7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Met het plegen van deze winkeldiefstal heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Bovendien heeft verdachte deze winkeldiefstal gepleegd terwijl hij wist dat voor die winkel aan hem een winkelverbod was opgelegd.
Voldaan aan de criteria voor oplegging
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet er worden voldaan aan de voorwaarden die volgen uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie (Richtlijn Strafvordering bij meerderjarige veelplegers). Zo moet verdachte een misdrijf hebben gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis (onder andere) bewezen heeft verklaard dat verdachte een diefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is gepleegd na tenuitvoerlegging van die vrijheidsbenemende straffen. Uit het reclasseringsadvies van 10 mei 2023 blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke misdrijven oordeelt de rechtbank bovendien dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle voorwaarden uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
De ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie stelt als aanvullende voorwaarde dat er in de afgelopen vijf jaar ten minste tien processen-verbaal moeten zijn opgemaakt voor misdrijven, waarvan ten minste één proces-verbaal in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatste gepleegde misdrijf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar – gelet op zijn status – geen mogelijkheden toe heeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 mei 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] . Hieruit blijkt dat de kans op recidive door de reclassering als hoog wordt ingeschat, vanwege het alcoholgebruik van verdachte en het ontbreken van inkomen, dagbesteding, zelfstandige huisvesting en een sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen. Om de kans op recidive te verlagen is hulpverlening nodig, maar interventies zijn niet uitvoerbaar omdat verdachte geen aanspraak maakt op sociale voorzieningen. De reclassering heeft daarom geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden in een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden. Er wordt geadviseerd om een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen aan verdachte, met een tussentijdse toetsing na één jaar. Ook wordt geadviseerd om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen als een ISD-VRIS, een ISD-maatregel voor vreemdelingen, in de [penitentiaire inrichting 2] . De ISD-maatregel zal dan niet gericht zijn op resocialisatie, maar op terugkeer naar Roemenië met een zachte landing in dat land. In het geval dat een ISD-maatregel geen consequenties heeft voor de verblijfsstatus van verdachte, wordt tenuitvoerlegging in de [penitentiaire inrichting 2] ook geadviseerd. Er zijn daar specifieke interventies mogelijk voor burgers uit de Europese Unie.
[reclasseringswerker] is op de zitting gehoord als deskundige en heeft haar advies bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat verdachte op dit moment niet lang genoeg in Nederland is om aanspraak te maken op sociale voorzieningen die hij wel nodig heeft, zoals hulp voor zijn alcoholverslaving. Amoc heeft twee keer hulp aangeboden aan verdachte voor zijn alcoholverslaving en voor opvang, maar verdachte heeft hier beide keren niets mee gedaan. Amoc heeft hem onder andere begeleid naar HVO-Querido en naar Jellinek, maar verdachte is bij beide instanties nooit verschenen. Amoc heeft aangegeven dat ze geen hulp meer aanbieden aan verdachte. De deskundige acht verdachte niet in staat om zelfstandig terug te keren naar Roemenië.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij na zijn ongeluk (waardoor hij twee weken in coma heeft gelegen) problemen heeft met zijn geheugen en met zijn linkeroor. Na het ongeluk is verdachte naar Roemenië gegaan, maar weer teruggekomen naar Nederland omdat hij in Nederland een baan had gevonden. Deze baan heeft hij na een maand weer verloren. Verdachte wil wel terugkeren naar Roemenië, naar zijn moeder, broer en zus. Dat is beter dan in Nederland in de gevangenis zitten. Verdachte heeft geen commentaar op de vraag waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de hulp die Amoc hem heeft geboden.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er geen mogelijkheden zijn om de benodigde interventies in een drangkader uit te voeren en er geen alternatief is voor oplegging van de ISD-maatregel.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een laatste kans te geven om zelfstandig terug te keren naar Roemenië. De rechtbank oordeelt dat verdachte eerder al is teruggekeerd naar Roemenië, maar weer is teruggekomen naar Nederland. Hulp die is aangeboden door Amoc heeft hij niet aangenomen. De rechtbank heeft er dan ook onvoldoende vertrouwen in dat verdachte, eventueel na het uitzitten van een gevangenisstraf, naar Roemenië zal vertrekken en bestendig recidivevrij zal blijven. Bovendien wordt er op die manier niets gedaan om zijn problematiek te doorbreken en om een gedragsverandering te bevorderen. Binnen de ISD-maatregel kunnen de interventies worden ingezet die hij nodig heeft om zijn problematiek aan te pakken. Ook kan – indien dat gelet op zijn toekomstige verblijfsstatus noodzakelijk is – worden gewerkt aan het motiveren van verdachte voor een (bestendige) terugkeer naar Roemenië. De rechtbank oordeelt daarom dat het opleggen van een ISD-maatregel passend en geboden is en dat zij – mede gelet op het reclasseringsadvies van 10 mei 2023 – geen mogelijkheid ziet om te volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank vindt het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Enerzijds moet de maatschappij optimaal worden beschermd, moet de recidive van verdachte worden beëindigd en moet een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van zijn problematiek, waaronder zijn alcoholgebruik. Indien verdachte zijn verblijfsrecht in Nederland mocht verliezen ten gevolge van deze veroordeling, is er anderzijds voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar Roemenië mogelijk te maken. Ook kan worden onderzocht of het mogelijk is om verslavingszorg, werk en woonruimte voor verdachte in Roemenië voor te bereiden in een concreet stappenplan. De rechtbank legt daarom aan verdachte de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar op. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt niet van deze duur afgetrokken.
Tussentijdse toetsing na zes maanden
Op dit moment heeft verdachte als burger uit de Europese Unie rechtmatig verblijf in Nederland. Verdachte komt daardoor op dit moment niet in aanmerking voor de ISD-VRIS. Door de onderhavige veroordeling zal verdachte mogelijk zijn verblijfsstatus verliezen. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, zal dan gericht worden op repatriëring.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan te toetsen. Na zes maanden zal er hopelijk meer duidelijkheid zijn over de verblijfsstatus van verdachte en de verdere inrichting van de ISD-maatregel.