Beoordeling
9. [gedaagde] heeft de nietigheid van de dagvaarding en de niet-ontvankelijkheid van [eiser] bepleit. Daartoe heeft hij ter zitting nog een print uit de Basisregistratie Personen overgelegd, waaruit blijkt dat [eiser] niet in Nederland staat ingeschreven maar de inschrijving is opgeschort wegens emigratie.
10. Het betoog van [gedaagde] wordt verworpen. De persoonlijke gegevens van een eiser in de dagvaarding strekken ertoe dat geen twijfel bestaat omtrent diens identiteit en dat identificatie mogelijk is. Nu de identiteit van [eiser] als voormalig huurster van [gedaagde] voor hem genoegzaam bekend mag worden verondersteld, kan verkeerde vermelding van de woonplaats geen misverstand opleveren over haar identiteit. Verkeerde vermelding van de woonplaats brengt dan ook geen nietigheid van de dagvaarding met zich. Van een onredelijke benadeling in de zin van artikel 66 lid 1 Rv is geen sprake.
In conventie en in reconventie
11. Gelet op de samenhang worden in het vervolg de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk behandeld. Geoordeeld wordt als volgt.
12. Partijen verschillen van mening of de waarborgsom moet worden terugbetaald en of [gedaagde] (herstel)kosten bij [eiser] in rekening mag brengen. Vast staat dat [gedaagde] de waarborgsom nog niet aan [eiser] heeft terugbetaald. [gedaagde] heeft het standpunt ingenomen dat [eiser] de woning niet goed heeft opgeleverd waardoor hij de herstelkosten met de borgsom mag verrekenen en [eiser] bovendien nog verdere kosten aan [gedaagde] dient te betalen. In dit verband doet [gedaagde] een beroep op in het eindrapport vermelde bijzonderheden.
13. Vooropgesteld wordt dat indien tussen huurder en verhuurder een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, de huurder op de voet van artikel 7:224 lid 2 BW gehouden is het gehuurde bij het einde van de huur aan de verhuurder op te leveren in dezelfde staat waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd. De beschrijving wordt geacht de staat van het gehuurde weer te geven waarin de huurder de zaak heeft aanvaard.
14. Bij een eindinspectie gaat het om bevindingen ten aanzien van de (actuele) staat van het gehuurde. Door een dergelijk inspectierapport te vergelijken met de beschrijving van het gehuurde bij aanvang van de huur kan vastgesteld worden waartoe de huurder in het kader van de teruggaveverplichting richting de verhuurder gehouden is.
15. De kantonrechter ziet aanleiding kritisch te kijken naar beide inspectierapporten in deze zaak. Aanleiding daarvoor is het gemotiveerde betoog van [eiser] , dat zij in beide gevallen moest tekenen voor iets dat zij niet kon inzien. Bevestiging daarvan volgt uit de in het inspectierapport van aanvang genoemde opnamedatum: opname door [makelaar] op 7 december 2021, derhalve ruim een jaar na aanvang van de huur. Dat roept twijfel op over (in ieder geval het tijdstip van) de aanvangsinspectie.
16. Ten aanzien van de eindinspectie geldt het volgende. Daarin staat als opnamedatum door [makelaar] vermeld 18 januari 2022. Dat is dus na de inspectie op 14 januari 2022, toen [eiser] aanwezig was en heeft getekend, hetgeen aanpassing daarna mogelijk maakt. Verder valt op dat in de begeleidende mail van [makelaar] van 18 januari 2022 aan [eiser] , een voorschot wordt genomen op meer dan alleen verrekening van schade en achterstallig onderhoud. Zo haalt [makelaar] de inspanning en tijd van de verhuurder en bemiddelaar aan, alsmede tussen verhuurder en huurder overeengekomen mutatiekosten voor wederverhuur ten laste van de huurder. De voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst zou door verhuurder zijn aanvaard mits een nieuwe huurovereenkomst via de makelaar tot stand zou komen, waarbij overeengekomen is dat huurder verantwoordelijk is voor courtagekosten a € 2.450,00 exclusief btw. Een wettelijke basis of rechtvaardiging daarvoor ontbreekt naar het oordeel van de kantonrechter.
17. Gelet op de gerede twijfel hanteert de kantonrechter de inspectierapporten niet als beschrijving van het gehuurde als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW.
18. In het geval geen beschrijving is opgemaakt wordt de huurder op grond van artikel 7:224 lid 2 BW, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
19. Nu [eiser] nadrukkelijk het standpunt heeft ingenomen dat zij de woning heeft opgeleverd in goede staat zonder gebreken en/of schades, is het aan [gedaagde] om het hiervoor bedoelde tegenbewijs te leveren.
20. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] daarin niet is geslaagd. De door [gedaagde] overgelegde foto’s en facturen zijn in dat verband, gelet op de betwisting van [eiser] , daartoe onvoldoende. De dag nadat [eiser] het gehuurde heeft verlaten, is de opvolgende huurster in de woning getrokken. Vaststaat bovendien, dat deze nieuwe huurster direct een feestje in de woning heeft gehouden. De door [gedaagde] overgelegde foto’s zijn ongedateerd. De factuur met betrekking tot de parketvloer dateert uit oktober 2022, terwijl [eiser] reeds negen maanden eerder uit de woning was vertrokken. De lekkage kan evenmin voor rekening van [eiser] komen, nu die pas maanden na het vertrek van [eiser] uit de woning is opgevoerd. De factuur van de beheerder van de woning van [gedaagde] voor begeleiding van werkzaamheden acht de kantonrechter hoe dan ook niet toewijsbaar, nu dat tot de normale beheerdiensten behoort.
21. De door [gedaagde] verder voor verrekening opgevoerde bestuurlijke boete komt evenmin voor rekening van [eiser] . Blijkens het brondocument van de bestuurlijke boete is het verkeerd geplaatst huisvuil geconstateerd op de locatie [locatie], hetgeen kilometers van de woning verwijderd is. Bovendien is volgens het brondocument Stichting Clavis betrokken, een stichting waaraan [gedaagde] zelf verbonden is. In deze zaak kan dan ook niet worden vastgesteld dat het aangetroffen huisvuil van [eiser] afkomstig is geweest, of dat zij verantwoordelijk gehouden kan worden voor de bestuurlijke boete.
22. [gedaagde] komt gelet op het voorgaande geen bedrag toe van [eiser] , uit hoofde van herstelkosten of anderszins. Zijn beroep op verrekening wordt verworpen. [gedaagde] moet de gehele waarborgsom a € 4.200,00 aan [eiser] terug betalen. Dat betekent dat de vordering in conventie toewijsbaar is als hierna te melden. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt toegewezen met ingang van de in de sommatie genoemde uiterste betaaldatum. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, nu [eiser] terecht de vordering uit handen heeft gegeven. Dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht is niet betwist. Toegewezen wordt het bedrag conform de toepasselijke staffel. De vordering in reconventie wordt afgewezen.
23. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten in conventie en in reconventie belast. Gelet op de samenhang wordt voor de proceskosten in reconventie een half punt toegekend.