ECLI:NL:RBAMS:2023:3715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/335846-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. Het EAB, dat op 9 november 2022 was uitgevaardigd en later werd aangevuld, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1969, in verband met illegale handel in verdovende middelen. De behandeling van de zaak vond plaats op 16 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, de rechtbank vertegenwoordigde en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.M.A.J. Goris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die waarborgden dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland naar Nederland zou worden teruggebracht voor de uitvoering van de straf. De rechtbank oordeelde dat deze garantie voldoende was.

De verdediging voerde aan dat de overlevering op grond van artikel 13 OLW moest worden geweigerd, omdat de feiten grotendeels in Nederland zouden zijn gepleegd. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de Duitse autoriteiten de opgeëiste persoon willen vervolgen en het bewijs en de medeverdachten zich in Duitsland bevinden. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon worden toegestaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/335846-22
RK nummer: 23/178
Datum uitspraak: 23 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 16 januari 2023 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 november 2022 door het
Amtsgericht Münster, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), aangevuld (wegens een ontbrekende bladzijde in de vertaling) met een op 20 januari 2023 uitgevaardigd EAB (hierna tezamen aangeduid als: het EAB) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M.A.J. Goris, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van 19 oktober 2022 uitgevaardigd door het
Amtsgericht Münster(23 Gs 5719/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Münster(Duitsland) heeft op 8 maart 2023 ten behoeve van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
In the event of a prison sentence, I guarantee the return of the sentenced person to the kingdom of the Netherland for the execution of the sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • met het uitvaardigen van het EAB hebben de Duitse justitiële autoriteiten de wens kenbaar gemaakt om de opgeëiste persoon te vervolgen;
  • het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Duitsland;
  • de medeverdachten bevinden zich in Duitsland;
  • de verdovende middelen zijn in Duitsland aangetroffen, zodat de rechtsorde daar is aangetast;
  • het Nederlandse openbaar ministerie is niet voornemens om de opgeëiste persoon te vervolgen.
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering op grond van artikel 13 OLW moet worden geweigerd. Het grootste deel van de feiten is in Nederland gepleegd. Het ligt daarom ook niet voor de hand dat het onderzoek in Duitsland zou zijn aangevangen. Dat de bewijsmiddelen zich in Duitsland bevinden, doet daar niet aan af, want deze kunnen worden overgedragen aan Nederland. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw aanhouding van de zaak, om onder meer bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te vragen in welk land het onderzoek is aangevangen.
De rechtbank stelt voorop dat:
  • aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn en
  • de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB blijkt dat de Duitse autoriteiten de opgeëiste persoon willen vervolgen. Bovendien blijkt uit het EAB dat een groot deel van de drugs naar Duitsland is vervoerd, althans bestemd was voor de Duitse markt, zodat de Duitse rechtsorde is aangetast door deze feiten
.Tot slot bevinden de bewijsmiddelen en de medeverdachten zich in Duitsland. In dat licht bezien, vormt het gegeven dat de feiten worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Waar het onderzoek exact is aangevangen, is, gelet op het voorgaande, irrelevant.
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank verwerpt het verweer en ziet daarom geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere informatie te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Münster(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.