ECLI:NL:RBAMS:2023:3495

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
81-153507-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van valse geschriften in een belastingfraudezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn halfbroer, [medeverdachte 1], beschuldigd werd van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. De zaak kwam voort uit een fiscaal onderzoek door de Belastingdienst naar het concern waartoe de verdachten behoorden, dat zich bezighield met het verlenen van trustdiensten. Het onderzoek leidde tot de ontdekking dat er valse facturen waren opgemaakt en gebruikt om betalingen te ontvangen op buitenlandse rekeningen, zonder deze inkomsten in de Nederlandse belastingheffing op te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en [medeverdachte 1] gedurende een lange periode samenwerkten bij het opmaken van valse facturen, die bestemd waren om als bewijs te dienen voor verrichte werkzaamheden die in werkelijkheid niet hadden plaatsgevonden. De verdachte voerde de boekhouding en was verantwoordelijk voor het opmaken van de facturen, die vaak pas na ontvangst van betalingen werden aangemaakt, met een onjuiste datum. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van valse geschriften.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de rol van de verdachte in de fraude, die meer uitvoerend was dan initiërend. De verdachte werd als strafbaar verklaard voor zijn daden, die een ernstige schending van het vertrouwen in schriftelijke documenten met een bewijsbestemming inhielden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81-153507-22
Datum uitspraak: 26 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende op het adres [woonadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 maart 2023 en 9 maart 2023 (inhoudelijke behandeling) en 26 mei 2023 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.J.J. Schutte, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de overige verdachten in het onderzoek Klinker, te weten [medeverdachte 1] (81-155264-22) en [medeverdachte 2] (81-155913-22). De rechtbank doet gelijktijdig uitspraak in deze zaken.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van valse geschriften in de periode van 15 november 2010 tot en met 19 december 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Inleiding [1]
3.1.
Betrokken (rechts)personen [2]
[medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) was, via [stichting] [3] , middelijk bestuurder van [bedrijf 2] , opgericht op 11 november 2008. [4] Enig aandeelhouder van [bedrijf 2] was, via [bedrijf 1] [5] , [stichting] , waarvan [medeverdachte 1] bestuurder was samen met zijn vader [vader medeverdachte 1] . [6]
[medeverdachte 1] was enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] , opgericht op 8 oktober 2010. [7]
[bedrijf 2] en [bedrijf 3] maken deel uit van het ‘ [bedrijven] ’, een groep van naar Nederlands recht en buitenlands recht opgerichte rechtspersonen die zich vooral bezighouden met het verlenen van trustdiensten. [medeverdachte 1] heeft tegenover de Belastingdienst verklaard (middellijk) aandeelhouder te zijn van de buitenlandse concernvennootschappen. [8]
Sinds 2010 is het [bedrijven] aanzienlijk uitgebreid. Er zijn vennootschappen opgericht in onder andere Zwitserland, Hongkong, Cyprus, Monaco, het Verenigd Koninkrijk, Gibraltar, Dubai, Curaçao, de Britse Maagdeneilanden en Israël. Met betrekking tot de buitenlandse vennootschappen heeft [medeverdachte 1] in 2013 tegenover de Belastingdienst verklaard dat deze feitelijk geen omzet hebben en dat de activiteiten in Nederland plaatsvinden. Daarbij ging het erom een netwerk te hebben en op die manier complete structuren aan te kunnen bieden aan klanten. [9]
In de aangiften inkomstenbelasting 2013 van [medeverdachte 1] staat dat hij een aanmerkelijk belang, minimaal 5% van de aandelen, heeft in de vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [bedrijf 9] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 12] , [bedrijf 13] en [bedrijf 14] . [10]
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat ook de vennootschappen [bedrijf 15] (hierna: [bedrijf 15] ) en [bedrijf 12] tot het concern gerekend moeten worden. Enig aandeelhouder van [bedrijf 12] was de vader van [medeverdachte 1] , [vader medeverdachte 1] . [11] Bestuurder van [bedrijf 15] was [ex vrouw medeverdachte 1] (hierna: [ex vrouw medeverdachte 1] ). [12] [medeverdachte 1] was van 7 juli 2005 tot 17 juli 2018 getrouwd met [ex vrouw medeverdachte 1] . [13]
[stichting] , bestuurd door [medeverdachte 1] , heeft op 24 augustus 2010 [medeverdachte 2] opgericht [14] en was bestuurder van deze stichting tot 13 februari 2012, waarna [bedrijf 3] tot bestuurder is benoemd. [15]
[medeverdachte 1] is de halfbroer van verdachte. Verdachte deed onder meer de boekhouding voor [bedrijf 15] , [bedrijf 2] en [bedrijf 16] . [16]
3.2.
Aanleiding
De Belastingdienst heeft eind 2011 een fiscaal boekenonderzoek ingesteld naar het [bedrijven] . Aanleiding voor dit onderzoek waren diverse fiscale onderzoeken bij (klanten van) het [bedrijven] . [17] Het onderzoek van de Belastingdienst heeft geduurd tot 27 augustus 2015. [18]
Uit het door de Belastingdienst uitgevoerde onderzoek is het beeld naar voren gekomen dat een deel van de Nederlandse omzet van het concern werd ontvangen op buitenlandse bankrekeningen ten name van buitenlandse concernonderdelen van [medeverdachte 1] . Het vermoeden was dat [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in Nederland diensten hebben verleend aan Nederlandse klanten, dat de vergoedingen voor deze diensten zijn betaald op buitenlandse bankrekeningen van natuurlijke- en rechtspersonen die behoren tot het [bedrijven] en dat deze vergoedingen opzettelijk ten onrechte niet in de Nederlandse belastingheffing zijn betrokken. Hierdoor is de verdenking ontstaan dat de ingediende aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en de ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 van [medeverdachte 1] onjuist zijn gedaan. [19]
Op 20 oktober 2015 is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek (onderzoek Klinker) aangevangen tegen onder meer [medeverdachte 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en [medeverdachte 2] . [20] Als gevolg hiervan is [medeverdachte 1] op 1 december 2016 aangehouden in de woning op het adres [adres 1] . [21] Verdachte is op deze dag eveneens aangehouden. [22] Ook hebben op 1 december 2016 doorzoekingen plaatsgevonden in onder andere de woning van [medeverdachte 1] op het adres [adres 1] [23] , de woning van verdachte op het adres [woonadres] [24] , de woning van [ex vrouw medeverdachte 1] op het adres [adres 2] [25] , het kantoor van [medeverdachte 1] op het adres [adres 3] [26] en de woning van [medeverdachte 1] in Monaco. [27] Daarbij zijn diverse documenten, gegevensdragers en een server met administraties in het programma ‘i-Muis’ in beslag genomen. [28] [29] [30] [31] [32]
3.3.
Beschuldigingen
Naar aanleiding van het onderzoek Klinker luidt de in de tenlastelegging opgenomen beschuldiging aan verdachte dat hij zich samen met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. [medeverdachte 1] wordt ervan beschuldigd dat hij zich (samen met anderen) heeft schuldig gemaakt aan (feitelijke leiding geven aan) belastingontduiking, valsheid in geschrift, mensensmokkel, oplichting en gewoontewitwassen. [medeverdachte 2] wordt verweten samen met [medeverdachte 1] te hebben witgewassen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich aan de hand van zijn schriftelijk requisitoir, het daarbij behorende bewijsmiddelenoverzicht en zijn schriftelijke repliek op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota vrijspraak bepleit en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Primair moet verdachte worden vrijgesproken van het vervalsen van de 51 van de 53 facturen die worden genoemd op de tenlastelegging, omdat uit getuigenverklaringen volgt dat meerdere personen zich bezig hielden met zowel het opmaken van facturen als het controleren ervan. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze facturen heeft opgemaakt. Verdacht is over deze 51 facturen nimmer bevraagd door de FIOD en kan zich nu, ruim 6 jaar na dato, ook niet meer herinneren of hij deze facturen heeft opgemaakt.
Subsidiair dient vrijspraak te volgen ten aanzien van alle facturen omdat de vraag of uit het dossier met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden opgemaakt dat verdachte op enigerlei wijze wetenschap had over de valsheid van de tenlastegelegde facturen, ontkennend dient te worden beantwoord. Uit het dossier kan immers niet met voldoende mate van zekerheid worden opgemaakt dat verdachte wetenschap had over de op deze facturen vermelde werkzaamheden/diensten en derhalve ook niet of deze al dan niet daadwerkelijk waren verricht. Verdachte kreeg alle op de facturen te vermelden informatie van [medeverdachte 1] , terwijl hij zelf op geen enkele manier betrokken was bij de op deze facturen vermelde werkzaamheden c.q. diensten en ook niet bij het daarbij overeengekomen en in rekening gebrachte honorarium.
De raadsman vindt verder dat sprake is van verjaring, nu sommige tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden vóór 15 november 2010 en de verjaringstermijn van twaalf jaren daarbij is overschreden. Indien het feit dat verdachte in 2016 is gehoord niet geldt als stuitingshandeling, dan is sprake van verjaring.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van verjaring aangezien de rechter-commissaris in haar beschikking van 25 oktober 2021 heeft beslist op het getuigenverzoek van de raadsman en daarmee een rechter is betrokken bij het onderzoek. Hiermee is de verjaringstermijn van twaalf jaren, gerekend vanaf 2010, gestuit en is dus geen sprake van verjaring.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het voorhanden hebben en gebruik maken van valse geschriften. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de onderstaande feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.
Bij de beantwoording van de vraag of valsheid in geschrift bewezen kan worden, is het volgende van belang.
Van valsheid in geschrift is sprake als een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk is opgemaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit oogmerk behelst doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of het doen gebruiken van het valse/vervalste geschrift als echt en onvervalst. Het oogmerk is gericht op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Aan het bewijs van dit oogmerk staat echter niet in de weg dat het gebruik van het document alleen zo nodig jegens derden plaatsvindt.
Een daadwerkelijk gebruik van het stuk is voor artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) dus niet nodig en het gebruik behoeft niet te bestaan in bewijslevering waarvoor het stuk (in de eerste plaats) bestemd is.
Voor bewezenverklaring van het vereiste oogmerk is aldus beslissend of verdachte de bedoeling had het valse geschrift te gebruiken of – door anderen – te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst. Als het oogmerk niet uit de verklaring van verdachte blijkt, zal het bewijs uit de omstandigheden van het geval moeten worden afgeleid. Als het geschrift door opzettelijk handelen van verdachte in het maatschappelijk verkeer is gekomen, mag bij verdachte ook de bedoeling daartoe aanwezig worden geacht, tenzij door de verklaringen van verdachte of anderszins aannemelijk wordt dat verdachte niet de bedoeling had dat het geschrift gebruikt zou worden. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 1] maakte gebruik van het softwarepakket ‘i-Muis’, waarin de administraties van zijn klanten werden vastgelegd. Voor zijn eigen administraties maakte hij ook gebruik van iMuis. Voor de facturering van de werkzaamheden die [medeverdachte 1] voor zijn klanten verrichtte, zijn twee administratienummers aangemaakt in i-Muis. Dit zijn de nummers [nummer 1] en [nummer 2] . De administratie met nummer [nummer 1] heeft de naam [accountnaam] . In deze administratie werden facturen aangemaakt. Deze facturen werden pro forma facturen genoemd. Op deze pro forma facturen stonden de verrichte werkzaamheden vermeld. Deze facturen werden niet geadresseerd aan de Nederlandse klant voor wie de werkzaamheden waren verricht, maar per e-mail verstuurd naar een aan de Nederlandse klant gelieerde onderneming in het buitenland. Deze pro forma facturen werden betaald op een buitenlandse bankrekening van [bedrijf 12] . Nadat deze facturen waren betaald, werd in de administratie met nummer [nummer 2] een definitieve factuur aangemaakt. Deze definitieve facturen werden geadresseerd aan de buitenlandse gelieerde onderneming. De summiere omschrijving op deze factuur was steeds ‘Legal & Tax services according to contract’. Op de definitieve factuur stond een ordernummer dat gelijk was aan het factuurnummer van de pro forma factuur. Deze definitieve facturen zijn niet verstuurd naar de Nederlandse klant. [33]
In chatberichten tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 18 en 19 augustus 2013 schrijft [medeverdachte 1] dat het logo voor facturen gekocht kan worden en dat de facturen er goed uit moeten zien. Het gaat daarbij om facturen voor 2010 en 2011. [34]
Verdachte heeft verklaard over de gang van zaken bij de facturering van diensten door het [bedrijven] . Hij was door [medeverdachte 1] aangesteld als manager personeel en deed ook de boekhouding. Hij kreeg van de directeur, [medeverdachte 1] , de opdracht om de facturen op te maken en te versturen naar de boekhouding op het moment dat de belastingaangifte werd opgemaakt. Verdachte was de enige die de facturen opmaakte en dat deed hij altijd in opdracht van [medeverdachte 1] . Alle facturen in de periode vanaf 2011 zijn door verdachte opgemaakt. Verdachte maakte in opdracht van [medeverdachte 1] een pro forma factuur op, stuurde die naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] stuurde de pro forma factuur naar de klant. De naam van de klant en de diensten waarvoor de klant moest betalen, kreeg verdachte door van [medeverdachte 1] . Zijn taak was het aanmaken van de (voorlopige) factuur in het programma i-Muis. De gegevens die zijn gebruikt voor het opmaken van de facturen werden, in opdracht van [medeverdachte 1] , bewaard op een server in Monaco. Verdachte werkte op deze server vanuit Amersfoort. Alleen verdachte en [medeverdachte 1] werkten op deze server. Op de voorlopige factuur kon staan: ‘valuable client’, omdat niet bekend was via welk bedrijf de klant zou betalen. Als er was betaald, werd bekend welk bedrijf had betaald. Voor dat bedrijf werd een definitieve factuur gemaakt waarop bijna altijd alleen ‘Legal & Tax services’ stond vermeld. De werkzaamheden werden gefactureerd door middel van gespecificeerde pro forma facturen via de i-Muisadministratie [nummer 1] op naam van [accountnaam] . Deze facturen werden veelal via e-mail (via de postbus ‘ [mailadres] ’) toegestuurd aan de klant. In de e-mail werd aangegeven op welke bankrekening het factuurbedrag moest worden overgemaakt. Na ontvangst van de betaling werden door verdachte definitieve facturen opgemaakt via de i-Muisadministratie [nummer 2] van [bedrijf 16] . De definitieve factuur kreeg een factuurdatum die enkele dagen voor de betalingsdatum lag en werd opgemaakt op naam van het bedrijf dat de betaling had gedaan op basis van de voorlopige factuur. De datum die op de factuur werd vermeld correspondeerde niet met de feitelijke datum waarop de factuur was opgemaakt. Verdachte deed dit in opdracht van [medeverdachte 1] . De definitieve factuur werd gebruikt voor de eigen administratie van [medeverdachte 1] . [35] [36] [37] [38] [39] [40]
Facturen gericht aan [bedrijf 17]
Tijdens de doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] is administratie op naam van klanten van deze vennootschappen aangetroffen en inbeslaggenomen. In de inbeslaggenomen fysieke administratie en op de inbeslaggenomen server is administratie op naam van [bedrijf 18] aangetroffen. De inbeslaggenomen administratie bestaat onder andere uit inkoopfacturen, verkoopfacturen, bankafschriften en jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met 2013. [41] [42]
Bij verdachte zijn voorlopige facturen gericht aan [bedrijf 17] aangetroffen en inbeslaggenomen. Ook zijn bij hem zeven definitieve facturen, gericht aan [bedrijf 17] , aangetroffen en inbeslaggenomen. Onderaan die facturen staat dat die afkomstig zijn van [bedrijf 16] (Hongkong). Op de definitieve facturen staat in de kolom
descriptionde omschrijving ‘Legal & Tax services’. Deze omschrijving staat niet op de voorlopige facturen. Op de voorlopige facturen staan andere omschrijvingen en zijn de omschrijvingen gedetailleerder. [43] [44] [45]
[medeverdachte 1] heeft – telkens – via zijn Nederlandse vennootschappen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] diensten verleend aan de Nederlandse klant [bedrijf 18] en ter zake van deze diensten facturen opgemaakt op naam van [bedrijf 17] , een op Cyprus gevestigde aan [bedrijf 18] gelieerde vennootschap. Op de voorlopige facturen staan diensten vermeld die [medeverdachte 1] aan [bedrijf 18] heeft verleend. [bedrijf 17] en [bedrijf 19] hebben op basis van deze facturen betalingen gedaan op buitenlandse rekeningen van [medeverdachte 1] bij de Credit Suisse bank in Monaco en van [bedrijf 16] bij de Coutts & Co bank in Zwitserland en de HSBC bank in Hongkong. De daadwerkelijke diensten werden verleend door [bedrijf 3] en niet door [bedrijf 16] , en aan [bedrijf 18] en niet aan [bedrijf 17] en [bedrijf 19] . Bij de details van deze betalingen staan verwijzingen naar voorlopige facturen en door [medeverdachte 1] verrichte activiteiten. De door [medeverdachte 1] op de buitenlandse bankrekeningen ontvangen bedragen zijn door hem ten onrechte niet als omzet aangegeven in de belastingaangiften. [46]
De definitieve facturen zijn gericht aan [bedrijf 17] en betreffen Legal & Tax Services. Die facturen zijn pas opgemaakt nadat de klant had betaald op basis van een pro forma factuur en een betaalverzoek van [medeverdachte 1] . De hoogte van de bedragen die zijn vermeld op de definitieve facturen komen overeen met de betalingen die door [bedrijf 16] van [bedrijf 17] en [bedrijf 19] zijn ontvangen. De dagtekening van de definitieve facturen ligt enkele dagen voor de ontvangst van de betalingen en op de definitieve facturen wordt verwezen naar de voorlopige facturen. Die facturen zijn dus in werkelijkheid op een latere datum opgemaakt dan de op de factuur vermelde datum. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat de definitieve factuur werd opgemaakt na ontvangst van de betaling en de definitieve factuur een dagtekening kreeg die enkele dagen voor de betalingsdatum lag. Hieruit volgt dat de definitieve facturen achteraf een onjuiste dagtekening hebben gekregen. [47]
Facturen gericht aan [bedrijf 25] en/of [bedrijf 24] Inc
Dezelfde werkwijze is toegepast bij negen facturen gericht aan [bedrijf 25] en/of [bedrijf 24] Inc die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft via de Nederlandse vennootschappen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] diverse diensten verleend aan [bedrijf 21] en ter zake daarvan facturen gericht aan [bedrijf 25] , een aan [bedrijf 21] gelieerde buitenlandse vennootschap.
[medeverdachte 1] heeft deze facturen laten betalen op buitenlandse bankrekeningen, onder andere op naam van [bedrijf 16] bij de HSBC bank in Hongkong. De daadwerkelijke diensten werden verleend door [bedrijf 3] en niet door [bedrijf 16] , en aan [bedrijf 21] en niet aan [bedrijf 25] (of [bedrijf 24] ). Deze in rekening gebrachte kosten moesten als Nederlandse omzet geboekt worden en worden betrokken in de Nederlandse belastingaangifte. Verdachte heeft ook deze facturen opgemaakt in opdracht van [medeverdachte 1] en ná ontvangst van de betalingen. Ook deze facturen zijn in werkelijkheid op een latere datum opgemaakt dan de datum die op de facturen staat. [48] [49]
Facturen van [bedrijf 22]
In het digitale beslag in de woning van verdachte zijn zevenendertig facturen aangetroffen van [bedrijf 22] (hierna: [bedrijf 22] ) gericht aan [bedrijf 16] . [bedrijf 22] brengt maandelijks € 50.000,- management fee in rekening bij [bedrijf 16] . De facturen hebben betrekking op de periode december 2010 - december 2013. In totaal wordt 37 x € 50.000,- = € 1.850.000,- in rekening gebracht bij [bedrijf 16] , terwijl er maar twintig keer een bedrag is overgemaakt. Alle zevenendertig facturen zijn qua opmaak hetzelfde waarbij alleen variatie te zien is in ‘Invoicenumber’ en ‘orderdate’. Op geen van de facturen staat een bankrekeningnummer waar [bedrijf 16] op zou moeten betalen. Het is niet aannemelijk dat deze managementwerkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Deze facturen zijn eveneens op een latere datum opgemaakt dan de op de factuur vermelde datum. [50] [51]
Valsheid van facturen
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het opzettelijk valselijk opmaken van de facturen en dat ten aanzien daarvan sprake is van medeplegen. Dit geldt ten aanzien van alle tenlastegelegde facturen, aangezien verdachte meermalen heeft verklaard dat hij de boekhouding deed van [medeverdachte 1] (vennootschappen) en [bedrijf 16] en dat hij de enige was die facturen opmaakte. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde facturen heeft opgemaakt, op basis van de door [medeverdachte 1] aangeleverde gegevens.
Die facturen zijn afkomstig van een bedrijf ( [bedrijf 16] ) dat geen diensten heeft verleend en geadresseerd aan buitenlandse bedrijven waaraan geen prestaties zijn geleverd. De inhoud van bovengenoemde facturen komt derhalve niet overeen met de werkelijkheid en deze zijn daarom valselijk opgemaakt. Dat het valselijk opgemaakte facturen betreft blijkt verder uit het feit dat de facturen bewust zijn geantedateerd.
Alle hiervoor genoemde tenlastegelegde documenten zijn bedoeld om als bewijs te dienen van de betalingen die partijen aan elkaar verrichtten en opgenomen in de bedrijfsadministratie. Verdachte en [medeverdachte 1] wisten dit ook. De facturen van [bedrijf 17] en [bedrijf 25] zijn bedoeld als grondslag voor betalingen die buitenlandse vennootschappen aan [bedrijf 16] verrichtten. De facturen van [bedrijf 22] zijn bedoeld als grondslag voor de betalingen die [bedrijf 16] aan [bedrijf 22] verrichtte. Laatstgenoemde facturen zijn opgenomen in de i-Muis bedrijfsadministratie van [bedrijf 16] en [bedrijf 22] . Daarmee heeft verdachte de mogelijke bewijsbestemming van deze geschriften, zowel intern als extern, onderkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat daarmee het oogmerk vast staat om de valse facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
De Hoge Raad heeft bepaald dat een bedrijfsadministratie in haar geheel kan worden aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse facturen in de bedrijfsadministratie kan derhalve worden gekwalificeerd als het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Sr.
Medewerker [werknemer] van [bedrijf 16] heeft de valse facturen van [bedrijf 22] gekregen om te verstrekken aan een accountant voor het opmaken van de financiële jaarstukken. [52] Daarmee zijn deze facturen ook opzettelijk gebruikt door verdachte en [medeverdachte 1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 24 december 2010 tot en met 6 december 2016 in Nederland en/of Monaco en/of Hong Kong, tezamen en in vereniging met een ander, geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- 7 facturen, DOC-841, 842, 844 en DOC-846 tot en met 849, op naam van [bedrijf 23] en/of ten behoeve van [bedrijf 16] , gericht aan [bedrijf 17] en
- 9 facturen, DOC-1151, 1152, 499, 1147, 780, 802, 1148, 1149, 496, op naam van [bedrijf 23] en/of ten behoeve van [bedrijf 16] , gericht aan [bedrijf 25] . en/of gericht aan [bedrijf 24] Inc ., DOC-802, en
- 37 facturen op naam van [bedrijf 22] gericht aan [bedrijf 16] , DOC-673 en DOC-807, en
- een deel van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 16] en [bedrijf 22] , zijnde een samenstel van geschriften,
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid hebben vermeld op die geschriften dat:
(DOC-841, 842, 844 en 846 t/m 849)
- [bedrijf 23] en/of [bedrijf 16] werkzaamheden heeft/hebben verricht voor [bedrijf 17] en
- [bedrijf 17] gelden aan [bedrijf 23] en/of [bedrijf 16] moet betalen voor die verrichte werkzaamheden en
- die facturen waren opgemaakt op een bepaalde datum, terwijl die facturen in werkelijkheid op een latere datum waren opgemaakt en
(DOC-1151, 1152, 499, 1147, 780, 802, 1148, 1149, 496)
- [bedrijf 23] en/of [bedrijf 16] werkzaamheden heeft/hebben verricht voor [bedrijf 25] en/of [bedrijf 24] Inc (DOC-802) en
- [bedrijf 25] en/of [bedrijf 24] Inc gelden aan [bedrijf 23] en/of [bedrijf 16] moeten betalen voor die verrichte werkzaamheden en
- die facturen waren opgemaakt op een bepaalde datum, terwijl die facturen in werkelijkheid op een latere datum waren opgemaakt en
(DOC-673, 807)
- [bedrijf 22] werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 16] en
- [bedrijf 22] voor deze werkzaamheden een zogenaamde management fee in rekening brengt aan [bedrijf 16] en
- die facturen waren opgemaakt op een bepaalde datum, terwijl die facturen in werkelijkheid op een andere (latere) datum waren opgemaakt en
vervolgens die valse facturen heeft opgenomen in die Imuis bedrijfsadministratie van [bedrijf 16] en/of [bedrijf 22] en
heeft hij, verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
- gebruik gemaakt van die valse facturen DOC-673 en 807 van [bedrijf 22] / [bedrijf 16] en
- die valse facturen DOC-673, 807 en DOC 841, 842, 844 en 846 t/m 849 en DOC-1151, 1152, 499, 1147, 780, 802, 1148, 1149, 496 voorhanden gehad,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst en
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte en zijn mededader voornoemde valse facturen DOC-673 en 807 heeft/hebben verstrekt aan een juridisch medewerker [werknemer] van [bedrijf 16] en vervolgens hebben laten verstrekken aan een accountant ten behoeve van het opmaken van de financiële jaarstukken en
- bestaande dat voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader alle voornoemde facturen hebben opgenomen in de digitale Imuis bedrijfsadministratie van [bedrijf 16] en/of de bedrijfsadministratie van [bedrijf 22] voor een eventuele boekencontrole.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een eventuele veroordeling bij de strafsoort en -maat rekening te houden met de volgende strafverlagende omstandigheden en het te laten bij een taakstraf.
De redelijke termijn is fors overschreden, terwijl deze overschrijding niet aan de verdediging te wijten is. Verdachte heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en bij een gevangenisstraf zou hij zijn baan en waarschijnlijk ook zijn woning verliezen waar hij met zijn vrouw en kind woont. Verdachte heeft op geen enkele wijze financieel voordeel behaald uit het tenlastegelegde en is niet eerder met justitie in aanraking geweest.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich structureel en gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Samen met zijn halfbroer [medeverdachte 1] heeft verdachte in totaal drieënvijftig facturen valselijk opgemaakt. De facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte 1] en dus ook daadwerkelijk gebruikt. Ook zijn facturen verstrekt aan [werknemer] ten behoeve van het opmaken van de jaarstukken door een accountant. Door het medeplegen van het valselijk opmaken, voorhanden hebben en gebruiken van valse facturen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat niet verdachte maar [medeverdachte 1] de initiator was van de fraude en dat verdachte vooral een uitvoerende en meer praktische rol had. Verder is het [medeverdachte 1] die op grote schaal heeft geprofiteerd van het complex van strafbare feiten waarvan de valsheid in geschrift deel uitmaakte. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte in financieel opzicht heeft geprofiteerd van het bewezenverklaarde.
Het gaat hierbij evenwel om een ernstig strafbaar feit waarmee grootschalige belastingfraude door [medeverdachte 1] mogelijk is gemaakt. In beginsel zou alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doen aan de ernst en omvang van het strafbare feit. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn met vier en een half jaar is overschreden. Rekening houdend met deze overschrijding zal de rechtbank de gevangenisstraf aan verdachte geheel voorwaardelijk opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient ook om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Daarnaast vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van tweehonderd uur passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissingen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2023.
[....]
.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.
2.Voor zover in de voetnoten verwezen wordt naar informatie uit het handelsregister betreft dit telkens gegevens die zijn uitgedraaid op 9 juni 2015.
3.DOC-78, p. 1.
4.DOC-6, p. 1 en 2.
5.DOC-6, p. 1 en 2.
6.DOC-7.
7.DOC-5, p. 1 en 2.
8.DOC-1371, p. 2.
9.DOC-13, p. 7.
10.DOC-954, p. 6.
11.DOC-20, p. 1 en 2.
12.DOC-12, p. 1 en 2.
13.AMB-093 p. 3.
14.DOC-28, p. 1.
15.DOC-7.
16.V-019-01, p. 2.
17.DOC-200, p. 1.
18.DOC-200, p. 10.
19.DOC-13.
20.AMB-001, p. 4 en 5.
21.PD-001-01, p. 1.
22.PD-019-01, p. 1 en 2.
23.IBN-A-04.
24.IBN-C-04.
25.IBN-D-04.
26.IBN-B-01.
27.DOC-1599.
28.IBN-A-05.
29.IBN-B-02.
30.IBN-C-05.
31.IBN-D-05.
32.DOC-1599.
33.AMB-090, p. 4.
34.DOC-1068a en DOC-1069a.
35.AMB-079, p. 28, 29.
36.V-019-01, p. 2.
37.V-019-07, p. 3.
38.V-019-12, p. 3, 4.
39.V-019-13, p. 5.
40.V-019-14, p. 6, 7, 11.
41.IBN-B-01.
42.AMB-079, p. 8.
43.IBN-C-05.
44.AMB-079, p. 4, 26, 27.
45.DOC-841, DOC-842, DOC-844, DOC-846 t/m DOC-849.
46.AMB-079, p. 2, 23.
47.AMB-079, p. 26, 27, 29, 30.
48.AMB-085, p. 4, 6, 7, 8, 11, 12, 24, 28.
49.DOC-1151, 1152, 499, 1147, 780, 802, 1148, 1149, 496.
50.AMB-043, p. 5, 28, 29, 30, 35, 36, 41.
51.DOC-673, 807.
52.G-048a, p. 60, 61 .