In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt het beroep van eiser tegen de wijze waarop een urgentieverklaring voor huisvesting is verleend, beoordeeld. Eiser, die kampt met een ernstige chronische psychiatrische ziekte, had op 28 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar na een medisch advies van de GGD op 15 december 2022, werd op 7 februari 2023 alsnog een urgentieverklaring verleend. Eiser is echter van mening dat de voorwaarden van deze urgentieverklaring niet voldoende zijn om zijn huisvestingsprobleem op te lossen, omdat het aanbod van een woning niet passend zou zijn voor zijn situatie.
De rechtbank constateert dat de regels omtrent urgenties in Amsterdam recentelijk zijn gewijzigd. Sinds 16 januari 2023 krijgen urgenten in Amsterdam eenmalig een woning aangeboden, en als dit aanbod wordt geweigerd, vervalt de urgentieverklaring. De rechtbank oordeelt dat de gemeente bij het verstrekken van de urgentieverklaring niet voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke medische omstandigheden van eiser. De rechtbank stelt vast dat de urgentieverklaring voorwaarden moet bevatten die aansluiten bij de medische noodzaak van eiser, en dat de gemeente een nieuw besluit moet nemen waarin deze voorwaarden worden opgenomen.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond en draagt de gemeente op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 mei 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.