ECLI:NL:RBAMS:2023:3680

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB 21 / 5236
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek inzake informatie over uitvalspercentage vleeskuikens

In deze zaak heeft eiseres, een partij uit Amsterdam, beroep ingesteld tegen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres had op 30 maart 2021 een Wob-verzoek ingediend bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), dat ook naar verweerder was gestuurd. Het verzoek betrof informatie over het uitvalspercentage van vleeskuikens in de hoogste bezettingsgraad, inclusief kennisgevingen en vergaderstukken van de afgelopen jaren. Na een bevestiging van ontvangst en een verlenging van de beslistermijn door verweerder, heeft eiseres op 28 september 2021 verweerder in gebreke gesteld en is zij op 27 oktober 2021 in beroep gegaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden, wat door verweerder werd erkend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook het betaalde griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 569,25. De rechtbank oordeelde dat de zaak van licht gewicht was, omdat het enkel ging om de overschrijding van de beslistermijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5236

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: [naam 1] )
en

het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: [naam 2] ).

Procesverloop

Eiseres heeft verzocht om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie.
Verweerder heeft een schriftelijke reactie gegeven.
Eiseres heeft daarop gereageerd.
De rechtbank doet uitspraak zonder een rechtszitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
2. Eiseres heeft op 30 maart 2021 een Wob-verzoek ingediend bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het Wob-verzoek is ook naar verweerder gestuurd. Met verweerder is afgestemd dat de vakafdeling van de NVWA het verzoek in behandeling neemt. Het verzoek ziet – kort gezegd – op het verstrekken van diverse informatie over het uitvalspercentage vleeskuikens in de hoogste bezettingsgraad. Zo wordt voor de periode 1 januari 2020 tot en met 30 maart 2021 onder andere gevraagd om de kennisgevingen die door verweerder zijn ontvangen op basis van artikel 2.59 Besluit houders van dieren. Daarnaast wordt voor de periode van 1 januari 2015 tot en met maart 2021 onder andere verzocht om vergaderstukken en correspondentie met betrekking tot het uitvalspercentage vleeskuikens in de hoogste bezettingsgraad. Op 30 maart 2021 is de ontvangst van het verzoek bevestigd en op 26 april 2021 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met vier weken. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen, gerekend vanaf de dag nadat het verzoek is ontvangen, [4] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [5] Op 1 juli 2021 heeft er een vergadering plaatsgevonden tussen partijen. Hierna zijn er diverse e-mailberichten over en weer gestuurd. Eiseres heeft verweerder op 28 september 2021 in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 27 oktober 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek om informatie.
3. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Dit heeft verweerder ook erkend in zijn verweerschrift. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
4. Het beroep is dus gegrond.
5. De dwangsomregeling van de Awb is niet van toepassing op besluiten op grond van de Wob en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten. [6] De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder geen dwangsom heeft verbeurd.
6. Als een beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb).
7. In het verweerschrift van 23 november 2021 heeft verweerder verzocht om een beslistermijn van acht weken, hetgeen neerkomt op een termijn tot 18 januari 2022. Verweerder heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen, zowel het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering als de belangen van de betrokken derden. In dit geval meent verweerder dat het belang van eiseres tot het tijdig nemen van een besluit op het verzoek moet wijken voor het belang van een goede en zorgvuldige besluitvorming en het borgen van belangen van alle betrokken derden. Gezien de aard van het verzoek (dierenwelzijn), de verplichting tot het vragen, beoordelen en verwerken van de zienswijzen en het vervolgens pas kunnen nemen van een zorgvuldige beslissing, zal een termijn van weken niet haalbaar zijn.
8. Eiseres vindt de door verweerder voorgestelde nadere beslistermijn te lang. Zij wijst er daarbij op dat de beslistermijn al ruimschoots is overschreden en verzoekt daarom om een korte beslistermijn.
9. De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de omstandigheden die verweerder heeft opgesomd, sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Nu de door verweerder voorgestelde termijn van acht weken na het verweerschrift op 18 januari 2022 verstrijkt, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op te dragen om zo snel mogelijk op het Wob-verzoek van eiseres te beslissen, maar uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Deze termijn biedt verweerder voldoende mogelijkheid om een zorgvuldig besluit te nemen op het Wob-verzoek van eiseres.
10. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.-. Voor zover verweerder meent dat moet worden afgezien van de oplegging van een rechterlijke dwangsom, volgt de rechtbank hem hierin niet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze dwangsom is bedoeld als financiële prikkel om alsnog zo snel mogelijk een besluit te nemen. Zonder oplegging van een dwangsom ontbreekt deze financiële prikkel. De rechtbank acht dit niet wenselijk.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een reactie op het verweerschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het Wob-verzoek bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
5.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.
6.Artikel 15 van de Wob.