ECLI:NL:RBAMS:2023:3736

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
13/096039-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6a OLW en tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in Nederland

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het parket-generaal bij het hof van beroep Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Marokko, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, diefstal door twee of meer verenigde personen, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 1 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.S. Imamkhan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing verklaard, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en een gemachtigd advocaat had. De rechtbank heeft ook beoordeeld of de overlevering kon worden geweigerd op grond van artikel 6a OLW, dat bepaalt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.

De rechtbank concludeert dat de opgelegde vrijheidsstraf in België kan worden overgenomen en dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/096039-23
Datum uitspraak: 15 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 april 2022 door het parket-generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 juni 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S. Imamkhan, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het hof van beroep Antwerpen d.d. 25/11/2020 – C5 kamer, referentie 2019/PGA/832 (Griffienummer: 1291/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1748 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich de omstandigheid de in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een gemachtigd advocaat had die hem tijdens het proces ook daadwerkelijk heeft verdedigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in België opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4 weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De raadsvrouw heeft verzocht om geen bevel gevangenhouding op grond van artikel 27, vierde lid, OLW af te geven vanwege de persoonlijke omstandigheden en medische situatie van de opgeëiste persoon. Op deze manier kan hij zijn zaken regelen en zichzelf melden om de gevangenisstraf uit te zitten.
De rechtbank gaat voorbij aan dit verzoek van de raadsvrouw. Dit bevel gevangenhouding is bedoeld om de tenuitvoerlegging van de door Nederland overgenomen straf te garanderen. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon, zijn die omstandigheden niet zodanig zwaarwegend dat zou moeten worden afgezien van het geven van het hiervoor bedoelde bevel dan wel dit bevel gelijk te schorsen.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 140 en 311 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6a, en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het parket-generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.