ECLI:NL:RBAMS:2023:3532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
13/015653-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een verdachte wegens diefstal en overtreding van een verblijfsverbod

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/015653-23, 13/223837-22 en 13/013692-23 zijn aangebracht, gevoegd. De verdachte is beschuldigd van diefstal van winkelgoederen van Albert Heijn op 16 januari 2023 (zaak A), diefstal in vereniging van wijn op 4 september 2022 (zaak B) en overtreding van een verblijfsverbod op 13 januari 2023 (zaak C). Tijdens de zitting op 12 april 2023 heeft de officier van justitie de vordering ingediend en de verdachte heeft de diefstal bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive en de problematiek van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en dakloosheid. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de kans op recidive te verminderen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/015653-23 (A); 13/223837-22 (B); 13/013692-23 (C) (gev. ttz.) (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak (artikel 279 Sv) gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 12 april 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.F. van Drumpt, en van wat door de raadsvrouw van verdachte mr. M.A. Muntjewerf, en reclasseringswerker mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] , via een videoverbinding, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd, na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van zaak A
diefstal van meerdere winkelgoederen (waaronder: een fles wijn) van winkelbedrijf
Albert Heijn op 16 januari 2023 te Amsterdam;
ten aanzien van zaak B
diefstal in vereniging van wijn van winkelbedrijf Albert Heijn op 4 september 2022 te Amsterdam;
ten aanzien van zaak C
overtreding van een verblijfsverbod voor het overlastgebied Centrum op 13 januari 2023 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van zaak A
De officier vindt dat bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen goederen heeft gestolen gelet op de bekentenis van verdachte en de getuigenverklaring.
Ten aanzien van zaak B
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde diefstal van de wijn in vereniging heeft begaan. Verdachte heeft de diefstal bekend. Dat de diefstal in vereniging is gepleegd volgt uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden waarop is te zien dat verdachte twee flessen bij de mededader in de tas stopt.
Ten aanzien van zaak C
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte niet heeft voldaan aan het gebiedsverbod zoals dat aan verdachte is opgelegd. Het gebiedsverbod is op
12 januari 2023 aan verdachte uitgereikt en de strekking van het verbod is aan verdachte met behulp van een tolk uitgelegd. Verdachte heeft toen gezegd dat hij het heeft begrepen en heeft gevraagd of het Centraal Station ook tot het gebied behoorde. Er zat een kaartje bij het gebiedsverbod waaruit bleek dat het Centraal Station ook bij het verboden gebied hoorde. De officier van justitie vindt het niet geloofwaardig dat verdachte zich het gebiedsverbod een dag later niet meer kan herinneren zoals hij heeft verklaard tijdens zijn verhoor bij de politie op 13 januari 2023 na zijn aanhouding op het stationsplein in Amsterdam. Bovendien heeft verdachte eerder gebiedsverboden voor de duur van 24 uur gekregen. Het gebiedsverbod voldoet daarom aan de voorwaarden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A
De rechtbank acht het in zaak A tenlastegelegde bewezen. Gelet op het standpunt van de officier van justitie, de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en omdat de raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Ten aanzien van zaak B
Verdachte heeft de diefstal bekend en hij heeft verklaard dat hij deze alleen heeft gepleegd. Uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden leidt de rechtbank echter af dat verdachte de diefstal samen met de mededader [medeverdachte] heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader zijn samen de winkel in gegaan. Verdachte heeft twee flessen wijn gepakt en aan [medeverdachte] heeft gegeven. De flessen zijn in de tas gestopt. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen naar de uitgang gelopen. [medeverdachte] had op dat moment de flessen in haar tas. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van zaak C
De rechtbank acht het in zaak C tenlastegelegde bewezen. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij niet in het door hem betreden overlastgebied mocht komen, wordt weerlegd door de inhoud van het voor het bewijs gebezigde proces-verbaal van uitreiking van het verwijderingsbevel. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en omdat de raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, behoeft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit in zaak C geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A
op 16 januari 2023 te Amsterdam meerdere winkelgoederen (waaronder: een fles wijn) toebehorend aan Albert Heijn (filiaal: [adres] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B
op 4 september 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander wijn, toebehorend aan winkelbedrijf Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C
op 13 januari 2023 om 15.30 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en 177 van de Gemeentewet en 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen, maar als alternatief een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte op zelfstandige basis wil terugkeren naar [land van herkomst] nu zijn verblijfsrecht tijdens zijn voorarrest is ingetrokken. De ISD-maatregel is volgens de raadsvrouw niet nodig om de maatschappij te beveiligen omdat verdachte toch van plan is om naar [land van herkomst] te vertrekken.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in zaak A en zaak B schuldig gemaakt aan winkeldiefstal (in vereniging). De rechtbank overweegt dat diefstal een hinderlijk feit is waardoor overlast bij de gedupeerde winkel is ontstaan. Ook zorgt het voor veel overlast in de maatschappij en bij het winkelend publiek in het bijzonder. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendomsrecht. Daarnaast was hij in zaak C aanwezig op een plaats waar hij niet mocht zijn. Uit het gebiedsverbod en het dossier blijkt dat verdachte vaker overlast heeft veroorzaakt op het Centraal Station in Amsterdam. Ondanks dat hem de toegang tot het overlastgebied Centrum was ontzegd, was hij toch de volgende dag weer aanwezig. Verdachte geeft hiermee te kennen de hem gestelde beperkingen niet serieus te (kunnen) nemen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering - Fivoor van
30 maart 2023, opgesteld door mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Verdachte heeft geen werk, legale inkomsten, zorgverzekering en eigen woonruimte en spreekt de Nederlandse taal niet. Verdachte leidt een dakloos bestaan en pleegt delicten veelal onder invloed van alcohol om te voorzien in eten en drinken. Gelet daarop wordt het risico op recidive ingeschat als hoog. Om aanspraak te kunnen maken op sociale voorzieningen in Nederland moet een EU-onderdaan vijf jaren zelfvoorzienend en van onbesproken gedrag zijn. Hiervan is geen sprake. Er werden eerder geen reclasseringsinterventies geadviseerd of opgelegd omdat er geen mogelijkheden voor resocialisatie werden gezien. Uit recente informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst blijkt dat er op 15 februari 2023 is besloten om het rechtmatig verblijf van verdachte in te trekken. Belangrijkste risicofactoren voor delictgedrag zijn het alcoholgebruik, financiën, dagbesteding en wonen. Om te komen tot recidivevermindering is verslavingsbehandeling, begeleiding en nader onderzoek naar het psychisch functioneren en de cognitieve vermogens noodzakelijk. Hoewel verdachte zijn alcoholverslaving erkent, ontbreekt het hem aan inzicht en vaardigheden om adequate hulp te zoeken en praktische zaken te regelen. Hij wees eerder een aangeboden forensisch behandeltraject in Duitsland af. Behandeling in een gesloten setting wordt noodzakelijk gezien om te komen tot abstinentie van middelen. Fivoor ziet echter geen mogelijkheden voor deze zorg in Nederland vanwege het ontbreken van basisvoorwaarden zoals een inkomen, zorgverzekering, de taalbarrière en toekomstperspectief in Nederland. Fivoor ziet het programma dat geboden wordt binnen de ISD-maatregel als beste optie om de kans op recidive te kunnen verminderen. Op de
ISD-afdeling kan er in de eerste fase goede diagnostiek worden uitgevoerd en kunnen aan verdachte individuele behandeling en gedragsinterventies worden geboden om in ieder geval te werken aan de alcoholverslaving. Daarnaast wordt er scholing geboden en interventies gericht op cognitieve vaardigheden om de kans van slagen op een delictvrij, maatschappelijk aanvaardbaar leven te vergroten. Er zal worden gewerkt aan een zogenaamde terugkeer met zachte landing in het land van herkomst, waarbij interventies worden ingezet die gericht zijn op een geslaagde resocialisatie in het land van herkomst.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker [naam reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemd reclasseringsadvies bevestigd en nader toegelicht dat wordt geadviseerd de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, omdat de snelheid waarmee de terugkeer met zachte landing in het land van herkomst kan worden bewerkstelligd afhankelijk is van de eigen inzet van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in één jaar tijd veelvuldig is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens vermogensdelicten. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de
ISD-maatregel stelt (de ‘harde’ ISD-criteria). Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 16 januari 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt ook dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Gezien de overlastgevende aard en het hoge aantal door verdachte begane vermogensdelicten en het als hoog ingeschatte recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist.
De rechtbank is van oordeel dat ook is voldaan aan de ‘zachte’ ISD-criteria. Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens (met name) vermogensdelicten. Verdachte heeft in Nederland geen verblijfsrecht meer, waardoor hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. Begeleiding door de reclassering is daarom, gelet op hetgeen verdachte en de maatschappij nodig hebben, onuitvoerbaar. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel hulp en begeleiding nodig heeft bij zijn verslavingsproblematiek om op het rechte pad te komen en blijven. Ook heeft verdachte hulp nodig om zijn terugkeer naar [land van herkomst] te organiseren. Dit kan het beste binnen de ISD vormgegeven worden.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de
ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Ook is voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar [land van herkomst] mogelijk te maken. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 184, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde in zaak A, zaak B en zaak C heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
diefstal;
ten aanzien van zaak B
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak C
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. K. Duker en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Tal en L. Bergsma, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2023.
Bijlage […]

1.[…]

3.[…]

5.[…]

6.[…]