ECLI:NL:RBAMS:2023:379

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
13/296254-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestaan van de overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Oostenrijk. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in China in 1987, die gedetineerd is in Nederland. De behandeling van het EAB vond plaats op 10 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, de rechtbank heeft geïnformeerd over de achtergrond van de zaak. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Comans, en een tolk in de taal Mandarijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De raadsman had aangevoerd dat de overlevering geweigerd moest worden op grond van artikel 13 OLW, omdat er geen geschokte rechtsorde in Oostenrijk zou zijn en het bewijs zich in Nederland zou bevinden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onderzoek in Oostenrijk is gestart en dat Oostenrijk de wens heeft geuit om vervolging in te stellen. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet van toepassing is, zelfs niet als de verdovende middelen vanuit Nederland zijn ingevoerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen belemmeringen zijn die zich daartegen verzetten. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.F. Ceelie. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/296254-22
RK nummer: 22/4869
Datum uitspraak: 24 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 23 november 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 20 april 2022 door het
Staatsanwaltschaft Krems an der Donau(Oostenrijk) – met toestemming van het
Landesgericht Krems an der Donau(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) – en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , China op [geboortedag] 1987,
verblijfadres: [adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A Comans, waarnemend voor mr. Y. Moszkowicz, beiden advocaat in Utrecht. De opgeëiste persoon is tevens bijgestaan door een tolk in de taal Mandarijn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Chinese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
gerechtelijk goedgekeurde lastgeving tot aanhoudingmet referentie
6 St 72/22yvan het
Openbaar Ministerie Krems an der Donau. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat deze lastgeving dateert van 27 april 2022.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Oostenrijks recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 13 OLW. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een geschokte rechtsorde in Oostenrijk, dat het bewijs zich in Nederland bevindt en dat het de voorkeur heeft om de opgeëiste persoon hier in Nederland te vervolgen.
De officier van justitie is van mening dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW omdat het onderzoek in Oostenrijk is gestart, Oostenrijk de wens heeft geuit om vervolging in te stellen door de uitvaardiging van het EAB, het bewijs zich in Oostenrijk bevindt, de rechtsorde daar is geschokt en de Nederlandse officier van justitie niet voornemens is om zelf vervolging in te stellen.
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB niet blijkt dat sprake is van een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De weigeringsgrond van artikel 13 OLW doet zich dan ook niet voor.
Zelfs als wordt aangenomen dat de verdovende middelen vanuit Nederland zijn ingevoerd en de voortgezette handeling – mede – op Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden, meent de rechtbank, gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, dat van de weigeringsgrond moet worden afgezien.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landesgericht Krems an der Donau(Oostenrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.