ECLI:NL:RBAMS:2023:3623

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AMS 23/2780
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens inlichtingenplicht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster, die sinds 7 april 2010 een bijstandsuitkering ontving, had haar aanvraag voor bijstandsuitkering opnieuw ingediend na eerdere afwijzingen. De afwijzingen waren gebaseerd op het feit dat verzoekster de inlichtingenplicht had geschonden, doordat zij geen duidelijkheid had gegeven over haar financiële situatie, waaronder diverse stortingen op haar bankrekening en het bezit van meerdere panden. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet voldoende informatie heeft verstrekt om haar recht op bijstand vast te stellen. Ondanks de financiële nood waarin verzoekster zich bevindt, is het niet voldoende om enkel te stellen dat men in nood verkeert. De voorzieningenrechter benadrukt dat de aanvrager van bijstand de feiten en omstandigheden moet aannemelijk maken en dat verweerder recht heeft op duidelijkheid over de situatie van de aanvrager. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, wat betekent dat verzoekster geen voorschotten ontvangt en er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2780

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om een bijstandsuitkering.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van verweerder en de [bewindvoerder] . [bewindvoerder] . Verzoekster zelf was niet aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoekster ontving sinds 7 april 2010 een bijstandsuitkering.
2.2.
Verweerder heeft de bijstandsuitkering van verzoekster ingetrokken. Daarvoor heeft verweerder als reden gegeven dat verzoekster de inlichtingenplicht voor de bijstandsuitkering heeft geschonden. In de periode van 1 oktober 2018 tot 14 mei 2021 zijn namelijk diverse stortingen gedaan op de bankrekening van eiseres. Ook had verzoekster bij de [naam bank] negentien actieve panden uitstaan met een totale beleensom van
€ 16.700,- . Met een bankpas van de heer [persoon] heeft verzoekster in de periode van
16 oktober 2018 tot en met 18 maart 2019 een bedrag van € 236.000,- aan contant geld opgenomen. In de periode van februari 2020 tot augustus 2020 verbleef verzoekster in Suriname , zonder dit aan verweerder te hebben vermeld. Verzoekster heeft hierover aan verweerder geen duidelijkheid gegeven. Verweerder heeft haar recht op bijstand daarom niet kunnen vaststellen. De rechtbank heeft met een uitspraak van 15 juni 2022 geoordeeld dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was. [1]
2.3.
Verzoekster heeft op 20 juli 2021 opnieuw een aanvraag gedaan om een bijstandsuitkering. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het recht op bijstand van verzoekster nog steeds niet kan worden vastgesteld. Verzoekster heeft nog geen gegevens aan verweerder overgelegd die iets zeggen over de besteding van de contante geldbedragen die zij in bezit had. De rechtbank heeft met een uitspraak van 13 juli 2022 geoordeeld dat de afwijzing van de bijstandsuitkering terecht was. [2]
2.4.
Verzoekster heeft vervolgens op 20 januari 2022, 31 oktober 2022 en op
23 juni 2022 [3] aanvragen gedaan om een bijstandsuitkering. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen of niet in behandeling genomen. Verweerder heeft daarvoor verwezen naar de motivering in zijn vorige besluiten en gesteld dat verzoekster geen nieuwe redenen heeft gegeven om haar toch bijstand te verlenen.
2.5.
Op 15 maart 2023 heeft verzoekster opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd. Met het primaire besluit van 5 mei 2023 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. De afwijzing van die aanvraag ligt in deze procedure voor. Verzoekster heeft tegen die afwijzing bezwaar ingediend. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2.
Verzoekster voert aan dat zij door het blijven weigeren van de bijstandsuitkering in grote financiële nood verkeert. De nood is zo hoog opgelopen dat zij op 23 mei 2023 haar woning zal verliezen. Verweerder heeft haar bijstandsuitkering stopgezet omdat zij geld zou hebben gekregen, maar verzoekster heeft dit geld niet en kan daarom geen verklaring geven over waar dit gebleven zou zijn of wat daarmee gebeurd zou zijn. Verweerder blijft steken bij de vraag wat er met het geld is gebeurd, waardoor een patstelling is ontstaan
3.3.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat sprake is van een aanvraagsituatie. Een aanvrager van een bijstandsuitkering moet de feiten en omstandigheden aannemelijk maken waaruit blijkt dat diegene een bijstandsuitkering nodig heeft. Als verweerder vragen heeft over de (financiële) situatie van een aanvrager, moet de aanvrager hierover de nodige duidelijkheid verschaffen. Dit heet de inlichtingenplicht. Indien de aanvrager niet aan de inlichtingenplicht voldoet, mag verweerder de bijstand weigeren, omdat het recht op bijstand dan niet kan worden vastgesteld. Het is niet genoeg als iemand bezweert in financiële en/of geestelijke nood te zijn. Zelfs een dreigende ontruiming van een woning leidt niet zonder meer tot de conclusie dat bijstand moet worden verleend.
3.4.
De voorzieningenrechter vindt het terecht dat verweerder nog steeds vragen heeft over de situatie van verzoekster en hier meer duidelijkheid over wenst. Omdat verzoekster die duidelijkheid tot op heden nog niet heeft gegeven, vindt de voorzieningenrechter op dit moment dat verweerder de bijstandsuitkering heeft mogen afwijzen.
3.5.
Op de zitting is wel besproken dat verzoekster, haar advocaat en haar [bewindvoerder] hun best zullen doen om objectieve gegevens te verkrijgen die verweerder alsnog meer duidelijkheid kunnen geven. Zo zou de [bewindvoerder] van verzoekster nadere informatie aan verweerder kunnen geven over de panden die verzoekster bij de [naam bank] had en over de lossing daarvan. Ook zou de [bewindvoerder] meer in het algemeen duidelijkheid kunnen geven over de schuldenpositie van verzoekster en hoe deze schulden zijn verlopen in de tijd. Verder is besproken dat [instantie] , waar verzoekster onder behandeling staat, nog informatie zou kunnen hebben die meer duidelijkheid geeft over de situatie van verzoekster, met name waar het haar mentale situatie betreft. Het is denkbaar dat verweerder de informatie op al deze punten nodig heeft voordat kan worden gekomen tot een positieve beslissing over een recht op bijstand van verzoekster.
3.6.
De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting aangegeven ervoor te zullen zorgen dat over vier weken een hoorzitting plaatsvindt. Daarmee geeft verweerder verzoekster op korte termijn een extra kans. Mede daarom bestaat er nu geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter benadrukt wel het belang dat verzoekster, samen met haar advocaat en haar [bewindvoerder] vóór die hoorzitting al met objectieve gegevens komen op de hiervoor genoemde punten, en dat zij ook tijdig voorafgaande aan die zitting vooroverleg hebben met verweerder, zodat die hoorzitting ook zo zinvol mogelijk kan verlopen. Daartoe zijn ook de contactgegevens tussen de gemachtigde van verweerder en de advocaat na de zitting uitgewisseld.

Conclusie en gevolgen

4.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat aan verzoekster geen voorschotten hoeven worden verstrekt.
4.2.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer AMS 21/6215, waartegen nog hoger beroep loopt.
2.Zaaknummer AMS 22/1631; ook hiertegen loopt nog hoger beroep.
3.Voor zover bij de voorzieningenrechter bekend.