ECLI:NL:RBAMS:2023:3697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/103472-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met volledige ontoerekeningsvatbaarheid en TBS met dwangverpleging

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 april 2022 in Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1995 en momenteel gedetineerd, de brand heeft aangestoken in haar woning, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en gevaar voor de bewoners en omwonenden. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, de opzettelijke brandstichting bewezen verklaard, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Plas, betoogde dat de verklaringen van de verdachte onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte, die in verwarde toestand werd aangetroffen na de brand, wel degelijk betrouwbaar zijn en in overeenstemming met het forensisch bewijs.

De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen. Uit een Pro Justitia rapportage bleek dat de verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en een psychotische ontregeling met paranoïde waan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de brand niet in staat was om de gevolgen van haar handelen te begrijpen, en heeft haar daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling in een beveiligde omgeving. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, maar heeft wel de terbeschikkingstelling gelast, om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/103472-22
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op [adres verdachte] ,
nu gedetineerd in: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. S. Plas, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich omstreeks 25 april 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opzettelijke brandstichting wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft op verschillende momenten bekend de brand te hebben gesticht. Die verklaringen worden ondersteund door het forensisch politieonderzoek en de bevindingen van het NFI.
4.2
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw het verzoek naar voren gebracht om geen acht te slaan op de eigen verklaringen van verdachte, omdat deze onbetrouwbaar zijn.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft de rechtbank verzocht geen acht te slaan op haar verklaringen, omdat deze niet betrouwbaar zouden zijn. Haar verzoek is echter niet onderbouwd. De rechtbank heeft op basis van het dossier onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen zoals afgelegd door verdachte, voor zover zij daarin heeft verklaard dat ze de brand heeft aangestoken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verklaringen van verdachte in zoverre aansluiten bij de overige bevindingen in het dossier. De brand is volgens het forensisch onderzoek zeer waarschijnlijk ontstaan in de slaapkamer waar verdachte gebruik van maakte. Verdachte wordt in de ochtend na de brand in verwarde toestand aangetroffen bij een zorginstelling. Al in het eerste gesprek met de politie in die zorginstelling laat verdachte een aansteker zien, en bevestigt zij op vragen van de politie dat zij daarmee haar woning in brand heeft gestoken. Voor zover de verdachte vindt dat haar verklaringen buiten beschouwing moeten worden gelaten, omdat zij niet in staat is gesteld om met behulp van een leugendetector haar onschuld te bewijzen, wijst de rechtbank erop dat een dergelijke gevolgtrekking geen steun vindt in het recht.
De rechtbank zal daarom wel acht slaan op de verklaringen.
4.3.2
Beoordeling van het feit
De rechtbank stelt vast dat verdachte omstreeks 25 april 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning aan [adres verdachte] , door brandbare stoffen op de vloer aan te steken met een aansteker.
Verdachte heeft op verschillende momenten verklaard brand te hebben gesticht met een aansteker. Bij het forensisch onderzoek op de plaats delict zijn vluchtige koolwaterstoffen op de vloer in een slaapkamer op de eerste verdieping aangetroffen. Verbalisanten hebben ook een samengeknepen fles spiritus aangetroffen in de keuken.
De brand is aangestoken in een rijtjeshuis. De rechtbank is van oordeel dat daardoor er een gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Het gaat daarbij om de woning en aangrenzende woningen zelf, als om de zich daarin bevindende goederen. Een groot deel van de inboedel van het huis is beschadigd en verschillende ruiten zijn gesprongen. De vlammen sloegen uit het dak van het huis, zodat het een uitslaande brand betrof. De zolder van het huis is grotendeels afgebrand. Ook het huis rechts van de in brand gestoken woning heeft schade opgelopen door de brand. De ventilatiepijp op het dak en zonnepanelen zijn beschadigd. Uit het dossier blijkt verder dat er sprake was van rookontwikkeling.
Bovendien is er naar het oordeel van de rechtbank een (levens)gevaar voor personen te duchten is geweest. De moeder en de broer van verdachte waren beiden thuis op het moment van de brandstichting. De broer van verdachte heeft veel rook ingeademd. Ook de buren in de aangelegen woningen waren thuis ten tijde van de brandstichting. De kans dat deze personen zouden overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen als gevolg van de brandstichting was daarom naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
omstreeks 25 april 2022 te Amsterdam, opzettelijk brand heeft gesticht in de woning op [adres verdachte] , immers heeft zij verdachte toen en aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met goederen in die woning, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die woning en de daarin aanwezige inboedel gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en waarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die woning en aangrenzende woningen en de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning en de aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte naar voren gebracht dat verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging en doet daarom een beroep op noodweer. Zij heeft de brand gesticht omdat haar moeder en broer haar zouden martelen met een hart-long machine. Verdachte zou daarom onschuldig zijn, maar zij is niet in de gelegenheid gesteld deze onschuld aan te tonen door een verklaring af te leggen met een leugendetector.
6.2
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie was er geen sprake van noodweer.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het – niet onderbouwde – verweer van verdachte dat zij uit noodweer heeft gehandeld. Het is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, te weten een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zichzelf noodzakelijkerwijs moest verdedigen. Een verklaring van verdachte afgelegd aan een leugendetector zou geen verandering brengen in dit oordeel. Daargelaten dat het Nederlandse systeem voor strafvordering geen mogelijkheden kent om in het kader van de waarheidsvinding een leugendetector in te zetten, zou de uitkomst van een dergelijk onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen bijdragen aan het vaststellen van de aannemelijkheid van het door verdachte geopperde noodweerscenario.
7. De strafbaarheid van verdachte
7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard, gelet op de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de rapportages over verdachte voert de raadsvrouw namens verdachte aan dat de rechtbank hier geen acht op zou moeten slaan. De conclusies zijn onjuist en verdachte was niet psychotisch ten tijde van de brandstichting.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de Pro Justitia Rapportage van 8 december 2022, opgesteld door psychiater I.F.F.M. Elzakkers en GZ-psycholoog I.W.J. ten Post. Verdachte heeft haar medewerking aan het onderzoek deels geweigerd, maar de rapporteurs hebben wel een advies uit kunnen brengen.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit bij verdachte sprake was van een autismespectrumstoornis en een psychotische ontregeling met paranoïde waan. Dit waansysteem wordt door de rapporteurs “hardnekkig en bizar” genoemd. In het verlengde van de psychotische waan kan worden gesproken van een stoornis in het denken van verdachte. Er is zodoende sprake van denkfouten bij verdachte en zij kan de betekenis van haar handelen voor anderen niet begrijpen. Er is sprake van ernstige oordeel- en kritiekstoornissen, gestoord oorzaak-gevolg denken en van falende realiteitstoetsing. Door de psychotische ontregeling waaraan verdachte in ieder geval ten tijde van het feit aan leed, beschikte zij niet over de nodige remmingen om haar gedrag bij te sturen. De rapporteurs adviseren dan ook om het feit geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft geen reden om aan de conclusies van de rapporteurs te twijfelen en neemt deze over. Het bewezen verklaarde feit kan verdachte wegens een ziekelijke stoornis geheel niet worden toegerekend. Verdachte wordt dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de maatregel

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: de TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Opzettelijke brandstichting is een zeer ernstig feit. Uit de getuigenverklaring van de moeder blijkt dat de woningbrand bij haar paniek heeft veroorzaakt, ook omdat zij tijdens de brand in de veronderstelling was dat haar dochter, verdachte, nog in de woning aanwezig was. De broer van verdachte, die op zolder sliep, is blijkens zijn verklaring ternauwernood aan de brand ontsnapt. Ook op de buren heeft de brand, zo blijkt uit hun verklaringen, een diepe indruk achtergelaten. Daarnaast heeft de brand grote materiële schade veroorzaakt die voor de familie van verdachte, zo bleek ter terechtzitting, nog steeds financiële onzekerheid meebrengt.
Het is gebleken dat verdachte de consequenties van haar handelingen niet kan inzien en dat zij de betekenis van haar handelen voor anderen ook niet kan begrijpen. Verdachte zal om die reden worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zodat aan haar geen straf kan worden opgelegd.
Voor een antwoord op de vraag of aan verdachte een strafrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten over verdachte.
In de aanloop naar haar strafzaak heeft verdachte volhard in haar weigering om met een psychiater in gesprek te gaan of op andere wijze mee te werken aan de (noodzakelijke) onderzoeken naar haar geestesvermogens. Om die reden is op 22 juni 2022 de vordering van de officier van justitie om verdachte ter observatie over te brengen naar het Pieter Baan Centrum, toegewezen. Daar is verdachte van 30 augustus 2022 tot en met 11 oktober 2022 opgenomen en geobserveerd. Betrokkene werd onderzocht door een multidisciplinair team dat bestond uit een psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en
een groepsleider. Op basis van dit onderzoek hebben de psychiater en de psycholoog gezamenlijk een advies uitgebracht aan de rechtbank.
Zij schatten het gevaar op recidive als hoog in, omdat er nog steeds sprake is van een psychotische waan bij verdachte. Haar denkfouten zijn onverminderd aanwezig. Wanneer verdachte onbehandeld blijft, zich niet in een beschermende context bevindt en geen intensieve zorg ontvangt, zal zij hoogstwaarschijnlijk opnieuw verward raken. Het risico dat deze verwarring leidt tot het opnieuw plegen van soortgelijke feiten, wordt hoog ingeschat. De rapporteurs achten langdurige behandeling binnen een gestructureerde context met een hoog beveiligingsniveau dan ook noodzakelijk. Door de rapporteurs is overwogen om een zorgmachtiging te adviseren, maar zij achten het niet haalbaar om binnen dat kader de benodigde behandeling vorm te geven. Bovendien is verdachte eerder klinisch opgenomen geweest met een zorgmachtiging, gevolgd door ambulante zorg, maar deze opname heeft niet kunnen voorkomen dat zij het bewezenverklaarde feit pleegde.
De rapporteurs adviseren dan ook om aan verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank neemt dit advies over.
Op grond van de Pro Justitia rapportage stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de brandstichting bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens zoals hiervoor onder 7.3 nader omschreven. Daarbij is sprake van een hoog recidiverisico. Verdachte heeft weinig ziektebesef en werkt niet (vrijwillig) mee aan een behandeling. Dat blijkt ook uit haar volharde weigering om mee te werken aan de in het kader van deze strafzaak verrichte onderzoeken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Dit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Om deze reden en vanwege de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en bepalen dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat de bewezen geachte brandstichting een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde
niet strafbaaren
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat zij
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2022.
[...]
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]