ECLI:NL:RBAMS:2023:3647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
13.650120.13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens tijdsverloop en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit besluit is genomen naar aanleiding van het tijdsverloop sinds de in beslagname van gegevens in Suriname in 2016, die noodzakelijk zijn voor de waarheidsvinding. De rechtbank oordeelde dat het niet redelijk is om te verwachten dat deze gegevens binnen afzienbare tijd beschikbaar komen, waardoor de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.C. Bouw. Beide partijen hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen duidelijkheid is over de termijn waarop de benodigde gegevens uit Suriname beschikbaar komen, en dat het wachten op deze gegevens onredelijk is gezien het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten.

Daarnaast is de benadeelde partij, die een vordering had ingediend, ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat zowel de benadeelde partij als de verdachte ieder de eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-650120-13
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 13 mei 2022 en 24 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. A.C. Bouw, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
  • verduistering in de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2012 (feit 1);
  • valsheid in geschrift en/of gebruik maken van valse geschriften in de periode van 13 mei 2005 tot en met 31 december 2012 (feit 2);
  • verduistering in de periode 1 juli 2010 tot en met 26 maart 2015 (feit 5);
  • valsheid in geschrift en/of gebruik maken van valse geschriften in de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 maart 2015 (feit 6).
De tenlastelegging bevat geen feit 3 of feit 4.
De uiteindelijke tenlastelegging zoals die luidt na wijziging op de zitting van 13 mei 2022 is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard. De verdediging heeft eveneens verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank volgt de officier van justitie en de verdediging in hun standpunten en zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte. Daarvoor is het volgende van belang.
Op de zitting van 13 mei 2022 is bepaald dat de in Suriname in 2016 in beslag genomen data op gegevensdragers ten behoeve van de waarheidsvinding onderzocht moet worden, voordat de zaak inhoudelijk behandeld kan worden.
Uit de toelichting van de officier van justitie ter zitting blijkt dat sinds de vorige zitting op een groot aantal momenten bij de Surinaamse autoriteiten is gerappelleerd over de verstrekking van de in beslag genomen data. Voor het verstrekken van die data is vereist dat in Suriname een verlofprocedure wordt doorlopen en op dit moment is er nog steeds geen enkele indicatie op welke termijn met deze procedure voor de onderhavige zaak een start wordt gemaakt gezien de omvang van de bestaande achterstanden. Gelet op het tijdsverloop sinds de in beslagname is het op dit moment niet redelijk meer te verwachten dat deze data binnen afzienbare tijd beschikbaar komen voor het Nederlandse onderzoeksteam.
In deze zaak is sprake van mogelijke benadeelde partijen, van wie er één al een vordering heeft ingediend. Omdat het niet-ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie gevolgen heeft voor benadeelde partijen, kan bij de beoordeling van de vordering van het Openbaar Ministerie rekening gehouden worden met het standpunt van de benadeelde partij. Ter zitting bleek dat weliswaar de opdracht is gegeven om contact op te nemen met de benadeelde partijen over het voornemen van het Openbaar Ministerie om haar eigen nietontvankelijkheid te vorderen, maar niet bekend was welk standpunt de benadeelde partijen hierover hebben ingenomen. De rechtbank stelt echter vast dat het standpunt van de benadeelde partij niet van invloed is op de mogelijkheden om het dossier alsnog binnen afzienbare tijd te complementeren.
Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het niet opportuun, mede gelet op de omstandigheid dat er geen enkele duidelijkheid bestaat over de inhoud van de bestanden (al dan niet belastend dan wel volstrekt irrelevant), om te blijven wachten op een mogelijke verstrekking van de in beslag genomen data door de Surinaamse autoriteiten, ook gelet op het tijdsverloop sinds het begin van de ten laste gelegde strafbare feiten. De omstandigheid dat het dossier niet gecomplementeerd kan worden, terwijl eveneens geen enkel zicht is op de aard van het materiaal (ontlastend, belastend of niet relevant) maakt dat in dit geval de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden. Gelet daarop dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

4.Benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard en dus aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Verklaart [persoon] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2023.
[…]