ECLI:NL:RBAMS:2023:3506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1775
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een urgentieverklaring voor huisvesting op medische gronden in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt het beroep van eiser tegen de wijze waarop een urgentieverklaring voor huisvesting is verleend, beoordeeld. Eiser, die kampt met een ernstige chronische psychiatrische ziekte, had op 28 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar na een medisch advies van de GGD op 15 december 2022, werd op 7 februari 2023 alsnog een urgentieverklaring verleend. Eiser is echter van mening dat de voorwaarden van deze urgentieverklaring niet voldoende zijn om zijn huisvestingsprobleem op te lossen, omdat het aanbod van een woning niet passend zou zijn voor zijn situatie.

De rechtbank constateert dat de regels omtrent urgenties in Amsterdam recentelijk zijn gewijzigd. Sinds 16 januari 2023 krijgen urgenten in Amsterdam eenmalig een woning aangeboden, en als dit aanbod wordt geweigerd, vervalt de urgentieverklaring. De rechtbank oordeelt dat de gemeente bij het verstrekken van de urgentieverklaring niet voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke medische omstandigheden van eiser. De rechtbank stelt vast dat de urgentieverklaring voorwaarden moet bevatten die aansluiten bij de medische noodzaak van eiser, en dat de gemeente een nieuw besluit moet nemen waarin deze voorwaarden worden opgenomen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond en draagt de gemeente op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 mei 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1775

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H. van Gellekom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen – kort gezegd – de manier waarop aan hem een urgentieverklaring wordt verleend.
Procesverloop
2.1.
Eiser heeft op 28 juli 2020 een aanvraag gedaan voor een urgentieverklaring op grond van medische omstandigheden. De gemeente heeft deze aanvraag met het besluit van
28 juli 2020 (het primaire besluit) afgewezen. De bezwaren van eiser tegen de afwijzing heeft de gemeente ongegrond verklaard op 18 februari 2021.
2.2.
De zaak is met partijen besproken op een zitting op 25 november 2022. De rechtbank heeft toen het onderzoek ter zitting geschorst, om de gemeente de gelegenheid te geven alsnog medisch advies op te vragen bij de GGD. Op 7 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft de gemeente alsnog een urgentieverklaring aan eiser verstrekt onder intrekking van het besluit van 18 februari 2021.
2.3.
Eiser heeft na het bestreden besluit de rechtbank laten weten een nadere zitting te wensen en gronden aangevoerd tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft op
31 maart 2023 de zaak opnieuw met partijen besproken en ter zitting het onderzoek gesloten.
Feiten, besluitvorming en beroepsgronden
3. Eiser heeft op 20 juli 2020 een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Ten tijde van de aanvraag woonde eiser met zijn gezin (vrouw en kind) in bij zijn zus. Bekend is dat eiser kampt met een ernstige chronische psychiatrische ziekte (een dwangstoornis).
4.1.
Op 15 december 2022 is eiser onderzocht door een arts van de GGD. In het door de GGD opgestelde advies staat - samengevat - dat eiser bekend is met lang bestaande psychische problematiek, waarvoor uitgebreide specialistische behandeling heeft plaatsgevonden. Eiser ondervindt beperkingen in stresstolerantie, sociaal maatschappelijk functioneren en zijn beperkingen verergeren door de aanhoudende stressvolle woon/leefsituatie. De GGD concludeert dat een verhuisurgentie op medische gronden is geïndiceerd, omdat sprake is van een levensontwrichtende situatie. De GGD vermeldt hierbij dat het noodzakelijk is dat eiser op een rustige plek terecht komt.
4.2.
Naar aanleiding van het GGD advies heeft de gemeente een urgentieverklaring aan eiser toegekend op 7 februari 2023. Deze urgentieverklaring houdt in dat eiser eenmalig een woning aangeboden krijgt. Ook houdt deze urgentieverklaring in dat als het aanbod geweigerd wordt, de urgentieverklaring vervalt.
5. Eiser is het niet eens met de inhoud van de urgentieverklaring. Kort samengevat is eiser bang dat het eenmalig aanbod geen passende woning voor eiser gaat zijn en dat eiser daardoor het aanbod moet afwijzen en de urgentieverklaring verliest. Eiser wil liever met urgentie zelf naar een woning zoeken, zoals voorheen kon. Eiser meent dat hij hier ook nog recht op heeft, omdat een urgentieaanvraag ex tunc getoetst moet worden. Dat wil zeggen dat de aanvraag getoetst wordt aan de Huisvestingsverordening (Verordening) zoals deze gold ten tijde van de aanvraag, toen het nieuwe systeem van het eenmalig aanbod nog niet bestond. Mocht eiser toch een eenmalig aanbod krijgen, wil eiser dat er aan zijn zoekprofiel een rustige woning als voorwaarde wordt toegevoegd. Immers, de woning moet passend zijn en als eiser in een drukke omgeving terecht komt blijft hij in een levensontwrichtende situatie. Een dergelijke voorwaarde is in de huidige urgentieverklaring niet opgenomen.

Overwegingen

Het nieuwe beleid
6.1
De rechtbank constateert dat de regels met betrekking tot urgenties in Amsterdam recentelijk sterk zijn gewijzigd.
6.2.1
Vanaf 16 januari 2023 [1] worden alle urgenten in Amsterdam (met uitzondering van stadsvernieuwingsurgenten) direct bemiddeld. Dit is een verandering ten opzichte van het systeem wat hiervoor gold waarbij urgenten zelf met urgentie naar een woning konden zoeken. Het nieuwe systeem houdt in dat iemand één keer een “passende” woning aangeboden krijgt door een woningcorporatie. Wanneer iemand het aanbod weigert wordt de urgentieverklaring ingetrokken en tegen die intrekking staat bezwaar en beroep open. Om ervoor te zorgen dat iemand een passende woning krijgt, kunnen voorwaarden opgenomen worden in het zoekprofiel, aan de hand waarvan de woningcorporatie tot een selectie komt van de aan te bieden woning.
6.2.2.
In artikel 2.10.3 van de Verordening is het volgende opgenomen over de inhoud van de urgentieverklaring:
1. De urgentieverklaring bevat een zoekprofiel en zoekgebied voor woonruimte
2. Het zoekprofiel bevat het type woonruimte waar het huishouden met inachtneming van artikelen 2.8.1 tot en met 2.8.3 voorrang op krijgt of welke anderzijds naar het oordeel van de burgemeester en wethouders geschikt is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem.
3. Burgemeesters en wethouders kunnen nadere regels stellen over het aantal personen waar bij bepaling van het type woonruimte in het zoekprofiel rekening mee wordt gehouden, over aanpassing van het type woonruimte in het zoekprofiel naar aanleiding van medische problematiek en over het zoekgebied.
6.2.3.
In artikel 2.8.1 staat onder het kopje passendheidscriteria sociale huurwoningen - voor zover in dit geval relevant – het type woonruimte: “Woonruimte in het bijzonder geschikt voor de huisvesting van personen met medische beperkingen” genoemd.
In de toelichting op dit artikel (in de bijlage bij de Verordening abusievelijk vermeld onder artikelnummer 2.4.4) staat vermeld: “Dit zijn woningen op de begane grond, met maximaal 16 traptreden of bereikbaar via een lift. Uitgesloten zijn maisonnettes en eengezinswoningen met interne trappen, omdat deze niet gelijkvloers zijn en dus niet geschikt zijn voor mensen met medische problemen of beperkingen. zonder interne trappen en op de begane grond, bereikbaar met een lift of maximaal 16 traptreden”.
6.2.4.
Tot slot is in het overgangsrecht bepaald in artikel 5.1 dat urgentieverklaringen verleend of genomen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam zoals deze gold vóór 16 januari 2023, gelden als urgentieverklaringen als bedoeld in deze verordening.
Beoordeling van het geschil
7. De rechtbank stelt voorop dat gelet op hetgeen bepaald is in het overgangsrecht (zie onder 6.2.4) het nieuwe systeem van de Verordening op eiser van toepassing is. Dat betekent dat de gemeente zich terecht op het standpunt stelt dat aan eiser alleen nog een urgentieverklaring in de vorm van een eenmalig aanbod toekomt.
8.1.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of de gemeente de urgentie in dit geval zonder nadere voorwaarden in het zoekprofiel van eiser heeft mogen verstrekken.
8.2.
De gemeente heeft in dit verband toegelicht dat er feitelijk wel mogelijkheden zijn om extra voorwaarden toe te voegen aan het zoekprofiel bij het eenmalig aanbod, maar dat er voor gekozen is bij het passend toewijzen alleen rekening te houden met extra voorwaarden in verband met fysieke beperkingen. Het enige wat in dit verband met medische beperkingen feitelijk als voorwaarde bij de urgentieverklaring wordt opgenomen, is dat er sprake is van een fysieke beperking waardoor er een medische noodzaak bestaat voor een woning zonder trappen. Het gaat dan om een ‘Woonruimte in het bijzonder geschikt voor de huisvesting van personen met medische beperkingen ’ als bedoeld in artikel 2.8.1 van de Verordening.
8.3.
De rechtbank stelt met partijen vast dat het bewuste type woning dat in artikel 2.8.1. van de Verordening, hoewel de type aanduiding in zijn algemeenheid spreekt van “personen met medische beperkingen”, inderdaad alleen ziet op een bepaalde soort medische beperking, namelijk de fysieke beperkingen die traplopen moeilijk of onmogelijk maken. Voor andere medische beperkingen waarvoor een urgentieverklaring wordt gegeven is in de artikelen 2.8.1 tot en met 2.8.3 van de Verordening geen expliciete typering opgenomen.
8.4.
De rechtbank constateert echter ook dat voor deze gevallen in artikel 2.10.3 van de Verordening is bepaald dat in het zoekprofiel het type woonruimte wordt vermeld
“…welke anderzijds naar het oordeel van de burgemeester en wethouders geschikt is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem”.
8.5.
Naar het oordeel van de rechtbank betoogt eiser tegen deze achtergrond terecht dat de gemeente bij het zoekprofiel voor zijn medische urgentie nadere voorwaarden had moeten opnemen om het type woonruimte aan te duiden dat geschikt is om zijn huisvestingsprobleem op te lossen. Als dit niet zou gebeuren, zou de urgentieverklaring zijn doel kunnen missen. Het eenmalig aanbod bij een urgentie op medische gronden moet gelet op de strekking daarvan wel een woning betreffen die geschikt is voor het oplossen van het door de medische beperking ingegeven huisvestingsprobleem.
8.6.
Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal niet zelf in de zaak voorzien, maar bepalen dat de gemeente een nieuw besluit dient te nemen, waarin nader wordt bepaald welke type woning die “anderszins geschikt is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem” van eiser.
8.7.
De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. Ter zitting is aan de orde geweest dat de op te nemen voorwaarden in de praktijk voldoende objectiveerbaar moeten zijn. Voor de beantwoording van de vraag welk type woonruimte geschikt is en dus welke voorwaarden opgenomen moeten worden in het zoekprofiel, zal de gemeente zich in beginsel mogen baseren op het advies van de GGD. In dit geval is in het advies van de GGD advies vermeld dat medisch noodzakelijk is dat eiser in een ‘rustige’ omgeving terecht komt. Ter zitting is gebleken dat het probleem voor eiser niet zozeer zit in bijvoorbeeld verkeersgeluiden van buiten de woning, maar vooral om contactgeluiden binnen de woning en vanuit omliggende woningen. Ter zitting is vervolgens besproken dat het mogelijk een oplossing zou zijn om in het zoekprofiel op te nemen dat het om een woning van na een bepaald bouwjaar moet gaan (uitgaande van de veronderstelling dat nieuwere woningen minder gehorig zijn), en/of dat het moet gaan om een hoekwoning. De gemeente dient hierover in het nieuw te nemen besluit verder uitsluitsel te geven. Tot slot merkt de rechtbank op dat de urgentieverklaring er toe strekt dat het huisvestingsprobleem van eiser wordt opgelost, maar dat het doel daarvan niet is om alle beperkingen die eiser in verband met zijn medische problemen ondervindt te compenseren, zoals voorzien in de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Conclusie
9. Het beroep is gegrond. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat eiser, gelet op de constructieve standpuntenwisseling met de gemeente in beroep, afstand doet van de vergoeding van proceskosten. De rechtbank zal de gemeente daarom alleen tot vergoeding van het griffierecht veroordelen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Belhadi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Verordening) versie 16 januari 2023.