Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen is uitgevaardigd. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1981 en gedetineerd in Nederland, was niet op de hoogte van het proces dat leidde tot het EAB, wat door zijn raadsman als een weigeringsgrond werd aangevoerd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij het proces, omdat hij geen adreswijziging heeft doorgegeven aan de Poolse autoriteiten. Hierdoor kon de rechtbank afzien van de weigeringsgrond op basis van artikel 12 OLW.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid en dat er geen andere weigeringsgronden zijn. De opgeëiste persoon kan niet worden gelijkgesteld met een Nederlander, omdat niet is aangetoond dat hij ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de autoriteiten in Polen voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf van vier jaar, zoals vermeld in het EAB.