dan 2,5 uur retour per dag, wat volgens het Sociaal Plan van Athora zou betekenen dat hij recht had op een beëindigingsvergoeding.

De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer afgewezen. De rechter oordeelde dat de werknemer niet boventallig was, omdat zijn reistijd voor de verhuizing al meer dan 2,5 uur per dag was. De uitleg van het Sociaal Plan, waarin staat dat een werknemer boventallig wordt als zijn reistijd toeneemt tot meer dan 2,5 uur retour per dag, werd door de rechter bevestigd. De rechter concludeerde dat de werknemer niet voldeed aan de voorwaarden voor boventalligheid, omdat zijn reistijd niet was toegenomen door de verhuizing.

De rechter heeft ook overwogen dat de uitleg van het Sociaal Plan niet in strijd was met goed werkgeverschap en dat de werknemer niet kon aantonen dat er sprake was van een onbillijke situatie. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Athora tot dat moment waren begroot op € 529,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10488993 KK EXPL 23-285
vonnis van: 19 juni 2023

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Bonnema
t e g e n

de naamloze vennootschap Athora Netherlands N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Athora
gemachtigde: mr. S. Gadellaa

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 10 mei 2023, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 5 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn [eiser] met zijn gemachtigde en namens Athora mw. [naam] en de gemachtigde.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht, Athora mede aan de hand van ter zitting overgelegde pleitaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd dat is bepaald op vandaag.
Athora heeft voorafgaand aan de zitting nog producties ingediend.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] is sinds 1 september 2009 in dienst van (een rechtsvoorganger(s) van) Athora, waar hij momenteel de functie van risk-manager bekleedt. [eiser] was bij indiensttreding al woonachtig in [woonplaats] en had Utrecht als standplaats.
1.2.
In 2016 heeft [eiser] een niertransplantatie ondergaan.
1.3.
In december 2020 is de standplaats van [eiser] van Utrecht naar Amstelveen verplaatst waardoor zijn reistijd heen en terug van 4:01 uur afnam tot 3:39 uur.
1.4.
Net als in eerdere reorganisaties binnen (de rechtsvoorganger(s) van) Athora gold op dat moment een Sociaal Plan (hierna: het Sociaal Plan) waarvan de looptijd is verlengd tot 31 december 2023. De tekst van het Sociaal Plan luidt (voor zover in deze zaak relevant) als volgt:
“VOOR WIE GELDT DIT SOCIAAL PLANDit Sociaal Plan is op jou van toepassing als je ingrijpende gevolgen ondervindt van een reorganisatie en je:- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebt, of (…)Dit Sociaal Plan is verder alleen op jou van toepassing als jouw arbeidsplaats vervalt, jouw functie vervalt of jouw standplaats wijzigt als gevolg van een reorganisatie (…).
STANDPLAATSWIJZIGINGIndien de reorganisatie een wijziging van je standplaats betekent, volg je in principe je werk.. Dit is alleen anders indien je reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt en meer dan 2 ½ uur retour per dagwordt, berekend op basis van de snelste route met het snelste vervoermiddel. In dat geval word je boventallig bij de reorganisatie. Wil je ondanks de toegenomen reistijd tot meer dan 2 ½ uur per dag toch graag je functie op de nieuwe standplaats vervullen, dan kun je dit kenbaar maken (uiterlijk) twee weken nadat je de bevestiging van boventalligheid hebt ontvangen. (…).”
1.5.
Bij boventalligheid bestaat op grond van het Sociaal Plan aanspraak op een beëindigingsvergoeding op basis van de wettelijke transitievergoeding vermenigvuldigd met een factor 1,6 en waarbij tevens rekening wordt gehouden met de wettelijke overgangsregeling zoals die op 31 december 2019 gold voor werknemers ouder dan 50 jaar, tot een maximum van € 150.000,-.
1.6.
In juli 2022 heeft Athora bij de OR een adviesaanvraag gedaan voor een verhuizing van haar kantoor in Amstelveen naar Amsterdam. Daarin is vermeld dat Athora verwacht dat er door een verhuizing 14 medewerkers vanwege de standplaatswijziging een toename van hun reistijd van boven de 2,5 uur retour per dag zullen krijgen en met toepassing van het Sociaal Plan boventallig worden, tenzij zij alsnog er voor kiezen het werk te volgen.
1.7.
De OR heeft positief (onder voorwaarden) geadviseerd over de verhuizing.
1.8.
In januari 2023 heeft [eiser] zijn leidinggevende gemeld te verwachten dat zijn reistijd zal toenemen door de verhuizing en hij bovendien vaak niet zal kunnen parkeren op de nieuwe locatie vanwege een klein aantal parkeerplaatsen waardoor hij gedwongen is betaald te parkeren of met het openbaar vervoer te reizen en hij daarom waarschijnlijk gebruik wil maken van de vrijwillige vertrekregeling uit het Sociaal Plan.
1.9.
Daarop heeft Athora hem laten weten dat [eiser] niet boventallig zal worden verklaard vanwege de standplaatswijziging en niet in aanmerking komt voor het Sociaal Plan.
1.10.
Op 6 februari 2023 heeft [eiser] een bezwaar ingediend bij de toetsingscommissie kort gezegd omdat hij van mening is aan de voorwaarden voor boventalligheid te voldoen omdat zijn reistijd van en naar werk door de verhuizing met 9 minuten toeneemt en meer dan 2,5 uur per dag is.
1.11.
De toetsingscommissie heeft op 11 april 2023 geoordeeld dat uit de tekstuele uitleg van het Sociaal Plan volgt dat medewerkers die al een reistijd retour hebben van 2,5 uur per dag niet als boventallig worden aangemerkt en dat alleen medewerkers die als gevolg van de standplaatswijziging een reistijd retour krijgen van meer dan 2,5 uur als boventallig zijn aan te merken. Daarbij hoeft niet te worden getoetst of sprake is van ingrijpende gevolgen. Voor [eiser] geldt bovendien niet dat sprake is van een evident onbillijke situatie in de zin van de hardheidsclausule uit het Sociaal Plan.
1.12.
Op 1 mei 2023 is Athora verhuisd van Amstelveen naar de [adres] .

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van Athora om hem binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis als boventallig aan te merken als gevolg van de standplaatswijziging van 1 mei 2023 op straffe van een dwangsom en Athora met de proceskosten te belasten.
3. Volgens [eiser] moet het Sociaal Plan aan de hand van de cao-norm worden uitgelegd. Anders dan Athora meent moet aan het woordje ‘wordt’ in de passage van het Sociaal Plan over de standplaatswijziging niet de betekenis worden verbonden dat, om voor boventalligheid in aanmerking te komen, sprake moet zijn van een cumulatie van twee voorwaarden, te weten dat de standplaatswijziging een toename van de reistijd retour meebrengt én dat als gevolg daarvan de reistijd retour boven de 2,5 uur uitkomt. Naar objectieve maatstaven moet aan het woordje ‘wordt’ de betekenis ‘bedraagt’ worden gegeven, omdat ‘wordt’ gelezen moet worden in relatie tot de berekening van de reistijd op de peildatum, zodat voldoende is dat de reistijd toeneemt en meer dan 2,5 uur bedraagt.
4. Voorts heeft [eiser] betoogd dat zijn vordering zich leent voor een kort geding omdat een beslissing daarop niet te complex is, [eiser] bij het gevorderde een spoedeisend belang heeft en het eventuele declaratoire karakter ervan het treffen van een voorlopige voorziening niet in de weg staat en gerechtvaardigd wordt door een billijke afweging van belangen van partijen.
5. Athora voert verweer dat zon nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

Beoordeling

6. Niet uitgesloten is dat de vorderingen van [eiser] ondanks het declaratoire karakter ervan onder omstandigheden in kort geding toewijsbaar zouden kunnen zijn, maar dan moet wel aannemelijk zijn dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] op grond van het sociaal plan als boventallig moet worden aangemerkt. Dat de bodemrechter tot dat oordeel zal komen, kan in dit kort geding evenwel niet met voldoende zekerheid worden aangenomen. Dat wordt hierna toegelicht.
7. Daarbij komt dat in dit kort geding met onvoldoende zekerheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [eiser] op grond van het sociaal plan als boventallig moet worden aangemerkt. Dat wordt hierna toegelicht.
8. In het Sociaal Plan is kort gezegd bepaald dat een werknemer boventallig wordt als zijn of haar reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt en meer dan 2 ½ uur retour per dag wordt. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop deze bepaling moet worden uitgelegd. Partijen zijn het er wel over eens dat de uitleg van deze bepaling moet worden uitgelegd aan de hand van de cao-norm. Op grond daarvan zijn bij de uitleg van een bepaling in een sociaal plan de bewoordingen waarin deze bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van het sociaal plan en een eventuele, voor derden kenbare, toelichting daarop in beginsel van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op een louter grammaticale uitleg van de tekst, maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen, waarbij, naast de taalkundige betekenis, ook acht dient te worden geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort, en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden (Hoge Raad 11 november 2005, JAR 2005, 286).
9. Tegen die achtergrond dient de bewuste bepaling naar voorlopig oordeel van de kantonrechter zo te worden uitgelegd dat er twee cumulatieve vereisten gelden, namelijk i) de reistijd moet toenemen en ii) de reistijd retour moet meer dan 2,5 uur worden. Naar gangbaar taalgebruik betekent de tweede voorwaarde (ii) dat een werknemer als gevolg van de standplaatswijziging een reistijd retour van meer dan 2,5 uur per dag krijgt terwijl dat voor de standplaatswijziging niet het geval was. Deze uitleg sluit aan bij de volgende zin uit het Sociaal Plan, waarin wordt gerefereerd aan een toegenomen reistijd tot meer dan 2 ½ uur per dag. In het Sociaal Plan zijn, anders dan [eiser] heeft betoogd, geen aanknopingspunten te vinden dat het woord “wordt” in de bepaling uit het Sociaal Plan moet worden begrepen als “bedraagt”. Dat in het Sociaal Plan niet met zoveel woorden staat vermeld dat het niet geldt voor werknemers die voor de standplaatswijziging al een reistijd hadden van meer dan 2 ½ uur per dag, is daarvoor niet voldoende. Nu de reistijd van [eiser] voor de verhuizing van Athora reeds meer dan 2 ½ uur per dag was, neemt zijn reistijd per dag niet toe tot meer dan 2 ½ uur per dag en is aan de tweede voorwaarde (ii) niet voldaan. Voorshands wordt dan ook aangenomen dat Athora zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] niet boventallig is.
10. De omstandigheid dat in het door Athora (met het oog op de voorgenomen verplaatsing van werkzaamheden) aan de ondernemingsraad gevraagde advies staat vermeld dat naar verwachting veertien werknemers door de standplaatswijziging een toename van hun reistijd zouden krijgen van meer dan 2 ½ uur retour per dag, maakt dat niet anders. Voor zover de adviesaanvraag al kan worden betrokken bij de uitleg van het Sociaal Plan, geldt dat daarin slechts wordt gesproken over een verwachting van het aantal werknemers van wie de reistijd zou toenemen tot meer dan 2 ½ uur. Onweersproken is gebleven dat op basis van het Sociaal Plan is vastgesteld dat er na de standplaatswijziging negentien werknemers waren met een reistijd retour van meer dan 2 ½ uur, waarvan tien werknemers boventallig zijn geworden. De overige negen werknemers, waaronder [eiser] , zijn niet boventallig verklaard omdat hun reistijd retour voor de standplaatswijziging al meer 2 ½ uur per dag was. In zoverre valt voorshands niet in te zien dat Athora haar interpretatie van het Sociaal Plan heeft gewijzigd nadat zij een positief advies van de ondernemingsraad had verkregen en evenmin waarom de door Athora gehanteerde uitleg van het Sociaal Plan in strijd komt met goed werkgeverschap.
11. [eiser] beroept zich verder op uitlatingen van een HR medewerker en een lid uit de ondernemingsraad. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven cao-norm, kunnen bij de uitleg van het Sociaal Plan aan dergelijke uitlatingen niet de door [eiser] gewenste gevolgen worden verbonden. Of Athora, zoals [eiser] heeft aangevoerd, voor 16 januari 2023 een andere gedragslijn volgde bij de uitleg van (voorgangers van) het Sociaal Plan, kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld en evenmin of in het verleden sprake is geweest van een onjuiste toepassing van het Sociaal Plan. Dat betoog van [eiser] kan op dit moment dan ook niet tot een ander oordeel leiden.
12. Het mag zo zijn dat, zoals [eiser] heeft aangevoerd, in het Sociaal Plan voor een acceptabele reistijd retour per dag kennelijk een grens is getrokken bij 2 ½ uur, maar dat neemt niet weg dat [eiser] al op het moment van indiensttreding (2009) zelf de keuze heeft gemaakt voor een reistijd langer dan 2 ½ uur per dag. Tegen die achtergrond en gelet op het feit dat het Sociaal Plan bij standplaatswijziging – zoals Athora onbestreden heeft aangevoerd – het volgen van werk tot uitgangspunt neemt, valt de uitleg van Athora voorshands ook niet als onredelijk aan te merken.
13. Bij deze stand van zaken, kan van de vraag of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering onbeantwoord blijven.
14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
weigert de voorziening als door [eiser] gevorderd;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Athora tot op heden begroot op € 529,- , een en ander voor zover verschuldigd inclusief btw;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,- aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.