In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 geoordeeld over de opheffing van een conservatoir beslag dat door de koper van een pony was gelegd op de bankrekening van de verkoopster. De koper, [gedaagde], had het beslag gelegd ter hoogte van € 110.000,00, omdat hij stelde dat de pony, die hij voor € 85.000,00 had gekocht, niet geschikt was als dressuurpony en kreupel bleek te zijn. De verkoopster, [eiseres], voerde aan dat de vordering van [gedaagde] summierlijk ondeugdelijk was, omdat er geen bewijs was dat de pony bij de levering gebrekkig was.
Tijdens de zitting op 25 mei 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiseres] heeft betoogd dat de pony bij de verkoop in goede staat verkeerde en dat de koper niet voldoende gelegenheid heeft gegeven om de pony te onderzoeken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er serieuze twijfels bestaan over de gebreken die [gedaagde] aanvoert. De rechter oordeelde dat de rapporten van de dierenartsen niet overtuigend genoeg waren om de vordering van [gedaagde] te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten het beslag op te heffen, omdat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] onvoldoende verhaal biedt mocht zijn vordering in de bodemprocedure worden toegewezen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].