7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan i) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en aan ii) een diefstal met geweld en afpersing (straatroof). Hij heeft daarmee bijgedragen aan heftige geweldsincidenten. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen (financieel) gewin en heeft geen rekening gehouden met de impact van zijn handelen op de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven een grote impact kunnen hebben op een slachtoffer. Slachtoffer [slachtoffer 1] van de bedreiging op 18 oktober 2021 heeft hierover verklaard dat hij bang was en niet naar buiten durfde. Hij heeft ook geen aangifte gedaan omdat hij bang is voor represailles. De slachtoffers van de straatroof waren daarbij nog maar 14 en 15 jaar oud en die dag voor het eerst alleen met de trein naar Amsterdam. Verdachte en de mededaders hebben een bedreigende situatie in de trein gecreëerd voor deze minderjarige jongens, die veel jonger zijn dan zij, en hebben daarbij zelfs fysiek geweld gebruikt en gedreigd met geweld. Dat de gebeurtenis een grote impact heeft gehad op hen blijkt ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] . Het incident heeft in emotioneel opzicht ingrijpende gevolgen gehad voor hem en hem veel angst bezorgd. Dergelijke feiten versterken ten slotte ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft enig inzicht gegeven in zijn beweegredenen. Verdachte ging naar eigen zeggen met de verkeerde vrienden om. Hij heeft verklaard dat hij er spijt van heeft dat hij dit feit heeft gepleegd en dat hij het heel vervelend vindt dat het feit zo veel nare gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het
rapport van Reclassering Nederland van 11 mei 2023opgemaakt door [deskundige 1] . Uit het rapport blijkt – kort gezegd – onder meer het volgende. Verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en hij kan moeilijk de gevolgen van zijn gedrag overzien. Hij is verder gemakkelijk te beïnvloeden. Hij zoekt graag prikkels en spanningen op in het leven. Hij vermijdt met negatieve emoties om te gaan door onder meer softdrugsgebruik. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag, legt oorzaken buiten zichzelf en vertoont geen spijt of schuldgevoelens. Er is sprake van diverse schulden en verdachte leeft vanuit bewindvoering met een beperkt inkomen.
Verdacht woont op een woonlocatie van het Leger des Heils en hij zit daar goed op zijn plek. Hij doet het bovendien goed binnen het huidige schorsingstoezicht sinds januari 2023 en hij houdt zich aan het opgelegde locatiegebod. Verdachte heeft baat bij een gestructureerde omgeving waarin duidelijke consequenties aan zijn gedrag worden verbonden. Het risico op recidive wordt daardoor verminderd. Van belang wordt geacht dat het huidige toezicht met een locatiegebod (inclusief enkelband) nog enige tijd wordt voortgezet. Ook de voorwaarden met betrekking tot begeleid wonen, dagbesteding, schuldhulpverlening en behandelverplichting worden relevant geacht.
Reclassering Nederland adviseert verder het jeugdstrafrecht toe te passen omdat er bij verdachte sprake is van beperkte handelingsvaardigheden, voortkomend uit zijn licht verstandelijke beperking. Betrokkene handelt ondoordacht en laat zich gemakkelijk beïnvloeden. Hoewel hij niet meer bij ouders woont, is het contact met zijn familie hecht. Er is geen sprake van een afgeronde schoolopleiding en dit zou in de toekomst nog wel wenselijk zijn. Toezicht op de naleving van eventuele voorwaarden kan worden voortgezet bij Reclassering Nederland.
[deskundige 1] heeft het advies van 11 mei 2023 ter zitting verder toegelicht en heeft een aanvullend advies van [deskundige 2] van 12 mei 2023 voorgelezen en ingebracht. [deskundige 2] werkt als gedragswetenschapper op [woongroep] waar verdachte sinds september 2022 woonachtig is. Uit dit aanvullende advies blijkt dat de intellectuele capaciteiten van verdachte zeer beperkt zijn vergeleken met zijn leeftijdsgenoten (totaal IQ van 62). Dat is aan zijn uiterlijk niet goed waarneembaar, men is geneigd om hem slimmer in te schatten. De ondersteunende en structurerende omgeving op [woongroep] doet verdachte zichtbaar goed. Verdachte staat verder op de wachtlijst voor behandeling bij de Waag. Verdachte mag maximaal 42 dagen afwezig zijn van locatie [woongroep] zonder zijn plek te verliezen.
De rechtbank heeft tenslotte ook kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van GZ-psycholoog
M. Roos van 27 juli 2022. Dit onderzoek is uitgevoerd met betrekking tot zaak A. Daaruit blijkt – kort weergegeven – onder meer het volgende. Van de licht verstandelijke beperking en de stoornis in cannabisgebruik was ook sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. In algemene zin wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag verhoogd doordat verdachte moeite heeft de consequenties van zijn gedrag te overzien en zijn gedrag bij te sturen, beperkte coping- en probleemoplossende vaardigheden en beperkt inzicht in sociale situaties heeft, voortkomend uit de licht verstandelijke beperking. Het risico op recidive wordt als matig ingeschat. Een pedagogische aanpak en scholing worden noodzakelijk geacht, verdachte heeft geen diploma. Ook de GZ-psycholoog adviseerde toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 20 en 21 jaar. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering en het Pro Justitia rapport, in de persoon van de verdachte aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van het jeugdstrafrecht (het zogenaamde adolescentenstrafrecht (ASR)). Daarbij is voor de rechtbank een belangrijk aspect dat bij verdachte sprake is van een beneden gemiddelde intelligentie, beperkte handelingsvaardigheden en beïnvloedbaarheid.
Oriëntatiepunten
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Voor een bedreiging met het tonen van een vuurwapen is het oriëntatiepunt 120 uur taakstraf. Voor een straatroof in de meest lichte vorm, namelijk het enkel weggrissen van een goed, is het oriëntatiepunt 60 uur taakstraf. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte samen met anderen minderjarige slachtoffers van 14 en 15 jaar oud midden op de dag in de trein hebben beroofd. De rechtbank houdt er verder in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte al eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat enerzijds de bewezenverklaarde feiten ernstig genoeg zijn om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen. Anderzijds houdt de rechtbank bij de strafoplegging, naast de ernst van de delicten en de behoefte van de maatschappij aan vergelding voor daders van delicten als een bedreiging met een vuurwapen en een beroving met geweld, ook rekening met de vraag welke sanctie of combinatie van sancties het meest in het belang is van de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte.
Gelet op dit alles vindt de rechtbank een jeugddetentie – waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest – op zijn plaats. De rechtbank houdt rekening met de in volwassen opzicht nog jonge leeftijd van verdachte, zijn (emotionele) beperkingen en zijn beïnvloedbaarheid, waardoor een jeugddetentie voor een langere duur niet wenselijk wordt geacht. Omdat de positieve ontwikkelingen van verdachte nog erg pril zijn, volstaat de rechtbank daar niet mee maar legt de rechtbank ook een voorwaardelijke jeugddetentie op, als stok achter de deur, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de Reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal het geadviseerde elektronisch toezicht in de duur beperken tot de eerste drie maanden van de proeftijd.
De rechtbank wijkt af van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd nu zij minder feiten bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie van 65 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Daarnaast zal de rechtbank ook nog een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, aan verdachte opleggen voor de duur van 200 uur.