ECLI:NL:RBAMS:2023:3664

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
13/074028-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld en het voorhanden hebben van een radioapparaat zonder vergunning

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader en zoon, die beiden zijn veroordeeld voor diefstal in vereniging. De vader kreeg een gevangenisstraf van 10 maanden en de zoon 6 maanden. De verdachten hebben tussen juni 2022 en maart 2023 samen met anderen meerdere kostbare designertassen gestolen uit een warenhuis. Tijdens de diefstal op 12 maart 2023 in de Bijenkorf in Amsterdam, heeft de zoon zich verzet tegen beveiligers, wat leidde tot geweld. De rechtbank oordeelde dat de diefstal in vereniging plaatsvond, waarbij de zoon ook een jammer voorhanden had om beveiligingssystemen te verstoren. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachten en de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachten schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten, de geraffineerde werkwijze van de verdachten en hun eerdere strafbare feiten in het buitenland. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.074028.23
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/074028-23
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Waaijer, naar voren hebben gebracht.
De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met parketnummer 13/074027-23 tegen
de medeverdachte [medeverdachte] .

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
een diefstal in vereniging gevolgd van geweld op 12 maart 2023 te Amsterdam;
een diefstal in vereniging op 16 november 2022 te Amsterdam;
het op 12 maart 2023 medeplegen van het, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning (geheel of gedeeltelijk) aanleggen, aanwezig hebben en/of gebruiken van een radioapparaat, te weten een
jammer.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van feit 3.

De rechtbank overweegt ten aanzien van haar bevoegdheid kennis te nemen van het onder 3. ten laste gelegde feit, kort samengevat, het zonder vergunning aanwezig hebben van een
jammer, het volgende. Het feit dat aan verdachte onder 3. ten laste is gelegd, heeft ingevolge artikel 1 onder 1o van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) in verbinding met artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet te gelden als een economisch delict. Op grond van artikel 39, tweede lid, WED is de rechtbank enkel bevoegd kennis te nemen van een dergelijk delict wanneer dit delict ten laste is gelegd tezamen met een of meer andere strafbare feiten, niet zijnde economische delicten, waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen. Het is daarbij van belang dat het economische delict is begaan in samenhang met deze andere strafbare feiten. De rechtbank stelt vast dat hiervan sprake is. De bij verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen
jammer, bedoeld om de werking van alarmpoortjes te saboteren, houdt rechtstreeks verband met de onder 1. ten laste gelegde diefstal. De rechtbank is dan ook bevoegd om van het onder 3. ten laste gelegde feit kennis te nemen.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1. tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover het gaat om een niet-gekwalificeerde diefstal. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een diefstal in vereniging. Evenmin is duidelijk welk geweld zich precies zou hebben voorgedaan, waardoor ook voor dat element vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De wijze waarop de herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden, voldoet niet aan de eisen die daaraan in de jurisprudentie worden gesteld. De kenmerken op basis waarvan de herkenning heeft plaatsgevonden, zijn onvoldoende onderscheidend en de beelden zijn van onvoldoende kwaliteit. Daarnaast heeft slechts één verbalisant verdachte herkend.
Ten aanzien van het derde feit heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De rechtbank is op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen van oordeel
dat bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de aan hem ten laste gelegde feiten.
4.3.2
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
t.a.v. feit 1
4.3.3
Op 12 maart 2023 ziet aangeefster, werkzaam als beveiligster bij de Bijenkorf in Amsterdam, via de CCTV twee mannen en een vrouw de in de Bijenkorf gevestigde winkel van Prada binnenlopen. Een van de mannen, later geïdentificeerd als [medeverdachte] (hierna: medeverdachte), herkent zij van tientallen eerdere diefstallen van kostbare designertassen binnen de Bijenkorf. De andere man wordt later geïdentificeerd als verdachte.
Aangeefster beschrijft dat de medeverdachte aan de buitenzijde van de winkel op de uitkijk blijft staan, terwijl verdachte en de vrouw de winkel binnenlopen. Verdachte pakt een tas van de stelling en stopt deze weg onder zijn trui. De vrouw schermt deze handeling af voor de verkopers.
Bij het verlaten van de winkel wordt het drietal door een collega van aangeefster aangesproken. De medeverdachte loopt direct mee naar de onderzoeksruimte. Verdachte en de vrouw lopen door en verlaten de Bijenkorf, waarbij het poortalarm in werking treed. Buiten de winkel worden zij nogmaals aangesproken en verzocht mee te gaan naar de onderzoeksruimte. Verdachte verzet zich hierbij tegen de beveiligers door te duwen en te trekken. Tijdens dit verzet valt de tas onder zijn kleding vandaan op de grond.
Verdachte en zijn medeverdachte worden vervolgens aangehouden ter zake winkeldiefstal. De verder onbekend gebleven vrouw heeft weten te ontkomen.
Bij de fouillering door de politie wordt bij beide verdachten een korset aangetroffen, volgens de verbalisanten bedoeld om goederen in te verstoppen.
4.3.4
De camerabeelden die de aangeefster in haar aangifte beschrijft, zijn op overeenkomstige wijze beschreven door de politie. Na het bekijken van een deel van de beelden ter zitting, stelt de rechtbank vast dat de beschrijvingen accuraat zijn.
4.3.5
Verdachte heeft ter zitting bekend de tas te hebben weggenomen. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij probeerde te ontkomen van de beveiligers en dat hij zich uit zijn jas heeft gewrongen. Verdachte ontkent de diefstal echter in vereniging te hebben gepleegd.
4.3.6
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de diefstal alleen gepleegd heeft en dat hij in eerste instantie niet wist dat de medeverdachte (zijn vader) ook in de Bijenkorf was, als ongeloofwaardig ter zijde. Uit het dossier komt een geraffineerde werkwijze naar voren, waarbij de medeverdachte op de uitkijk staat en waarbij de onbekend gebleven vrouw de handelingen van verdachte afschermt. Zowel verdachte als zijn medeverdachte droegen een korset, volgens de politie bedoeld om goederen in te verstoppen. Ook is op beelden te zien dat verdachte in de onderzoeksruimte van de Bijenkorf een apparaatje uit zijn zak haalt dat later geïdentificeerd wordt als een
jammer, bedoeld om alarmpoortjes mee te saboteren. Verdachte overhandigt deze
jammeraan zijn medeverdachte, die de
jammerdan probeert te verstoppen. Dit alles geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
4.3.7
Het geweld dat door verdachte is gepleegd in een poging te ontkomen, is alleen door hem gepleegd. Dit neemt niet weg dat de diefstal zelf nog steeds gekwalificeerd kan worden als een diefstal in vereniging gevolgd van geweld. Uit de in het dossier beschreven en de ter zitting bekeken beelden blijkt niet duidelijk dat verdachte geslagen heeft, waardoor hij van dit deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken. Wel is duidelijk te zien dat er van zijn kant sprake is van duwen en trekken, hetgeen past bij de verklaring van verdachte dat hij zich ‘uit zijn jas heeft gewrongen’.
t.a.v. feit 3
4.3.8
Op de eerder genoemde camerabeelden, beschreven door zowel de aangeefster als door de politie en ook ter zitting door de rechtbank bekeken, is te zien dat verdachte in de onderzoeksruimte van de Bijenkorf een apparaatje uit zijn zak haalt dat later geïdentificeerd wordt als een
jammer. Na onderzoek blijkt dat de
jammerbedoeld is om de werking van alarmpoortjes te saboteren. Verdachte overhandigt deze
jammeraan zijn medeverdachte, die de
jammervervolgens probeert te verstoppen.
4.3.9
Verdachte heeft ter zitting bekend de
jammervoorhanden te hebben gehad, maar ontkent dat de medeverdachte hiervan op de hoogte is geweest. Gelet op hetgeen reeds onder 4.3.6 is overwogen, acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk.
t.a.v. feit 2
4.3.10
Ten aanzien van de aan verdachte onder 2. tenlastegelegde diefstal op
16 november 2022 bij Alexander McQueen in Amsterdam geldt dat niet ter discussie staat dat sprake is geweest van een voltooide diefstal van een kostbare designertas. De enige vraag die voorligt, is of de man die op de beelden te zien is als degene die de tas wegneemt, verdachte is (hetgeen verdachte ontkent). De rechtbank beantwoordt deze vraag, op grond van het hiernavolgende, bevestigend.
4.3.11
De verbalisant die de beelden van de diefstal beschrijft, herkent de man onmiddellijk als verdachte. De verbalisant heeft verdachte eerder gezien op 13 maart 2023 bij het vaststellen van zijn identiteit en herkent verdachte aan de vorm van zijn gezicht, zijn bril, postuur, zijn haarkleur en hoe zijn haar in model zit. Ook is de manier van bewegen exact hetzelfde als op de beelden van de onder 1. tenlastegelegde diefstal bij de Bijenkorf op
12 maart 2023.
4.3.12
De rechtbank heeft de beelden ter zitting bekeken en onderschrijft deze herkenning. Daar komt bij dat sprake is van een werkwijze die zeer gelijkend is aan de werkwijze die is gehanteerd bij de onder 1. ten laste gelegde diefstal op 12 maart 2023 bij de Bijenkorf, hetgeen te gelden heeft als een nadere ondersteuning van de herkenning. Verdachte komt samen met een vrouw de winkel binnen en pakt een tas van de stelling. Hij stopt deze tas onder zijn jas (dezelfde jas als de jas die verdachte op 12 maart 2023 droeg). Deze handelingen worden afgeschermd door een vrouw met wie hij vervolgens de winkel verlaat, waarna ze beiden met versnelde pas weglopen. Net als bij de diefstal op 12 maart 2023 betreft het gestolen goed op 16 november 2022 een kostbare designertas.
4.3.13
Gelet op de in 4.3.12 beschreven werkwijze is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een diefstal in vereniging.
5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat
verdachte:
t.a.v. feit 1
op 12 maart 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen een tas, ter waarde van € 2.400,-, die aan het bedrijf Prada toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal, door verdachte, werd gevolgd van geweld tegen onbekend gebleven beveiligers, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die beveiligers te duwen en aan het lichaam te trekken;
t.a.v. feit 2
op 16 november 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een tas die aan het bedrijf Alexander McQueen toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
t.a.v. feit 3
op 12 maart 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk,
een radioapparaat, te weten een
jammer, aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houders van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het ondergane voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen in vereniging, waarvan één gevolgd van geweld. Dat verdachte bij ten minste één van deze diefstallen niet alleen een
jammervoorhanden had, maar ook gebruik maakte van een korset om gestolen goederen in te verbergen, laat zien dat verdachte zeer geraffineerd en voorbereid te werk is gegaan. Deze doordachte werkwijze blijkt ook uit zijn samenwerking met anderen, die onder andere zijn handelingen hebben afgeschermd voor het winkelpersoneel. De goederen die verdachte heeft weggenomen zijn van aanzienlijke waarde. Gelet op de buitenlandse documentatie van verdachte vertoont het handelen van verdachte en dat van zijn vader en medeverdachte de kenmerken van mobiel banditisme.
8.3.4
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 april 2023, alsmede de buitenlandse documentatie van verdachte uit Zwitserland, Duitsland en Slovenië. Hieruit blijkt dat verdachte zich in Nederland niet eerder aan enig strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, maar in het buitenland wel eerder is veroordeeld voor (onder andere) soortgelijke feiten.
8.3.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is enkel een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf opleggen van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.6.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Het beslag

9.1
Inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
één stuk handgereedschap (goednummer 6312876), te weten een tang;
één stuk textiel (goednummer 6312853), te weten een korset;
een bedrag van € 430,- (goednummer 6312862).
9.2
Verbeurdverklaring inbeslaggenomen voorwerpen
De onder 9.1 genoemde voorwerpen 1. en 2. behoren aan verdachte toe. Ten aanzien van voorwerp 1. geldt dat dit voorwerp is bestemd tot het begaan van de onder 1. en 2. bewezen misdrijven. Ten aanzien van voorwerp 2. geldt dat dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 1. bewezen feit is begaan.
De voorwerpen 1. en 2. worden daarom verbeurdverklaard, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie. De raadsman heeft op dit punt geen standpunt ingenomen.
9.3
Verbeurdverklaring niet inbeslaggenomen voorwerpen
Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie verklaart de rechtbank de niet inbeslaggenomen tas, welk voorwerp door middel van het onder 2. bewezen verklaarde feit is verkregen, verbeurd. De waarde van deze tas bedraagt € 1.690,-.
Bovenstaande houdt in dat verdachte het goed óf moet uitleveren, óf de waarde daarvan moet betalen.
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 34 in verbinding met artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht en conform de geldende afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, bevelen dat als verdachte niet voldoet aan het betalen en/of uitleveren van de tas, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 26 dagen.
9.4
Teruggave
Ten aanzien van het onder 3. genoemde geldbedrag kan niet worden vastgesteld dat dit in enig verband staat tot het bewezenverklaarde. Het geldbedrag dient daarom aan verdachte te worden teruggegeven, overeenkomstig het standpunt van zowel de officier van justitie als de raadsman.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 34, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 3
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan
Verklaart hetgeen bewezen is strafbaar en verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen:
  • één stuk handgereedschap (goednummer 6312876);
  • één stuk textiel (goednummer 6312853).
Verklaart verbeurd het niet inbeslaggenomen voorwerp:
- één tas, met een (geschatte) waarde van € 1.690,-;
Beveelt dat verdachte dit goed óf moet uitleveren, óf de waarde daarvan moet betalen en bepaalt dat bij gebreke daarvan vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 26 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] , van:
- een bedrag van € 430,- (goednummer 6312862).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M.J.A. Grimmelikhuijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J.F. Ceelie en M.E. Niemeijer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2023.