ECLI:NL:RBAMS:2023:3707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/186858-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorhanden hebben van knalvuurwerk en bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben van drugs

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 juni 2020 in Amsterdam werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs en knalvuurwerk. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 20 april 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A. Çimen, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van middelen die op de lijst I van de Opiumwet staan en het voorhanden hebben van knalvuurwerk van categorie II.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van het knalvuurwerk dat in haar woning was aangetroffen. Daarom is de verdachte van dit feit vrijgesproken.

Wat betreft feit 1, het opzettelijk aanwezig hebben van drugs, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen was op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij al geruime tijd abstinent is van drugs. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak meegewogen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/186858-20
Datum uitspraak: 20 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende op het adres:
[adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.M. van der Veen en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. A. Çimen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich
1. op 10 juni 2020 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van middelen opgenomen op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 10 juni 2020 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten knalvuurwerk (Cobra) omwikkeld met tape met meerdere schroeven en spijkers.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs en de waardering daarvan

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit. Dat kan worden bewezen op basis van het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de drugs zich in het huis van verdachte bevonden en de bekennende verklaring van verdachte dat zij de drugs voorhanden had voor eigen gebruik.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan dit standpunt.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw niet wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 2 is ten laste gelegd. De vuurwerkbom is weliswaar aangetroffen in het huis waar verdachte woont, maar het is niet vast komen te staan dat zij zich daarvan ook in voldoende mate bewust was en daarover de beschikkingsmacht had. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, het proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2020 (p. 8 en 9) en de rapporten van de drugsonderzoeken (p. 24 en 25).
De rechtbank stelt vast dat voor dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met voornoemde opgave van de bewijsmiddelen, op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 juni 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 19 pillen van een materiaal bevattende MDMA, 10 gram van een materiaal bevattende methamfetamine, 84 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 1,45 liter GHB.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Straftoemeting

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 120 uur zal worden opgelegd, te vervangen door 60 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel op te leggen. Daaraan heeft zij – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat strafoplegging geen toegevoegde waarde heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is van heel ver moeten komen en dat is haar gelukt, voornamelijk op eigen kracht en met hulp van familie. Oplegging van een straf zou dat doorkruisen. Van recidivegevaar is geen sprake aangezien verdachte inmiddels al lang clean is. Ook is de redelijke termijn waarbinnen de zaak had moeten worden afgedaan, overschreden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van na te noemen beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte, de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportages en de e-mail van de reclassering van 18 april 2023.
Verdachte heeft op 10 juni 2020 een aanzienlijke hoeveelheid drugs voorhanden gehad. Het ging hierbij om verschillende soorten harddrugs. Dat is een strafbaar feit. Dat drugs slecht zijn voor de volksgezondheid en tot ernstige overlast leidt, is algemeen bekend en heeft verdachte zelf aan den lijve ondervonden. Uit het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting komt ook het beeld naar voren dat verdachte vanuit haar woning heeft gedeald. Inmiddels is verdachte echter goed bezig haar leven weer op de rit te krijgen. Zij is al een tijd abstinent van drugs en heeft een dagbesteding die in balans is met haar belastbaarheid.
De rechtbank ziet geen reden deze balans en daarmee het herstel van (het leven van) verdachte te verstoren door het opleggen van een straf of maatregel. Daarbij komt dat de redelijke termijn waarbinnen deze zaak had moeten worden afgedaan met bijna zes maanden is overschreden. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte op 11 januari 2023 door de politierechter van deze rechtbank is veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (onder meer voor een soortgelijk feit gepleegd op 20 november 2020), waardoor toepassing van de samenloopregeling van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de orde is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank meent dat niet langer enig strafdoel bij oplegging van een straf op maategel is gediend en zal daarom niet overgaan tot het opleggen van een straf of maatregel.

9.Geen straf of maatregel

De rechtbank zal verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

10.Beslag

Onder verdachte is een Nederlands rijbewijs in beslag genomen. Verdachte kan niet als de rechthebbende van dit rijbewijs worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit rijbewijs wordt teruggeven aan de uitgevende instantie.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Gelast de teruggaveaan
de uitgevende instantievan:
Identiteitspapieren (Rijbewijs) (goednummer: [… ]).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2023.
[… ]
[… ]