ECLI:NL:RBAMS:2023:3613

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
13/000246-23 (zaak A) en 13/011801-20 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, witwassen en telen van hennep

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, witwassen en het telen van hennep. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers, te weten 13/000246-23 (zaak A) en 13/011801-20 (zaak B). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 december 2022 samen met een ander in een woning in Amstelveen heeft ingebroken en diverse goederen heeft weggenomen, waaronder sieraden en een telefoon. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van €6.000,- en het voorhanden hebben van 667 gram hennep, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van het telen van 543 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleger was van deze feiten en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij [naam 2] N.V. tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/000246-23 (zaak A) en 13/011801-20 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering TUL: 13/205859-21
Datum uitspraak: 6 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Bont en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. G.A. Jansen - de Wolf naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A:
medeplegen van diefstal met braak/verbreking/inklimming gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op 11 december 2022 te Amstelveen;
medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 december 2022 te Amstelveen;
Zaak B:
Op 3 december 2019 te Uithoorn:
1.
primair: medeplegen van het opzettelijk telen/bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/
afleveren/verstrekken/vervoeren, in ieder geval het aanwezig hebben van 543 hennepplanten;
subsidiair: medeplichtigheid aan het opzettelijk telen/bereiden/bewerken/verwerken/ verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren, in ieder geval het aanwezig hebben van 543 hennepplanten;
2.
primair: medeplegen van diefstal met braak/verbreking/valse sleutel van elektriciteit;
subsidiair:medeplichtigheid aan diefstal met braak/verbreking/valse sleutel van elektriciteit.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 in zaak A.
Feit 1 in zaak A en feit 1 primair en feit 2 primair in zaak B kunnen wel worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde pleitnota – primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 in zaak A, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de diefstal heeft voltooid. Subsidiair moet verdachte worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘door middel van braak/verbreking’. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 in zaak A, omdat verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de aangetroffen goederen en geldbedragen. Het Openbaar Ministerie heeft geen onderzoek verricht naar deze verklaring. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair in zaak B, omdat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de hennepkwekerij van verdachte was, dan wel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Oordeel over feit 1 in zaak A
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan [adres 2] . Ze had haar woning op 10 december 2022 afgesloten en toen ze op 11 december 2022 terugkwam zag ze dat het keukenraam openstond. Het slot van de voordeur van de woning was niet beschadigd. Toen [aangeefster] op de eerste verdieping kwam, zag ze dat in beide kamers alles overhoop was gehaald. In de inloopkast in de slaapkamer lagen alle sieradendoosjes op de grond. In die sieradendoosjes zaten eerder twee Pandora armbanden, een Swarovski armband, een Swarovski ketting en sieraden uit China. Verder zag [aangeefster] dat haar witte Apple iPhone X, haar Fendi tas, € 100,- en £ 50,- waren weggenomen. Toen ze de camerabeelden van de hal van de woning bekeek, zag ze dat omstreeks 04:00 uur twee mannen in haar woning waren geweest. [2]
De camerabeelden van de hal zijn op de zitting bekeken. De rechtbank heeft hierop het volgende waargenomen. De opname duurt één minuut en vijf seconden en start op 11 december 2022 om 04:21 uur. Op de camerabeelden is te zien dat een man in de hal staat, om zich heen kijkt en verschillende keren in de camera kijkt. Verdachte heeft verklaard dat hij deze man is. [3] Vervolgens is de hand van een tweede persoon te zien. Verdachte verplaatst de camera en verdwijnt rechts uit beeld. De andere persoon loopt in de richting van de trap die naar boven gaat. [4]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning is geweest, maar hij ontkent dat hij spullen heeft weggenomen. Hij kwam diep in de nacht een kennis tegen in zijn straat en die kennis vroeg of verdachte met hem meeging om hem ergens mee te helpen. Verdachte wil de naam van deze kennis niet noemen. Toen ze bij de woning aankwamen zag verdachte dat het raam van de keuken al open was. De kennis zei dat verdachte als eerste naar binnen moest gaan. Verdachte is toen via het keukenraam naar binnen geklommen en de kennis is hem gevolgd. Op dat moment wist verdachte dat ze waarschijnlijk spullen gingen wegnemen. Verdachte is niet naar boven gegaan en hij heeft geen spullen uit de woning meegenomen. Toen ze in de hal stonden zag verdachte de camera en toen is hij direct naar buiten gegaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met een ander via het keukenraam de woning van [aangeefster] is binnengeklommen en dat zij vervolgens diverse spullen uit de woning hebben weggenomen. De verklaring van verdachte dat hij niet naar boven is geweest, niets heeft weggenomen en dat hij de woning direct heeft verlaten toen hij de camera zag, wordt niet ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. De camerabeelden uit de woning betreffen slechts een kort moment en daarop is alleen te zien dat verdachte uit beeld loopt nadat hij de camera heeft verplaatst. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met een ander in de betreffende nacht aanwezig is geweest in de woning van aangeefster waaruit vervolgens diverse goederen zijn weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die andere persoon, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank feit 1 in zaak A bewezen.
3.3.2.
Oordeel over feit 2 in zaak A
Feiten en omstandigheden
De politie heeft de woning aan [adres 3] op 30 december 2022 doorzocht. Verdachte staat samen met zijn moeder op dit adres ingeschreven. [5] In een niet afgesloten voorraadkamer stonden meerdere kasten. In één van die kasten werd in een opgevouwen gordijn een portemonnee aangetroffen met daarin € 6.000,- (vijftig briefjes van € 50,- , 23 briefjes van € 100,- en zes briefjes van € 200,-). In de andere kasten in de voorraadkamer vond de politie twee Moncler jassen, 667 gram hennep en een paar Gucci schoenen. [6] Verder werden in de woning een groot aantal schoenen in de maat van verdachte aangetroffen, waaronder twee paar Adidas Yeezy schoenen, een paar Mason schoenen en een paar Louboutin schoenen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij toegang had tot alle ruimtes in de woning. [8] Niet is gebleken dat iemand anders dan verdachte en zijn moeder toegang had tot de aangetroffen spullen en het geldbedrag. Op de zitting heeft verdachte zich ten aanzien van vragen over wie er toegang tot de woning hadden op zijn verschoningsrecht beroepen.
De politie heeft de bankrekening van verdachte onderzocht en geconstateerd dat er in de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2022 tien onverklaarbare contante stortingen zijn geweest met een totaalbedrag van € 1.310,-. [9] Uit verder onderzoek naar de financiële situatie van verdachte in de periode 2018 tot en met 2022 is gebleken dat hij niet over (legale) inkomsten beschikte en dat hij geen vermogen had. [10]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de in de woning aangetroffen goederen, de hennep, het contante geldbedrag van € 6.000,- en het gestorte geldbedrag van € 1.310,- op zijn rekening voorhanden heeft gehad.
Beoordelingskader witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal volgens vaste jurisprudentie allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de 667 gram hennep
Ten aanzien van de aangetroffen 667 gram hennep moet - gelet op de hoeveelheid - worden verondersteld dat die afkomstig waren uit enig misdrijf en verdachte moet van deze criminele herkomst hebben geweten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de hennep heeft witgewassen. De rechtbank ziet onvoldoende aanwijzingen dat er sprake is geweest van medeplegen en dat er van het witwassen een gewoonte is gemaakt. Van die onderdelen in de tenlastelegging zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overige goederen en geldbedragen
De rechtbank kan op basis van het dossier geen specifiek misdrijf vaststellen waaruit de overige goederen en geldbedragen afkomstig zijn. Gelet op de omstandigheid dat verdachte geen kenbaar vermogen en inkomen heeft en toch over deze goederen en bedragen kon beschikken, is er naar het oordeel van de rechtbank echter een vermoeden van witwassen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst hiervan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij (zwart) geld verdiende als koerier bij pizzeria [naam 1] in Amstelveen. Hiermee verdiende hij naar eigen zeggen ongeveer € 150,- per week. Daarnaast heeft hij geld verdiend met pokeren via het platform Pokerstars. In april 2022 zou hij € 7.500,- hebben gewonnen. Verder heeft hij eenmalig € 6.250,- ontvangen als schadevergoeding voor een ongeluk in 2021 waarbij hij een whiplash heeft opgelopen. Ter onderbouwing van de schadevergoeding heeft de raadsvrouw op de zitting correspondentie tussen verdachte en de letselschadejurist overgelegd.
Hoewel de verklaring van verdachte op punten aan duidelijkheid te wensen overlaat, is de rechtbank van oordeel dat zijn verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is en dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen en geldbedragen had kunnen verrichten. Zo had het Openbaar Ministerie onderzoek kunnen doen naar de koerierswerkzaamheden van verdachte bij pizzeria [naam 1] in Amstelveen en de door hem gestelde schadevergoeding. Nu nader onderzoek achterwege is gebleven, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de overige goederen en geldbedragen een criminele herkomst hebben.
De rechtbank concludeert dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van de overige goederen en de geldbedragen, zodat hij ook hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
3.3.3.
Oordeel over feit 1 en feit 2 in zaak B
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) heeft de politie op 3 december 2019 in een woning aan [adres 4] een hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 543 hennepplanten, verdeeld over twee kweekruimtes. [11] De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder [naam 2] N.V. Hierbij werd geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. De elektriciteit werd voor de meter afgetapt. [12] De zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en los teruggeplaatst. Aan de bovenzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. [13]
Uit onderzoek is gebleken dat niemand op het adres [adres 4] stond ingeschreven. Het energiecontract van de woning stond op naam van verdachte en hij stond sinds 2013 als gebruiker van de woning geregistreerd. [14] Verdachte is op 3 december 2019 aangehouden, nadat door de politie werd gezien dat hij samen met [medeverdachte] de woning binnenging en korte tijd later weer naar buiten kwam. [15]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de woning vanaf begin 2017 onderverhuurde aan iemand van wie hij de naam niet meer weet. Toen hij in mei 2019 langsging om post te overhandigen werd er niet opengedaan. Verdachte is toen de woning binnengegaan. Hoewel de deuren van de kweekruimtes op slot waren, wist verdachte wat er aan de hand was toen hij alle troep in de woning zag. De grote illegale meterkast die de hennepplantage voorzag van elektriciteit heeft verdachte toen ook gezien. [16] Verdachte heeft toen tegen de onderhuurder gezegd dat hij de hennepkwekerij weg moest halen. De onderhuurder heeft hem daarop samen met anderen bedreigd met een wapen. Vervolgens moest verdachte vanaf begin november 2019 elke dag naar de woning gaan om de hennepkwekerij van water te voorzien. Vanaf december 2019 zou hij de woning weer van de onderhuurder terugkrijgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich op 3 december 2019 heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hennepkwekerij met 543 hennepplanten en aan diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De rechtbank overweegt dat het bevloeien (water geven) van de in de kwekerij aanwezige hennepplanten niet kan worden aangemerkt als een handeling die het telen van die planten enkel ondersteunt of faciliteert, maar dat een dergelijke handeling een onontbeerlijke schakel is in het geheel van noodzakelijke handelingen voor de teelt van hennepplanten. [17] Verdachte wist dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Verdachte heeft een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit en hij heeft nauw en bewust samengewerkt met een ander of anderen, zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank concludeert dat feit 1 primair en feit 2 primair in zaak B kunnen worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A:
1.
op 11 december 2022 te Amstelveen, omstreeks 4:00 uur, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wedderrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen diverse sieraden (waaronder: twee armbanden van het merk Pandora en een armband van het merk Swarovski en een ketting van het merk Swarovski) en een telefoon van het merk Apple, model iPhone X kleur wit en een designertas van het merk Fendi en 100 euro en 50 Britse pond, toebehorende aan [aangeefster] , terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
2.
op 30 december 2022 te Amstelveen,
- 667 gram hennep,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die hennep, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Zaak B:
1.
op 3 december 2019 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres 4] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 543 hennepplanten;
2.
op 3 december 2019 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een pand aan [adres 4] een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [naam 2] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, te weten een gemaakte illegale aansluiting voor elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de hennepplantage is door de raadsvrouw een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht. Verdachte heeft het standpunt dat sprake zou zijn geweest van psychische overmacht niet onderbouwd. Ook biedt het dossier voor een dergelijke situatie onvoldoende aanknopingspunten. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 en zaak B onder 1 primair en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd hieraan de bijzondere voorwaarden te verbinden uit het reclasseringsadvies van 26 april 2023.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte vermoedelijk licht verstandelijk beperkt is en dat hulpverlening op korte termijn kan aanvangen. Detentie zal dit mogelijke hulpverleningstraject doorbreken. Verder moet ten aanzien van zaak B rekening worden gehouden met het feit dat het een oude zaak betreft. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast moet aan verdachte en taakstraf worden opgelegd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal door middel van inklimming in een woning. Verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen. Dergelijke feiten kunnen nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen bij de bewoners van de betreffende woning. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar slechts aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Verder heeft verdachte een 667 gram hennep witgewassen, zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het kweken van 543 hennepplanten en aan diefstal van elektriciteit in vereniging door middel van verbreking. De productie van en handel in hennep gaat vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Het gebruik van hennep brengt ook gezondheidsrisico’s met zich, waarvan de samenleving negatieve gevolgen ondervindt. Verder levert een hennepkwekerij, waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektriciteitsinstallatie ondeskundig is aangelegd, (brand-)gevaar op voor omwonenden. Daarnaast heeft [naam 2] N.V. als gevolg van de diefstal van elektriciteit financiële schade en hinder ondervonden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 9 augustus 2022 door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld voor het medeplegen van een woninginbraak en schuldheling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 180 uur. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden een soortgelijk feit te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 april 2023. Hoewel verdachte niet erg gemotiveerd lijkt tot gedragsverandering en het uitvoeren van het
reclasseringstraject is de reclassering toch van mening dat interventies mogelijk het risico op recidive kunnen verminderen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken
hebben vastgesteld. Voor insluiping in een woning, waarbij sprake is van recidive, wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Voor een hennepkwekerij met 500 tot 1.000 hennepplanten noemen de oriëntatiepunten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden als uitgangspunt.
Overschrijding van de redelijke termijn in zaak B
Als uitgangspunt geldt dat een verdachte recht heeft op berechting van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn in dit geval is aangevangen op 4 december 2019, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld. Het onderhavige vonnis wordt op 6 juni 2023 uitgesproken.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden met een periode van anderhalf jaar, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt daarom voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking.
Gelet op de eerdere veroordeling van 9 augustus 2022 is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, zoals de raadsvrouw heeft betoogd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar een passende straf is. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is om die na te leven.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Zaak A:
1. EUR (goednummer: 6281903)
2. 2 STK Schroevendraaier (goednummer: 6281901)
3. 12 STK Schroef (goednummer: 6281905)
4. 1 STK Schroevendraaier (goednummer: 6281910)
5. 1 STK Lamp (goednummer: 6281923)
6. 1 STK Chemicaliën (goednummer: 6281926)
7. 1 STK Gereedschap (goednummer: 6281936)
8. 1 STK Gereedschap (goednummer: 6281939)
9. 1 STK Slotentrekker (goednummer: 6281941)
10. 1 STK Sleutel (goednummer: 6281943)
11. 1 STK Tas (goednummer: 6281945)
12. 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 6281947)
13. 1 STK Jas (goednummer: 6281994)
14. 1 STK Hennep (goednummer: 6281931)
Zaak B:
1. STK Personenauto [kenteken] (goednummer: 5359516)
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot nummer 14 (hennep) het in zaak A onder 2 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de in zaak A onder nummers 1 tot en met 13 en de in zaak B onder nummer 1 inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vordering
De benadeelde partij [naam 2] N.V. vordert € 30.584,12 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 29.809,12. Dit betreft het bedrag dat nog openstaat, omdat verdachte een betalingsregeling met [naam 2] N.V. heeft getroffen. De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade is berekend op basis van zeventien oogsten, terwijl de diefstal van elektriciteit op één dag is ten laste gelegd.
Volgens de raadsvrouw komt de vordering primair slechts voor deze ene dag, subsidiair voor deze kweekcyclus voor toewijzing in aanmerking.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [naam 2] N.V. als gevolg van de onder feit 2 primair in zaak A bewezenverklaarde diefstal van elektriciteit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Uit de bijgevoegde factuur volgt dat de gevorderde schade is berekend vanaf 2016 tot en met 3 december 2019. Bewezen is de diefstal van elektriciteit op één dag, te weten 3 december 2019. Dit houdt in dat de gevorderde kosten die bestaan uit de weggenomen elektriciteit over 2019 slechts ten aanzien van één dag voor vergoeding in aanmerking komen. De overige eenmalig gemaakte kosten komen wel in het geheel voor vergoeding in aanmerking.
Variabele kosten:
Transport vergoeding 3x35A 2019, prijs per eenheid (dag) : € 1,94
Transport vergoeding 3x25A 2019, prijs per eenheid (dag) : € 0,38 -
Totaal € 1,56
Ongeregistreerd verbruik elektriciteit 2019: € 9.409,71 : 336 (dagen) = € 28,-
Eenmalig gemaakte kosten:
Planning en vooronderzoek € 67,90
Voorrijkosten (ma / vr van 8 tot 17 uur) € 120,00
Opmaken dossier op werkdagen € 191,90
Onderzoek meetinrichting € 360,00
Uit- en inbedrijfstelling
Uitvoeren netmeting € 274,90
Verlichten aansluiting 3f € 116,53
Afhandelingskosten € 101,80
Administratiekosten € 480,00 +
Totaal € 1.913,03
€ 1,56 + € 28,- + € 1.913,03 = € 1.942,59
De rechtbank concludeert dat de vordering tot een bedrag van € 1.942,59 kan worden toegewezen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan deze schadevergoeding vorderen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
[naam 2] N.V. is een commerciële rechtspersoon met een professionele incasso-afdeling, zodat geen noodzaak bestaat voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/205859-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 augustus 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en het in zaak B onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van inklimming;
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
witwassen;
Ten aanzien van zaak B, feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Ten aanzien van zaak B, feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 5] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Gedragsinterventie middelengebruik
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
3.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra veroordeelde is geaccepteerd door de zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
4.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Hennep (goednummer: 6281931)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 6000 EUR (goednummer: 6281903)
- 2 STK Schroevendraaier (goednummer: 6281901)
- 12 STK Schroef (goednummer: 6281905)
- 1 STK Schroevendraaier (goednummer: 6281910)
- 1 STK Lamp (goednummer: 6281923)
- 1 STK Chemicaliën (goednummer: 6281926)
- 1 STK Gereedschap (goednummer: 6281936)
- 1 STK Gereedschap (goednummer: 6281939)
- 1 STK Slotentrekker (goednummer: 6281941)
- 1 STK Sleutel (goednummer: 6281943)
- 1 STK Tas (goednummer: 6281945)
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 6281947)
- 1 STK Jas (goednummer: 6281994)
- 1 STK Personenauto [kenteken] (goednummer: 5359516)
Benadeelde partij [naam 2] N.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] N.V. toe tot een bedrag van € 1.942,59 (duizend negenhonderd tweeënveertig euro en negenenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 3 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] N.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
TUL 13-205859-21
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 9 augustus 2022 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. D. Bode en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV aangifte [aangeefster] , p. 5 en 6.
3.Verklaring van verdachte op de zitting van 23 mei 2023.
4.Eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 23 mei 2023.
5.PV van bevindingen, p. 10 (derde alinea).
6.PV van bevindingen, p. 11 (tweede alinea) en een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, p. 120.
7.PV van bevindingen, p. 26 (onderaan).
8.Verklaring van verdachte op de zitting van 23 mei 2023.
9.PV van bevindingen, p. 262 (onderaan).
10.PV van bevindingen, p. 224.
11.PV aantreffen hennepkwekerij, p. 62 (onder ‘aanleiding onderzoek’), 63 en 64 (midden).
12.PV aantreffen hennepkwekerij, p. 65 (onder ‘stroomvoorziening’).
13.Aangifte [naam 2] N.V., p. 18 (bovenaan).
14.PV van bevindingen, p. 4 (midden) en 5 (bovenaan) en PV van bevindingen, p. 238 (midden).
15.PV van bevindingen, p. 60 (onderaan) en 61.
16.Verklaring van verdachte op de zitting van 23 mei 2023.