4.Bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 6 mei 2020 tot en met 22 november 2022 in Nederland, niet-openbare gegevens, te weten
- Een database van de NKBV en/of een image van de server bergsportreizen.nl en
- Een database met adres- en persoonsgegevens van [dataset 9] en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 10] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 1] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 7] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 11] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 12] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 13] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 14] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 2] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 5] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 15] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 16] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 3] ’ en
- Een database/dataset met titel [dataset 2] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 17] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 18] ’ en
- Een database/dataset met titel ‘ [dataset 19] ’ en
Voorhanden heeft gehad en heeft verworven en/of ter beschikking van een ander heeft gesteld en/of aan een ander bekend heeft gemaakt en/of uit winstbejag voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het uit winstbejag voorhanden krijgen/hebben van deze gegevens wist dat deze door misdrijf waren verkregen;
Feit 2
in de periode van 28 december 2021 tot en met 22 november 2022 in Nederland gegevens, te weten
- phishing websites (te weten een kopie van de website trustwallet.com en een website die een sterke gelijkenis vertoond met de website op trustwallet.com) en
- phishing e-mails gericht op het verkrijgen van seed phrases (van een Trust Wallet) en
- bestanden met 2782 seed phrases
voorhanden heeft gehad en heeft verworven, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een in artikel 326 Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf dan wel een misdrijf omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
Feit 4
in de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 november 2022 in Nederland, meermalen, van voorwerpen, te weten: cryptovaluta ter waarde van in totaal 717.240,84 euro
- de herkomst heeft verhuld, dan wel
- heeft verhuld wie de rechthebbenden die voorwerpen waren, en
- heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden had
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf; en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 5
in de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 november 2022 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- cryptovaluta ter waarde van in totaal 320.191,75 euro en
- cryptovaluta ter waarde van in totaal 7.328,68 euro,
welke toebehoorden aan een of meer tot op heden onbekend gebleven personen, waarbij hij, verdachte de weg te nemen cryptovaluta onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten onrechtmatig verkregen seed phrases voor het toegang krijgen tot de inhoud van de crypto valuta wallets van een of meer tot op heden onbekend gebleven personen.
5. Strafbaarheid van de feiten
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat € 327.520,43 aan cryptovaluta onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en bewezen verklaard dat verdachte het voorwerp heeft witgewassen.
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, gelet in het bijzonder op de verhullende gedragingen van de verdachte met betrekking tot het voorwerp, welke gedragingen de rechtbank in dit verband redengevend acht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de criminele herkomst van het voorwerp te verbergen of te verhullen.
De rechtbank acht daarmee dit feit strafbaar. Ook de overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.