ECLI:NL:RBAMS:2023:3696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/096445-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging voor poging tot zware mishandeling in verband met geslaagd beroep op noodweerexces

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2022 in Amsterdam met een hockeystick op het hoofd en lichaam van een slachtoffer heeft geslagen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, de poging tot doodslag als wettig en overtuigend bewezen willen verklaren, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Bruijn, pleitte voor vrijspraak op basis van noodweer en noodweerexces. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer in een conflict verwikkeld waren, waarbij het slachtoffer de verdachte had uitgescholden en met een hockeystick op hem afkwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar dat hij bij de uitoefening van zijn zelfverdediging te ver was gegaan. De rechtbank concludeerde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, maar dat de poging tot zware mishandeling wel bewezen was. Uiteindelijk werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van noodweerexces, omdat de rechtbank aannam dat de verdachte handelde vanuit een hevige gemoedsbeweging door de aanval van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen hockeystick bewaard blijft ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/096445-22
Datum uitspraak: 7 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 16 april 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] , door hem met een hockeystick op zijn hoofd en lichaam te slaan.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het staat vast dat verdachte [slachtoffer] (hierna: aangever) meermaals met een hockeystick op zijn hoofd heeft geslagen. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zou komen te overlijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag. Verdachte heeft geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van aangever. Uit het dossier blijkt niet hoe hard met de hockeystick is geslagen en ook niet hoe hard en van welk materiaal de hockeystick was. Het letsel van aangever is aanzienlijk minder ernstig dan gebruikelijk wanneer op het hoofd wordt geslagen met een hockeystick. De raadsman heeft daarom bepleit dat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van aangever. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte vrijwillig is gestopt is met slaan en uit zichzelf is weggelopen. Dat is een contra-indicatie voor het aanvaarden van de – indien aanwezig geachte – aanmerkelijke kans op de dood van aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever en verdachte wonen bij elkaar in de straat. Op 16 april 2022 heeft aangever, die buiten voor de deur op een stoel zat, verschillende keren “homo” tegen verdachte geroepen. Verdachte heeft verklaard dat hij vaak op deze wijze door aangever werd uitgescholden. Verdachte is toen naar aangever toegelopen om het ‘uit te vechten’. Aangever is daarop zijn woning ingegaan en heeft een hockeystick gepakt. Uit de uitgewerkte beelden van de bodycamera’s van de verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen, blijkt dat aangever na het incident heeft verklaard dat hij zelf met de hockeystick naar buiten is gekomen. Dat de hockeystick door aangever is gepakt, wordt ook bevestigd door een buurtbewoonster. Vervolgens is aangever teruggelopen naar verdachte en heeft verdachte – voor diens woning – op zijn knie geslagen. Aangever heeft, net als verdachte, verklaard dat verdachte hem daarna heeft getackled. Verdachte heeft de hockeystick van aangever afgepakt en aangever daarmee meermaals op zijn hoofd en armen geslagen. Verdachte is gestopt met slaan toen de hockeystick brak en is hierna zijn woning binnengegaan. Aangever heeft daarna de politie gebeld.
Aangever had verschillende scheurwonden en bloeduitstortingen op zijn hoofd en schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn armen.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij één keer met de hockeystick heeft geslagen, maar dat hij – gelet op het letsel van aangever – inziet dat dit vaker moet zijn geweest.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever op 16 april 2022 in Amsterdam meermaals op zijn hoofd en lichaam heeft geslagen met een hockeystick.
4.3.1
Vrijspraak poging doodslag
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de poging doodslag op basis van het dossier niet kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. Het dossier bevat onvoldoende informatie om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat het herhaaldelijk slaan met de hockeystick op het hoofd en lichaam van aangever de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever als het gevolg daarvan zou komen te overlijden. De omstandigheid dat de hockeystick is gebroken lijkt erop te duiden dat met forse kracht is geslagen, maar uit niets blijkt of deze is gebroken bij het slaan tegen het hoofd of bij het slaan tegen het lichaam. In dat laatste geval zal de kans op dodelijk letsel, naar algemene ervaringsregels, aanmerkelijk lager zijn dan bij het slaan tegen het hoofd. Verder is naar de staat van de hockeystick geen onderzoek gedaan, zodat niet is uit te sluiten dat deze ook al bij een geringe krachtsinwerking kon breken. Een contra-indicatie voor het aannemen van een aanmerkelijke kans op de dood is het feit dat aangever al daags na het incident tegen de politie verklaart dat hij geen hoofdpijn meer had, zodat zelfs van een milde hersenschudding geen sprake lijkt te zijn geweest. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
4.3.2
Poging tot zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat de poging tot zware mishandeling van aangever wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft meermaals met een hockeystick op het hoofd van aangever, waarin zich kwetsbare delen bevinden, geslagen. Ook zonder de in de vorige paragraaf genoemde nadere informatie kan naar algemene ervaringsregels worden aangenomen dat een dergelijk handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, zoals hersenletsel waarvan het herstel langer dan zes weken duurt, in het leven roept. Uit de verklaring van verdachte direct na het incident (“Ik pak die hockeystick ik heb zijn hele kamoes kapot geslagen”) leidt de rechtbank af dat verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 april 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een hockeystick meermalen, met kracht op het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit en/of de verdachte

6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs mocht verdedigen. Aangever is met een hockeystick op verdachte afgekomen, nadat hij verdachte heeft uitgescholden. Verdachte heeft zich hiertegen verdedigd door, nadat aangever opstond na zijn val en opnieuw de aanval inzette, de hockeystick af te pakken en van zich af te slaan. Hierbij raakte hij het hoofd van aangever, maar sloeg hij niet gericht op het hoofd. Aangever heeft verdachte eerder bedreigd met een hakbijl en aangever is hiervoor ook veroordeeld, zodat bij verdachte ook de vrees voor zijn leven heeft bestaan. Bovendien waren de treiterijen al zeer lang gaande. De noodzakelijke verdediging voldoet hiermee aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Verdachte handelde uit noodweer.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden, is het aannemelijk dat verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de wederrechtelijke aanranding. Gelet op de hierboven omschreven geschiedenis tussen aangever en verdachte spreekt het voor zich dat bij verdachte een hevige gemoedsbeweging werd veroorzaakt toen aangever met een hockeystick op verdachte afkwam. Verdachte was doodsbang. Verdachte is in dat geval niet strafbaar.
6.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit. Er heeft zich geen noodweer situatie voorgedaan, omdat verdachte zelf heeft voorgesteld met aangever het uit te vechten, zodat niet wordt toegekomen aan noodweerexces. Voor zover er een noodweersituatie zich heeft voorgedaan toen aangever op verdachte af kwam met een hockeystick, was deze situatie beëindigd op het moment dat verdachte de aangever had getackeld en de hockeystick van hem had afgepakt. Niet aannemelijk is geworden dat de aangever vervolgens weer is opgestaan en op verdachte is afgestormd, zoals verdachte heeft verklaard. Er was daarom geen sprake meer van een noodweersituatie toen verdachte aangever met de hockeystick heeft geslagen. Een beroep op noodweerexces slaagt evenmin, omdat er door de beëindigde noodweersituatie ook geen sprake meer kan zijn geweest van een hevige gemoedstoestand veroorzaakt dóór die situatie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Zoals hierboven beschreven heeft op 16 april 2022 een incident plaatsgevonden tussen aangever en verdachte, waarbij verdachte aangever op zijn hoofd en armen heeft geslagen met een hockeystick. De rechtbank stelt daarbij vast dat aangever de initiator van de aanval is geweest – hij begon met het uitschelden van verdachte en is daarna op verdachte afgekomen met een hockeystick en heeft hem daarmee op zijn knie geslagen. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank aannemelijk dat aangever, nadat hij door verdachte was getackled en verdachte de hockeystick had afgepakt, weer is opgestaan opnieuw een aanval heeft ingezet. Verdachte heeft hierover consistent en naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig verklaard. Dit scenario past ook bij de gemoedstoestand van aangever zoals die uit het dossier naar voren komt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich in een situatie bevond waarin voor hem de noodzaak bestond zichzelf te verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever. Wel is verdachte bij de uitoefening van zijn zelfverdediging te ver gegaan. Uit het dossier blijkt dat verdachte de aangever meermalen met een hockeystick hard op het hoofd en zijn lichaam heeft geslagen, waar aangever forse verwondingen aan heeft overgehouden. Ook uit de verklaring van verdachte zelf (“ik heb zijn hele kamoes kapot geslagen”) leidt de rechtbank af dat verdachte aanzienlijk meer geweld heeft gebruikt om de aanval van aangever af te wenden dan in de gegeven situatie noodzakelijk was. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat aangever inmiddels onbewapend was. Anders dan door de raadsman bepleit valt het slaan met de hockeystick naar het oordeel van de rechtbank daarom niet onder noodweer.
Wel volgt de rechtbank de raadsman voor zover hij een beroep heeft gedaan op noodweerexces. De rechtbank vindt het aannemelijk dat verdachte vanuit een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanval van aangever, heeft gehandeld. Dat verdachte erg bang en van slag was nadat aangever hem aanviel met een hockeystick, acht de rechtbank aannemelijk – zeker in het licht van de eerder genoemde geschiedenis tussen aangever en verdachte. Verdachte werd immers al maandenlang getreiterd door aangever en is bovendien met een hakbijl bedreigd, waarvoor aangever ook is veroordeeld. De gemoedstoestand volgt daarnaast uit de door verdachte ter zitting overgelegde Whatsappberichten, waaruit blijkt dat hij kort na het incident meermalen zijn moeder heeft geprobeerd te bellen en haar heeft bericht dat “die man in de straat” hem heeft aangevallen en hij zich niet veilig voelt. De rechtbank oordeelt daarom dat sprake is geweest van noodweerexces. Verdachte is niet strafbaar voor het bewezenverklaarde feit en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Beslag

Er is een (gebroken) hockeystick in beslag genomen. De rechtbank zal bepalen dat deze wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de tenlastegelegde poging tot doodslag niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Bepaalt dat wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende:
1. STK Hockeystick; onderste helft (Omschrijving: PL1300-2022075291-G6175268);
1. STK Hockeystick; bovenste helft (Omschrijving: PL1300-2022075291-G6175269).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2023.
[...]