In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P. Macro, vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat op zijn woning was gelegd door gedaagde, die in Spanje verblijft. Het beslag was gelegd in het kader van een vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij gedaagde een bedrag van € 117.723,70 van eiser en zijn zus vorderde. Eiser had eerder een bankgarantie moeten stellen voor een bedrag van € 95.500,00 om het beslag op te heffen, maar het bleek niet mogelijk om deze bankgarantie te verkrijgen. In plaats daarvan heeft eiser het bedrag op de derdengeldrekening van zijn advocaat gestort en een akte zekerheidstelling overgelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel een bankgarantie niet was gesteld, het bedrag op de derdengeldrekening voldoende zekerheid bood voor gedaagde. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven onder de voorwaarde dat het bedrag in depot blijft staan totdat het hof uitspraak doet in het hoger beroep. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.522,14 werden begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate zekerheidstelling in civiele procedures en de mogelijkheden die partijen hebben om aan deze vereisten te voldoen.