ECLI:NL:RBAMS:2023:3682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13332438-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Oosterling - van der Maarel
  • A.S. Dogan
  • S.J. Mees - Bolle
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en bedreiging van opsporingsambtenaren met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 19 december 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten tegen opsporingsambtenaren. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van twee agenten, mishandeling van een agent en bedreiging met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en met kracht tegen de rug van een agent heeft geduwd terwijl deze zich bovenaan een trapgat bevond, en dat hij een andere agent met de vuist heeft geslagen. Daarnaast heeft hij beide agenten bedreigd met de woorden 'ik maak je dood' en 'ik ga jullie vermoorden'. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank heeft toegewezen, mede gezien het hoge recidiverisico van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en middelenproblematiek. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, een van de agenten, toegewezen voor immateriële schade van €500,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel en de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/332438-22
Datum uitspraak: 26 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedag] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J. Wirken en van wat de raadsman mr. E. van Reydt naar voren heeft gebracht. Reclasseringsmedewerker [deskundige] is als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 19 december 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
poging zware mishandeling van opsporingsambtenaren [ agent 1] en [agent 2]
Feit 2
mishandeling van opsporingsambtenaar [ agent 1]
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [ agent 1] en [agent 2] .
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geen verweer gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van twee opsporingsambtenaren (feit 1), mishandeling van een opsporingsambtenaar (feit 2) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 3) op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage IIzijn opgenomen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Feit 1
op19 december 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [ agent 1] , brigadier bij de Politie Eenheid Amsterdam, en [agent 2] , hoofdagent bij de Politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [ agent 1] rond haar middel vast te grijpen en richting een trapgat te bewegen
en met kracht tegen de rug van die [ agent 1] te duwen terwijl die [ agent 1] zich
bovenaan een trapgat bevond en
- die [agent 2] bij haar armen vast te grijpen en richting een trapgat
te bewegen en met kracht naar achteren te duwen terwijl die [agent 2] zich
bovenaan een trapgat bevond;
Feit 2
op 19 december 2022 te Amsterdam een ambtenaar, [ agent 1] , brigadier bij de Politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [ agent 1] met de linker vuist met kracht tegen de rechterkaak te slaan;
Feit 3
op 19 december 2022 te Amsterdam, [ agent 1] en [agent 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [ agent 1] en die [agent 2] dreigend de woorden
toe te voegen:
- ik maak je dood en
- ik ga jullie dood maken en
- ik ga jullie vermoorden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 2 mei 2023, opgemaakt door [deskundige] , reclasseringswerker. Uit het rapport volgt onder meer het volgende. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, omdat bij verdachte sprake is van psychiatrische problematiek – hij is gediagnosticeerd met schizofrenie –, een verstandelijke beperking en middelenproblematiek (cannabis en cocaïne). Verdachte wilde niet in gesprek met de reclassering en heeft geen verklaring bij de politie af willen leggen. Er is daardoor onvoldoende zicht op de huidige leefsituatie van verdachte en de eventueel daaruit voortvloeiende risico’s en/of beschermende factoren ten aanzien van het delictgedrag. Het inzetten van interventies ter voorkoming van recidive binnen een ambulant forensisch kader lijkt niet uitvoerbaar vanwege de weigerachtige houding van verdachte. Mede daardoor voldoet verdachte aan de zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Verdachte is gebaat bij zorg. Het doorlopen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan er mogelijk aan bijdragen dat binnen een gesloten en gestructureerde setting nader onderzoek kan worden verricht naar interventies op het gebied van zijn psychiatrische- en middelenproblematiek. Zo kan worden geprobeerd recidive te voorkomen. De ISD-maatregel kan ook bijdragen aan de bescherming van de maatschappij voor de duur van de maatregel.
De rechtbank heeft op de zitting van 26 mei 2023 reclasseringswerker [deskundige] als deskundige gehoord. De deskundige heeft ter zitting toegelicht dat zij het advies tot oplegging van de ISD-maatregel handhaaft en zij heeft benoemd dat klinische opname vanuit de ISD-maatregel mogelijk is.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 11 april 2023, opgemaakt door dr. F. Lamers, psychiater, Pro Justitia rapporteur in opleiding, onder supervisie van drs. A. Banaei Kashani, psychiater. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek en was door zijn verwarde toestandsbeeld evenmin te onderzoeken. De psychiater heeft geadviseerd om verdachte ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) te plaatsen, als de ernst van de ten laste gelegde feiten dit toelaat, omdat de aanwezige psychopathologie mogelijk verband kan houden met de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 18 maart 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 19 december 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies van 2 mei 2023, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens voornoemd uittreksel is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte, zijn problematiek en het recidiverisico.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht op basis van het reclasseringsrapport en het Pro Justitia rapport en volgt het advies van de reclassering om aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat mede gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten oplegging van een ISD-maatregel passender is dan plaatsing van verdachte in het PBC ter observatie. Binnen de ISD-maatregel kan ook onderzoek worden gedaan naar de persoon van verdachte. Verder heeft de officier van justitie ter zitting naar voren gebracht dat er een lange wachtlijst is voor plaatsing in het PBC. De rechtbank is van oordeel dat verdachte spoedig met zijn problematiek moet worden geholpen. Daarnaast heeft verdachte niet meegewerkt aan onderzoeken van de reclassering en de psychiater. Het is daarom onzeker of verdachte zal meewerken aan een onderzoek in het PBC.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank ziet geen noodzaak om de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tussentijds te toetsen en zal het verzoek van de raadsman hiertoe afwijzen. Indien de raadsman meent dat voortzetting van de maatregel niet meer opportuun is, kan de raadsman zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse toetsing.

8.Vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [ agent 1] vordert € 500,- aan vergoeding van immateriële schade.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij heeft ook verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman verzet zich niet tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte is toegebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57, 285, 300, 302, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
poging zware mishandeling van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, meermalen gepleegd
Feit 2
mishandeling van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel
tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [ agent 1]toe tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 19 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [ agent 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [ agent 1]
aan de Staat€ 500,-(vijfhonderd euro)
te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 19 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oosterling - van der Maarel, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan, S.J. Mees - Bolle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2023.
[...]
[...]