8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en aan oplichting. Verdachte heeft gepoogd aangever te bewegen tot betaling van duizend euro, waarbij hij aangever heeft bedreigd door onder meer een filmpje te sturen waarin een automatisch vuurwapen te zien is en waarop zijn eigen stem te horen is. Dit soort feiten maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij het slachtoffer in het bijzonder. Dit is in de onderhavige zaak ook het geval, zoals blijkt uit de aangifte en de vordering benadeelde partij waarin aangever [persoon] de gevolgen van het feit uiteen heeft gezet.
Bovendien heeft verdachte aangever opgelicht door zich voor te doen als tussenpersoon voor de verhuur van een woning. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van een woningzoekende in de huidige Nederlandse huizenmarkt voor zijn eigen financiële gewin. De woningnood is hoog en de vraag is vele malen groter dan het aanbod. Mensen op zoek naar een woning zijn daardoor bereid veel geld neer te leggen om een dak boven hun hoofd te kunnen verzekeren – dat blijkt ook in de onderliggende zaak, waar aangever in totaal € 1.150,00 betaalde voor een woning waarvan hij de sleutel nog niet had. Het handelen van de verdachte brengt schade toe aan het vertrouwen in het financiële verkeer en zorgt eveneens voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld voor strafbare feiten. Dat weegt in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsrapport van 5 mei 2023, dat is opgemaakt over verdachte. De reclassering schrijft dat verdachte een moeizame jeugd heeft gehad met veel hulpverlening, maar dat verdachte desondanks opnieuw is gerecidiveerd. De reclassering acht een strak kader met bijzondere voorwaarden dan ook geïndiceerd om het recidiverisico te doen verminderen. Dit strakke kader zou volgens de reclassering moeten bestaan uit een meldplicht, diagnostiek, ambulante behandeling, dag- en vrijetijdsbesteding, inkomen- en schuldhulpverlening, begeleid wonen, een contactverbod met aangever en een locatiegebod en -verbod met elektronisch toezicht.
Verdachte komt gezien zijn leeftijd in aanmerking voor het ASR, maar de reclassering adviseert verdachte middels het volwassenen strafrecht te berechten. Zij komt tot dit advies op basis van het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming, die schrijven dat jarenlange jeugdhulpverlening niet is aangeslagen en verdachte pedagogisch niet beïnvloedbaar is.
Tenslotte schrijft de reclassering dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in grote lijnen goed meewerkt aan het reclasseringstoezicht.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen op de zaak van verdachte. Hoewel de rechtbank oog heeft voor hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht met betrekking tot ComeOn! hulpverlening en de rechtbank de absolute overtuiging heeft dat deze organisatie verdachte goede begeleiding kan bieden, vormt dat onvoldoende reden om het ASR toe te passen. Daarbij speelt een grote rol dat de begeleiding van verdachte door de volwassenenreclassering sinds zijn schorsing goed verloopt.
De rechtbank wil de positieve lijn die zich heeft ingezet sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet doorbreken. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte, mede gelet op zijn jonge leeftijd, deze (laatste) kans krijgt om zijn leven op de rit te krijgen en zich niet meer schuldig te maken aan strafbare feiten. Daar is niet alleen verdachte, maar ook de maatschappij bij gebaat. De rechtbank benadrukt daarbij dat verdachte dit moet zien als een ‘
point of no return’ en hoopt dat verdachte deze kans met beide handen aangrijpt. De rechtbank heeft vertrouwen in verdachte dat hij dit kan en ook zal doen, mede door hetgeen hij sinds zijn schorsing heeft laten zien.
Na het ontstaan van de huidige verdenking is verdachte veroordeeld door de politierechter in Amsterdam. Daarmee houdt de rechtbank rekening conform artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 166 dagen op te leggen, met aftrek van het voorarrest, en waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het onvoorwaardelijke deel van de straf is daarmee gelijk aan het voorarrest, zodat verdachte niet terug in detentie hoeft. Op die manier kan het reclasseringstraject, onder toezicht van de volwassenenreclassering, zich voortzetten. Wel zal de rechtbank de reclassering de opdracht geven om na te gaan in welke mate (gefinancierde) betrokkenheid van ComeOn! hulpverlening mogelijk is binnen het kader dat aan verdachte zal worden opgelegd.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte begeleid blijft worden en zal daarom de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan de proeftijd verbinden, met uitzondering van het locatiegebod en -verbod, het contactverbod en het elektronische toezicht. De rechtbank wijkt daarmee af van de vordering van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de inbreuk die deze voorwaarden maken op de persoonlijke levenssfeer van verdachte niet in verhouding staat tot de ernst van de gepleegde feiten, zeker niet wanneer deze voorwaarden, zoals gevorderd, voor de gehele duur van de proeftijd zouden gelden. De meldplicht, diagnostiek, ambulante behandeling, dag- en vrijetijdsbesteding, inkomen- en schuldhulpverlening en het begeleid wonen zullen wel als voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank grondt dat oordeel op de justitiële documentatie van verdachte waarop geweldsmisdrijven staan, en hetgeen hiervoor is vermeld met betrekking tot feit 1 en de voor dat feit bewezenverklaarde bedreiging met geweld. De rechtbank zal daarom voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Omdat de rechtbank verder van oordeel is dat verdachte tevens de consequenties van zijn handelen direct moet ondervinden, zal zij ook een taakstraf voor de duur van 80 uren opleggen, bij niet voldoen te vervangen door 40 dagen hechtenis.