ECLI:NL:RBAMS:2023:3558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
13/004838-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van het niet naleven van een verzamelvonnis. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 mei 2023 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S.M. Hof, aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd de gevangenhouding bevolen, maar de rechtbank schorste deze onder bepaalde voorwaarden. Op 17 mei 2023 vond de voortzetting van de zitting plaats, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, opnieuw aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het verzamelvonnis, en dat er geen omstandigheden waren die de overlevering rechtvaardigden volgens artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeerde dat de overlevering op grond van deze weigeringsgrond moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis had geleid. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/004838-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 6 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 30 maart 2022 door
the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
verblijfadres: [adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om officier van justitie in de gelegenheid te stellen om:
  • een zogeheten IND-bevraging te doen;
  • de reeds geformuleerde vragen ten aanzien van artikel 12 OLW en de genoegzaamheid van de feitsomschrijving (nogmaals) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen; en
  • de in het proces-verbaal van de zitting van 3 mei 2023 geformuleerde vragen te stellen ten aanzien van de eventuele omzettingsbeslissingen in de vonnissen met nummers II K 802/16 en II K 957/16.
Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen onder gelijktijdige schorsing ervan.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 17 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
I. een
cumulative judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 23 februari 2021, met referentie
II K 619/20;
II. een
judgment of the District Court of Rybnikvan 21 januari 2019, met referentie
III K 907/17;
III. een
judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 20 september 2018, met referentie
II K 1064/17;
IV. een
cumulative judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 15 februari 2018, met referentie
II K 970/17;
V. een
judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 16 november 2016, met referentie
II K 802/16;
VI. een
judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 5 december 2016, met referentie
II K 957/16;
VII. een
judgment of the District Court of Cieszynvan 15 december 2016, met referentie
II K 1694/16;
VIII. een
judgment of the District Court of Jastrzębie-Zdrójvan 7 maart 2017, met referentie
II K 864/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog drie jaar, vier maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor onder I. genoemde verzamelvonnis met referentie II K 619/20.
Het verzamelvonnis met referentie II K 619/20 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank is met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat de overlevering met betrekking tot het verzamelvonnis met referentie II K 619/20 op grond van artikel 12 OLW kan worden geweigerd en dat er geen aanleiding is om van toepassing van deze weigeringsgrond af te zien
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 10 mei 2023 blijkt niet dat het verzamelvonnis op verzoek van de opgeëiste persoon is gewezen. Weliswaar hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat de oproep is verzonden aan de opgeëiste persoon, maar niet blijkt dat deze oproep hem ook daadwerkelijk heeft bereikt. De rechtbank kan uit het EAB en de aanvullende informatie niet opmaken dat de opgeëiste persoon voorafgaand aan de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis een instructie heeft ontvangen onder meer inhoudend dat hij gedurende die procedure bereikbaar moest zijn voor de Poolse justitiële autoriteiten, hij om die reden een (post)adres moest opgeven, alsmede eventuele adreswijzigingen diende door te geven. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid, zodat niet is gebleken dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Evenmin kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
Omdat de overlevering op grond van artikel 12 OLW wordt geweigerd voor het aan het EAB ten grondslag liggende verzamelvonnis van 23 februari 2023, hoeven de onderliggende vonnissen en overige verweren geen nadere bespreking..

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.