ECLI:NL:RBAMS:2023:3714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/014886-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en genoegzaamheidsverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland. Het EAB, dat op 2 januari 2023 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Vietnam in 1968, die in Nederland gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 16 maart 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsman voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam was, omdat de naam van de opgeëiste persoon niet was vermeld en de beschrijving van de verdenking onduidelijk bleef. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB voldeed aan de eisen van genoegzaamheid en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon, en verwierp het verweer van de raadsman.

Daarnaast werd de garantie van de Duitse autoriteiten besproken, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan indien hij in Duitsland werd veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in Duitse detentiecentra, zoals door de raadsman werd gesteld. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/014886-23
RK nummer: 23/203
Datum uitspraak: 30 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 januari 2023 door het
Amtsgericht Trier,Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboortedag] (Vietnam) op [geboorteplaats] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Trierop 30 september 2022 (referentie: 35b Gs 3549/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam is en dat de overlevering daarom moet worden geweigerd. In het EAB is niet de naam van de opgeëiste persoon vermeld en is slechts vermeld dat het gaat om een Aziatische staatsburger, maar waarop de verdenking jegens de opgeëiste persoon verder is gebaseerd, blijft onduidelijk. Subsidiair verzoekt de raadsman de zaak aan te houden, om op dit punt nadere informatie bij de uitvaardigende justitiële autoriteit op te vragen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Het EAB voldoet aan de eisen van genoegzaamheid; de specialiteit is gewaarborgd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van het in vereniging exploiteren van hennepkwekerijen in Wilsecker, in de periode van 20 juli 2020 tot en met 10 december 2020. Bovendien zijn de personalia van de opgeëiste persoon in de kop van het EAB genoemd, waarna hij in de feitsomschrijving als ‘verdachte’ wordt aangeduid. Ten aanzien van de aard van zijn betrokkenheid is in het EAB vermeld dat sprake is van medeplichtigheid. Het is daarmee duidelijk waarvoor de overlevering wordt verzocht. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het EAB geen informatie hoeft te bevatten over de gronden waarop de verdenking is gebaseerd. Dat is een Duitse aangelegenheid.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer en ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere informatie te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwältin Trier(Duitsland) heeft op 8 februari 2023 de volgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:
With reference to your inquiry of 06.02.2023 I hereby assure you that in the event of a conviction of the defendant to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Duitse detentieomstandigheden

De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd wegens een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Duitse detentiecentra.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat van slechte detentieomstandigheden in Duitsland geen sprake is. Artikel 11 OLW staat niet aan overlevering in de weg staat.
De rechtbank overweegt als volgt. Het standpunt van de raadsman is op geen enkele manier onderbouwd met stukken met betrekking tot de situatie in Duitse detentiecentra. De rechtbank beschikt ook niet ambtshalve over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit volgt dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Duitsland zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Trier(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James Pater, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.