8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [persoon 1] met een gebroken glazen flessenhals meermaals in zijn gezicht te slaan. Dit is een zeer ernstig feit waarmee verdachte een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van [persoon 1] . Ook uit de slachtofferverklaring van [persoon 1] en zijn vordering tot schadevergoeding blijkt hoezeer het handelen van verdachte ernstige gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft. [persoon 1] wordt dagelijks herinnerd aan het handelen van verdachte door een groot litteken op zijn gezicht en hij ervaart onverminderd gevoelens van angst en onveiligheid, waarvoor hij psychologische hulp krijgt. Bovendien draagt een dergelijk misdrijf ook bij aan het veroorzaken van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij, temeer omdat het feit zich in het openbaar – op een drukke straat – en in het bijzijn van getuigen heeft afgespeeld.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit en een diensttelefoon. Daarmee heeft verdachte hinder en schade toegebracht aan de slachtoffers.
De persoon van verdachte
Verdachte leidt al jarenlang een ontheemd bestaan en zwerft door Europa.
De rechtbank heeft acht geslagen op de internationale justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in verschillende Europese landen veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten – waaronder ook geweldsdelicten. Dat weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte.
Strafmaat / maatregel
Bij het opleggen van de straf en maatregel ligt het zwaartepunt op de bewezenverklaarde poging doodslag. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden. De hiervoor genoemde factoren, zoals de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de verminderde toerekenbaarheid daarvan aan verdachte, maken dat de rechtbank in enigszins matigende zin afwijkt van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank vindt het niet verantwoord dat verdachte na deze gevangenisstraf en zonder dat het recidivegevaar is weggenomen terugkeert in de maatschappij.
Uit de Pro Justitia Rapporten van 14 april en 27 maart 2023, opgemaakt door GZ psycholoog R. Sterk en psychiater O.M. Guddat volgt dat verdachte ernstige psychische (persoonlijkheids)problematiek heeft naast een stoornis in het alcoholgebruik. De psycholoog rapporteert dat verdachte statistisch gezien binnen de groep met een hoge kans op herhaling van agressief gedrag valt. Een meer op de persoon van verdachte toegespitste inschatting op basis van de geconstateerde psychische problematiek leidt tot de conclusie dat zijn middelengebruik in combinatie met de overig geconstateerde psychische problematiek kan leiden tot agressief gedrag. Ook de psychiater schat de kans dat verdachte opnieuw gewelddadig gedrag zal vertonen, groot in, omdat zelfcontrole in beperkte mate aanwezig is en snel wegvalt bij frustratie en boosheid, zeker in combinatie met alcoholgebruik en sociaal maatschappelijke problemen. Om dit hoge risico op gewelddadig gedrag te beperken vinden de rapporteurs behandeling van verdachtes psychische problematiek in een forensische kliniek aangewezen. Kaders waarbij intrinsieke motivatie voor behandeling nodig is vallen af, omdat verdachte nauwelijks ziektebesef en -inzicht heeft en daarom niet gemotiveerd is voor een behandeling. In de visie van de rapporteurs dient vanwege deze recidiverisciotaxatie afgezet tegen verdachtes ziekelijke stoornissen een behandeling in een strafrechtelijk kader plaats te vinden. Zij adviseren daarom een behandeling van verdachte in het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank dan ook gelet op de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportagen, een TBS-maatregel met dwangverpleging aan verdachte opleggen.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan.
De bewezenverklaarde poging tot doodslag betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel.
Het is van groot belang dat verdachte voor zijn psychische problematiek en alcoholstoornis wordt behandeld, zodat de maatschappij beschermd wordt tegen gedragingen van verdachte zoals waar het in deze zaak om draait. Verdachte heeft geen ziektebesef en inzicht en heeft expliciet aangegeven niet mee te zullen werken aan een vrijwillige behandeling. De rechtbank ziet daarom geen alternatief voor de TBS-maatregel met dwangverpleging.
Omdat de TBS-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag (het onder 1 primair bewezen geachte feit), kan de maatregel langer duren dan vier jaar.