ECLI:NL:RBAMS:2023:3661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
13/074027-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van designertassen met gebruik van jammer

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader en zoon, die beiden zijn veroordeeld voor diefstal in vereniging van designertassen. De vader kreeg een gevangenisstraf van 10 maanden en de zoon 6 maanden. De verdachten hebben tussen juni 2022 en maart 2023 samen met anderen meerdere kostbare designertassen gestolen uit warenhuizen, waaronder de Bijenkorf in Amsterdam. Tijdens de diefstallen maakten zij gebruik van een jammer, een apparaat dat beveiligingssystemen verstoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op verschillende data in Amsterdam en Rotterdam tassen hebben gestolen, waarbij zij steeds een vergelijkbare werkwijze hanteerden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachten als ongeloofwaardig bestempeld en de samenwerking tussen hen als nauwe en bewuste samenwerking gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de vader in het buitenland voor soortgelijke feiten, wat de ernst van de zaak onderstreept. De opgelegde straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.074027.23
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/074027-23
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, naar voren hebben gebracht.
De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met parketnummer 13/074028-23 tegen
de medeverdachte [medeverdachte] .

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
een diefstal in vereniging op 12 maart 2023 te Amsterdam;
een vijftal diefstallen in vereniging op 28 augustus 2022, 5 oktober 2022, 28 december 2022, 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te Amsterdam en Rotterdam;
het op 12 maart 2023 medeplegen van het, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning (geheel of gedeeltelijk) aanleggen, aanwezig hebben en/of gebruiken van een radioapparaat, te weten een
jammer.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van feit 3.

De rechtbank overweegt ten aanzien van haar bevoegdheid kennis te nemen van het onder 3. ten laste gelegde feit, kort samengevat, het zonder vergunning aanwezig hebben van een
jammer, het volgende. Het feit dat aan verdachte onder 3. ten laste is gelegd, heeft ingevolge artikel 1 onder 1o van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) in verbinding met artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet, te gelden als een economisch delict. Op grond van artikel 39, tweede lid, WED is de rechtbank enkel bevoegd kennis te nemen van een dergelijk delict wanneer dit delict ten laste is gelegd tezamen met een of meer andere strafbare feiten, niet zijnde economische delicten, waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen. Het is daarbij van belang dat het economische delict is begaan in samenhang met deze andere strafbare feiten. De rechtbank stelt vast dat hiervan sprake is. De bij verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen
jammer, bedoeld om de werking van alarmpoortjes te saboteren, houdt rechtstreeks verband met de onder 1. ten laste gelegde diefstal. De rechtbank is dan ook bevoegd om van het onder 3. ten laste gelegde feit kennis te nemen.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle feiten, met uitzondering van de onder feit 2. tenlastegelegde diefstal op 28 december 2022. Voor deze diefstal moet, vanwege een gebrek aan bewijs, vrijspraak volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit.
Wat betreft het onder 1. tenlastegelegde feit geldt dat geen sprake is van medeplegen, omdat uit niets blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte zelf heeft geen wegnemingshandelingen verricht en is maar zeer kort in de winkel geweest.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde feit geldt dat slechts één verbalisant verdachte heeft herkend. Deze herkenning is onvoldoende betrouwbaar. De kenmerken op basis waarvan de herkenning heeft plaatsgevonden, zijn onvoldoende onderscheidend en de beelden zijn van onvoldoende kwaliteit. Er kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de man op de beelden verdachte is.
Het primaire verzoek van de raadsman is om het onder 3. tenlastegelegde feit buiten beschouwing te laten, nu er onder andere een dagvaarding aan hem is verstrekt waarop dat feit niet is opgenomen. De officier van justitie heeft de raadsman niet op deze vergissing gewezen. Hierdoor heeft verdachte niet volledig gebruik kunnen maken van zijn verdedigingsrechten. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 3. tenlastegelegde. De
jammerwas niet in het bezit van verdachte en er kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist van het bestaan daarvan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De rechtbank is op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen van oordeel
dat bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de aan hem ten laste gelegde feiten.
4.3.2
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
t.a.v. feit 1
4.3.3
Op 12 maart 2023 ziet aangeefster, werkzaam als beveiligster bij de Bijenkorf in Amsterdam, via de CCTV twee mannen en een vrouw de in de Bijenkorf gevestigde winkel van Prada binnenlopen. Een van de mannen, later geïdentificeerd als verdachte, herkent zij van tientallen eerdere diefstallen van kostbare designertassen binnen de Bijenkorf. De andere man wordt later geïdentificeerd als [medeverdachte] (hierna: medeverdachte).
Aangeefster beschrijft dat verdachte aan de buitenzijde van de winkel op de uitkijk blijft staan, terwijl de medeverdachte en de vrouw de winkel binnenlopen. De medeverdachte pakt een tas van de stelling en stopt deze weg onder zijn trui. De vrouw schermt deze handeling af voor de verkopers.
Bij het verlaten van de winkel wordt het drietal door een collega van aangeefster aangesproken. Verdachte loopt direct mee naar de onderzoeksruimte. De medeverdachte en de vrouw lopen door en verlaten de Bijenkorf, waarbij het poortalarm in werking treed. Buiten de winkel worden zij nogmaals aangesproken en verzocht mee te gaan naar de onderzoeksruimte. De medeverdachte verzet zich hierbij tegen de beveiligers door te duwen en te trekken. Tijdens dit verzet valt de tas onder zijn kleding vandaan op de grond.
Verdachte en zijn medeverdachte worden vervolgens aangehouden ter zake winkeldiefstal. De verder onbekend gebleven vrouw heeft weten te ontkomen.
Bij de fouillering door de politie wordt bij beide verdachten een korset aangetroffen, volgens de verbalisanten bedoeld om goederen in te verstoppen.
4.3.4
De camerabeelden die de aangeefster in haar aangifte beschrijft, zijn op overeenkomstige wijze beschreven door de politie. Na het bekijken van een deel van de beelden ter zitting, stelt de rechtbank vast dat de beschrijvingen accuraat zijn.
4.3.5
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij op de bewuste 12 maart 2023 in de Bijenkorf was. Hij maakte zich naar eigen zeggen zorgen over zijn zoon (de medeverdachte) en is hem en de vrouw daarom gevolgd. Verdachte ontkent verder iets te maken te hebben met de diefstal. Het korset zou hij hebben aangehad vanwege zijn prostaat.
4.3.6
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde. Uit het dossier komt een geraffineerde werkwijze naar voren, waarbij verdachte op de uitkijk staat en waarbij de onbekend gebleven vrouw de handelingen van de medeverdachte afschermt. Zowel verdachte als zijn medeverdachte droegen een korset, volgens de politie bedoeld om goederen in te verstoppen. Er is niet aannemelijk geworden dat het dragen van dit korset een ander doel had. Op beelden is daarnaast te zien dat verdachte in de onderzoeksruimte van de Bijenkorf een apparaatje van de medeverdachte aanpakt en dat hij dit vervolgens probeert te verstoppen. Dit apparaatje wordt later geïdentificeerd als een
jammer, bedoeld om de werking van alarmpoortjes mee te saboteren. Dit alles geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
t.a.v. feit 3
4.3.7
Op de eerder genoemde camerabeelden, beschreven door zowel de aangeefster als door de politie en ook ter zitting door de rechtbank bekeken, is te zien dat de medeverdachte in de onderzoeksruimte van de Bijenkorf een apparaatje uit zijn zak haalt dat later geïdentificeerd wordt als een
jammer. Na onderzoek blijkt dat de
jammerbedoeld is om de werking van alarmpoortjes te saboteren. De medeverdachte overhandigt deze
jammeraan verdachte, die de
jammervervolgens probeert te verstoppen.
4.3.8
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij voorafgaand aan het moment in de onderzoeksruimte van de Bijenkorf wetenschap had van de aanwezigheid van de
jammer. Gelet op hetgeen reeds onder 4.3.6 is overwogen, acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk.
4.3.9
Voorts volgt de rechtbank de raadsman niet in zijn primaire verzoek. De rechtbank is het met de raadsman eens dat het slordig is dat door de officier van justitie niet is gecommuniceerd dat één van de verstrekte dagvaardingen incompleet was. Naast de incomplete dagvaarding is echter ook de juiste dagvaarding aan hem verstrekt. Daarnaast staan op de aan verdachte uitgereikte vertaling van de dagvaarding wel alle feiten.
t.a.v. feit 2
4.3.10
De rechtbank is overeenkomstig de ingenomen standpunten van oordeel dat er ten aanzien van de diefstal op 28 december 2022 onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte wordt daarom van deze diefstal vrijgesproken.
4.3.11
Ten aanzien van de op 28 augustus 2022, 5 oktober 2022, 13 februari 2023 en 21 februari 2023 gepleegde diefstallen geldt telkens dat niet ter discussie staat dat sprake is geweest van een voltooide diefstal van een kostbare designertas. De enige vraag die voorligt, is of de man die op de beelden te zien is als degene die de tassen wegneemt, verdachte is (hetgeen verdachte ontkent). De rechtbank beantwoordt deze vraag, op grond van het hiernavolgende, bevestigend.
4.3.12
De verbalisant die de beelden beschrijft, herkent de man telkens onmiddellijk als verdachte. Hij herkent hem aan zijn manier van bewegen en aan zijn postuur, alsmede aan zijn haarkleur, haarlijnen, gezichtskenmerken en bril.
4.3.13
Na het zien van de beelden ter zitting onderschrijft de rechtbank deze herkenningen. Het is onmiskenbaar dat het op de beelden van de verschillende diefstallen telkens om één en dezelfde persoon gaat en dat die persoon verdachte is. Verdachte is op de verschillende beelden vanuit verschillende hoeken zichtbaar. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de persoon op de beelden dezelfde persoon is als de persoon die zichtbaar is op de beelden van de diefstal bij de Bijenkorf op 12 maart 2023. Op die dag is deze persoon, zijnde verdachte, op heterdaad aangehouden. Het kan dan ook niet anders dan dat het ook verdachte is geweest die de diefstallen op de onder 4.3.11 genoemde data heeft gepleegd.
4.3.14
De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door het feit dat er telkens sprake is van een vergelijkbare werkwijze, waarbij verdachte zich laat vergezellen door een vrouw die zijn handelingen afschermt/het winkelpersoneel afleidt, terwijl verdachte de goederen wegneemt en het telkens diefstallen betreft van kostbare designertassen.
4.3.15
Gelet op de in 4.3.14 beschreven werkwijze is de rechtbank van oordeel dat steeds sprake is van een diefstal in vereniging.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat
verdachte:
t.a.v. feit 1
op 12 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een tas, ter waarde van € 2.400,-, die aan het bedrijf Prada toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
t.a.v. feit 2
in de periode van 28 augustus 2022 tot en met 21 februari 2023 te Amsterdam en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander:
- op 28 augustus 2022 bij Bottega Veneta,
- op 5 oktober 2022 bij Bottega Veneta,
- op 13 februari 2023 bij Celine, en
- op 21 februari 2023 bij Balenciaga
tassen, die geheel aan het bedrijf Bottega Veneta, Celine en Balenciaga toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
t.a.v. feit 3
op 12 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk,
een radioapparaat, te weten een
jammer, aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houders van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring niet mee te gaan met de eis, maar om deze (aanzienlijk) te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal diefstallen in vereniging. Dat verdachte bij ten minste een van deze diefstallen niet alleen een
jammervoorhanden had, maar ook gebruik maakte van een korset om gestolen goederen in te verbergen, laat zien dat verdachte zeer geraffineerd en voorbereid te werk is gegaan. Deze doordachte werkwijze blijkt ook uit zijn samenwerking met anderen, die onder andere zijn handelingen hebben afgeschermd voor het winkelpersoneel. De goederen die verdachte heeft weggenomen, zijn van aanzienlijke waarde. Gelet op de buitenlandse documentatie van verdachte vertonen de handelingen van verdachte de kenmerken van mobiel banditisme.
8.3.4
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 april 2023, alsmede de buitenlandse documentatie van verdachte en de informatie daarover uit België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Hieruit blijkt dat verdachte zich in Nederland niet eerder aan enig strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, maar in het buitenland wel eerder veelvuldig is veroordeeld voor (onder andere) soortgelijke feiten.
8.3.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is enkel een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.6.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Het beslag

9.1
Inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
één stuk computer (goednummer 6312891), te weten een
jammer;
één stuk kleding (goednummer 6312882), te weten een korset;
een bedrag van € 275,- (goednummer 6312883).
9.2
Verbeurdverklaring inbeslaggenomen voorwerpen
De onder 9.1 genoemde voorwerpen 1. en 2. behoren aan verdachte toe. Ten aanzien van deze voorwerpen geldt dat dit voorwerpen betreft met behulp waarvan het onder 1. bewezen feit is begaan alsook die tot het begaan van het bewezen geachte zijn bestemd.
De voorwerpen 1. en 2. worden daarom verbeurd verklaard, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie. De raadsman heeft op dit punt geen standpunt ingenomen.
9.3
Verbeurdverklaring niet inbeslaggenomen voorwerpen
Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie verklaart de rechtbank de volgende niet inbeslaggenomen tassen verbeurd:
- de op 28 augustus 2022 weggenomen tas bij Bottega Veneta van € 3.200,-;
- de twee op 5 oktober 2022 weggenomen tassen bij Bottega Veneta van in totaal € 4.000,-;
- de op 13 februari 2023 weggenomen tas bij Celine van € 3.300,-;
- de op 21 februari 2023 weggenomen tas bij Balenciaga van € 2.500,-.
Het betreffen alle voorwerpen die door middel van het onder 2. bewezen verklaarde feit zijn verkregen. De waarde van de bovengenoemde tassen is bij elkaar € 13.000,-.
Bovenstaande houdt in dat verdachte de goederen óf moet uitleveren, óf de waarde daarvan moet betalen.
De raadsman heeft op dit punt geen standpunt ingenomen.
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 34 in verbinding met artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht en conform de geldende afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, bevelen dat als verdachte niet voldoet aan het betalen en/of uitleveren van de tassen, (per tas) vervangende hechtenis zal worden toegepast.
9.4
Teruggave
Ten aanzien van het onder 3. genoemde geldbedrag kan niet vastgesteld worden dat dit in enig verband staat tot het bewezenverklaarde. Het geldbedrag dient daarom aan verdachte te worden teruggegeven.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 34, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan
Verklaart hetgeen bewezen is strafbaar en verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen:
  • één stuk computer (goednummer 6312891);
  • één stuk kleding (goednummer 6312882).
Verklaart verbeurd de niet inbeslaggenomen voorwerpen:
  • de op 28 augustus 2022 weggenomen tas bij Bottega Veneta van € 3.200,-;
  • de twee op 5 oktober 2022 weggenomen tassen bij Bottega Veneta van in totaal € 4.000,-;
  • de op 13 februari 2023 weggenomen tas bij Celine van € 3.300,-;
  • de op 21 februari 2023 weggenomen tas bij Balenciaga van € 2.500,-.
Beveelt dat verdachte deze goederen óf moet uitleveren, óf de waarde daarvan moet betalen en bepaalt dat bij gebreke daarvan vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk 42, 50, 43 en 35 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] , van:
- een bedrag van € 275,- (goednummer 6312883).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M.J.A. Grimmelikhuijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J.F. Ceelie en M.E. Niemeijer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2023.