ECLI:NL:RBAMS:2023:3487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/041785-23 (A) en 13/246132-22 (B) (gevoegd t.t.z.) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ISD-maatregel voor diefstal van voertuig door middel van valse sleutels en bedreiging

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een voertuig en bedreiging. De verdachte, geboren in 2003 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van diefstal van een auto door middel van valse sleutels en van het bedreigen van een slachtoffer. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte op 3 mei 2023 ter zitting is gehoord. De officier van justitie, mr. L. Bertels, heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd krijgt, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De verdediging heeft gepleit voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een laatste kans verdient om zijn gedrag te verbeteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 februari 2023 in Amsterdam een auto heeft gestolen door gebruik te maken van een valse sleutel. Daarnaast heeft hij op 27 september 2022 een bedreiging geuit richting een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan de feiten en de voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van zeven maanden, eveneens voorwaardelijk. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, waarbij de verdachte zich moet houden aan de opgelegde voorwaarden en zich moet melden bij de reclassering.

Uitspraak

Verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/041785-23 (A) en 13/246132-22 (B) (gevoegd t.t.z.) (Promis)
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
postadres [postadres] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 3 mei 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Bertels en van wat verdachte en zijn raadsman mr. I. Baardman, en reclasseringswerker [naam 1] , naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich – kort weergegeven en na wijziging op de zitting – heeft schuldig gemaakt aan:
zaak A
op 10 februari 2023 in Amsterdam
1.
primair:diefstal van een auto toebehorend aan [bedrijf] en/of [naam 2] door middel van valse sleutels;
subsidiair:joyriding;
2. rijden onder invloed van alcohol in een auto, zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
3. het als bestuurder van een auto veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg;
4. het besturen van een auto, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs;
zaak B
bedreiging van [slachtoffer] op 27 september 2022 in Amsterdam.
De gehele tekst is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het in zaak A onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in zaak B ten laste gelegde bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde diefstal door middel van valse sleutels niet kan worden bewezen, omdat verdachte niet het oogmerk had om de auto zich wederrechtelijk toe te eigenen. Nu het oogmerk ontbreekt, is hooguit sprake van de subsidiair ten laste gelegde joyriding. Voor de onder 3 ten laste gelegde gevaarzetting heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel waarin verdachte de maximale snelheid zou hebben overtreden. Over het bewijs voor de feiten 2 en 4 heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
Voor de in zaak B ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het opzet van verdachte er niet op was gericht om bij aangeefster redelijke vrees te weeg te brengen dat zij het leven zou kunnen verliezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A
Feit 1 primair
De rechtbank stelt op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen vast dat verdachte op 10 februari 2023 op de Volendammerweg in Amsterdam-Noord tegen de wil van aangever [naam 2] , die op dat moment feitelijk gebruiker was van de door hem gehuurde Volkswagen Up, de sleutel uit het contact van de auto heeft gepakt en vervolgens met de auto is weggereden. Verdachte is later door de politie als bestuurder van de Volkswagen Up aangehouden op de Meer en Vaart in Amsterdam Nieuw-West.
Verdachte heeft hierover op de zitting verklaard dat hij de Volkswagen Up tegen de wil van aangever heeft meegenomen omdat hij naar zijn vriendin in Osdorp wilde rijden en dat hij van plan was om daar te blijven slapen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als heer en meester over de auto is gaan beschikken door doelbewust gebruik te maken van de autosleutel waartoe hij niet gerechtigd was en de auto tegen de wil van aangever buiten diens bereik te brengen door erin weg te rijden. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij voornemens was om in Amsterdam-West te blijven slapen, waar hij uiteindelijk ook is aangehouden. Hieruit blijkt niet dat verdachte de intentie had om de auto weer naar aangever terug te brengen. Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om de auto zich wederrechtelijk toe te eigenen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde diefstal door middel van valse sleutels.
Feit 2 en feit 4
De rechtbank vindt op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte op zitting, het in zaak A onder 2 en 4 ten laste gelegde rijden onder invloed van alcohol, zonder dat aan verdachte een rijbewijs was afgegeven, bewezen. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en omdat de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Feit 3
De rechtbank vindt op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de deels bekennende verklaring van verdachte op zitting, de in zaak A onder feit 3 ten laste gelegde gevaarzetting op de weg bewezen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het rijden met een open portier, over de stoep en door de bosschages en het overschrijden van de maximumsnelheid niet kan worden bewezen, omdat deze handelingen onvoldoende blijken uit het dossier. De enkele verklaring van verdachte dat hij dit heeft gedaan is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van genoemde gedragingen te komen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Zaak B
De rechtbank stelt op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen vast dat verdachte op 27 september 2022 in Amsterdam aangeefster [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het voorwaardelijk opzet van verdachte was daar naar het oordeel van de rechtbank ook op gericht. Gelet op de inhoud van de bewoordingen, waarbij verdachte onder meer heeft geroepen:
“Ik ga een geweer halen en dan maak ik jullie allemaal dood”, en de indringende en beangstigende wijze waarop deze woorden volgens aangeefster en de getuigen werden geuit, zijn deze uitlatingen van dien aard en onder zodanige omstandigheden geuit dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, (later) daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Gelet op het voorgaande heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij bij aangeefster de redelijke vrees zou opwekken dat zij (later) het leven zou verliezen. Dat verdachte al dan niet daadwerkelijk het voornemen had om de bedreigingen te realiseren, is daarvoor niet vereist.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
zaak A
1 primair
op 10 februari 2023 te Amsterdam een personenauto (merk Volkswagen) toebehorend aan [naam 2] heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een autosleutel waartoe hij niet gerechtigd was;
2
op 10 februari 2023 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 790 microgram bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
3
op 10 februari 2023 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen de Volendammerweg, de Cornelis Lelylaan en Meer en Vaart te rijden terwijl hij 790 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht had genuttigd, zonder een door de daartoe bevoegde autoriteit afgegeven geldig rijbewijs, tegen het verkeer in, slingerend, niet voldoende rechts houdende en op de Cornelis Lelylaan te rijden met hoge snelheid, door welke gedragingen van verdachte op die wegen gevaar kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd;
4
op 10 februari 2023 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de wegen de Volendammerweg, de Cornelis Lelylaan en Meer en Vaart zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
zaak B
op 27 september 2022 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jullie allemaal doodmaken”, “Ik heb allemaal (een) kogel. Ik ga dat allemaal halen. Ik heb ook een geweer” en “Ik ga een geweer halen en dan maak ik jullie allemaal dood”.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de in zaak A en zaak B bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De in zaak A en zaak B bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Oplegging van voorwaardelijke maatregel en bijkomende straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair en in zaak B bewezenverklaarde de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is voor het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van één jaar. Voor de in zaak A onder 3 en 4 bewezen verklaarde overtredingen is gevorderd geen straf of maatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om aan verdachte niet de voorwaardelijke
ISD-maatregel op te leggen, maar in plaats daarvan een deels voorwaardelijke straf op te leggen en aan het voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. Daartoe is betoogd dat niet is voldaan aan de zachte ISD-criteria, omdat verdachte sinds december 2022 en daarmee vóórdat hij werd aangehouden voor de feiten in zaak A vrijwillig wordt begeleid vanuit de Top600-aanpak en hij daarmee heeft laten zien dat hij openstaat voor hulp en begeleiding.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen voorwaardelijke maatregel en bijkomende straf gelet op de aard en de ernst van de in zaak A en zaak B bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een leerkracht op een school bedreigd. Op die school had verdachte niets te zoeken en die dag was hij onder invloed van alcohol. Uit het dossier volgt dat aangeefster
[slachtoffer] daadwerkelijk voor haar leven heeft gevreesd. In deze zaak is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst. Tijdens deze schorsing heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto door middel van een valse sleutel. Dit is een hinderlijk strafbaar feit, dat overlast veroorzaakt en verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat aangever [naam 2] in hem had door hem een lift te geven, beschadigd. Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van die auto gevaarlijk op de weg gereden, door onder invloed van alcohol te verkeren en te rijden met hoge snelheid, tegen het verkeer in, slingerend en niet voldoende rechts houdend, terwijl verdachte bovendien niet beschikte over een rijbewijs. Verdachte heeft zich daarmee volstrekt onverantwoordelijk gedragen op de weg. Hij heeft onaanvaardbare risico’s genomen en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het is een gelukkige omstandigheid dat verdachte geen ongeluk heeft veroorzaakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 26 april 2023, opgemaakt door mevrouw [naam 1] . Dit rapport houdt - kort gezegd - het volgende in.
Verdachte behoort tot de doelgroep Top600 en komt in aanmerking voor de ISD-maatregel. Verdachte komt veelvuldig in aanraking met politie en justitie wegens uiteenlopende delicten, al dan niet onder invloed van alcohol. Er is sprake van een delictpatroon. Verdachte vertoont ontremd gedrag als hij onder invloed is van alcohol. Dit vormt een terugkerend probleem en ligt mede ten grondslag aan het mislukte reclasseringstoezicht. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Naast het middelengebruik, zijn ook het ontbreken van een stabiele huisvesting, inkomen en een dagbesteding risicofactoren. Beschermende factoren zijn er niet. Het is verdachte niet gelukt om met de aangeboden hulp vanuit de reclassering tot gedragsverandering te komen. Daarom is de begeleiding bij de reclassering in oktober 2022 voortijdig beëindigd.
Sinds december 2022 wordt verdachte vrijwillig begeleid vanuit de Top600-aanpak. Verdachte heeft laten zien dat hij openstaat voor hulp en begeleiding. De casusregisseur heeft
verdachte aangemeld voor begeleid wonen bij Indaad en praktische ondersteuning en begeleiding door het team Intensieve Forensische Aanpak (IFA). Verdachte lijkt langzaamaan in te zien dat zijn leven minder ingewikkeld wordt als hij zich aan de gemaakte afspraken houdt. Het gegeven dat verdachte nog jong is en dat daardoor de oplegging van de
ISD-maatregel een zware maatregel zou zijn, is voor de reclassering van ondergeschikt belang. De reclassering gaat uit van de mogelijkheden die zij nog kunnen aanwenden om verdachte te stimuleren en vindt een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De reclassering adviseert daarom aan verdachte de voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit wordt gezien als een laatste kans. Indien verdachte recidiveert of zich niet aan de voorwaarden houdt, zal worden geadviseerd de voorwaardelijke ISD-maatregel om te zetten naar een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank heeft reclasseringswerker [naam 1] als deskundige op de zitting gehoord. Zij heeft de inhoud van het door haar opgestelde advies bevestigd. Zij heeft daarnaast geadviseerd de voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Volgens [naam 1] was nog niet bekend of verdachte is geaccepteerd voor begeleid wonen bij Indaad, maar verdachte kan ook worden aangemeld bij Exodus en/of Pluszorg.
Voorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de harde criteria die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt. Het in zaak A 1 primair en het in zaak B bewezenverklaarde betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van 2 mei 2023 blijkt dat hij gedurende de vijf jaar voorafgaand aan deze feiten meer dan drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf, terwijl de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsadvies, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de
“Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, tegen wie over een periode van vijf jaar processen-verbaal zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel billijkt.
De rechtbank is echter van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nu niet opportuun is. Verdachte heeft in een vrijwillig kader laten zien dat hij openstaat voor hulp en begeleiding. Ook ter zitting heeft verdachte verklaard gemotiveerd te zijn om te werken aan zijn onderliggende problematiek en zich aan voorwaarden te houden, omdat hij inziet dat hij daarmee een delictvrije toekomst kan opbouwen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen, alsmede de beveiliging van de maatschappij, voldoende kan worden gewaarborgd met de oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel, in combinatie met een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden. De rechtbank vindt dat verdachte een laatste kans verdient om te laten zien dat hij aan zijn onderliggende problematiek wil werken om terugval in delictgedrag te voorkomen. Als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, dan kan - als stevige stok achter de deur - alsnog de ISD-maatregel ten uitvoer worden gelegd.
De door de raadsman verzochte deels voorwaardelijke straf volstaat niet, omdat daar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende strafdreiging van uitgaat. Verdachte heeft zich namelijk eerder onttrokken aan bijzondere voorwaarden die hem zijn opgelegd. Gelet daarop is, anders dan door de raadsman betoogd, dan ook voldaan aan de zachte ISD-criteria. Bovendien kan bij eventuele tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de maatschappij optimaal worden beschermd tegen het overlastgevende gedrag van verdachte, de recidive worden beëindigd en alsnog de hulp worden geboden die verdachte nodig heeft.
De rechtbank zal ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair en het in zaak B bewezenverklaarde de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen voor de maximale termijn van twee jaar en een proeftijd vaststellen voor de duur van twee jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de ISD-maatregel.
Ontzegging rijbevoegdheid
De rechtbank vindt het passend en geboden om aan verdachte voor het in zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. In de
LOVS-oriëntatiepunten die de rechtbanken met elkaar hebben vastgesteld, wordt voor het rijden in een auto onder invloed van 790 microgram alcohol een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden als uitgangspunt genomen. Nu de rechtbank aan verdachte de voorwaardelijke ISD-maatregel oplegt, zal de rechtbank in afwijking van de vordering van de officier van justitie de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden in geheel voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van twee jaar.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
Het in zaak A onder 3 en 4 bewezenverklaarde betreft een tweetal overtredingen. Daarom moet daarvoor een aparte straf of maatregel worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel voor deze overtredingen niet opportuun is, gelet op de eendaadse samenloop met het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde en in het licht van de voor feit 1 in zaak A en in zaak B opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank zal verdachte daarom voor deze overtredingen schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A. Ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in zaak B wordt opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p, 62, 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A
feit 1 primair
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
eendaadse samenloop van
feit 2
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 3
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 4
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
zaak B
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde strafbaar en verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Zaak A, feit 1 primairen
zaak B
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Beveelt dat deze maatregel
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee)jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de hierna vermelde
algemeneen
bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- dat veroordeelde bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
meldplicht. Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2.
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname). Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra een intakegesprek heeft plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor (crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek). Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3.
begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Veroordeelde verblijft bij Indaad of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een woonplek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

4.drugsverbodVeroordeelde gebruikt geen drugs

5.alcoholverbodVeroordeelde gebruikt geen alcohol

6.
dagbesteding. Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
7.
meewerken aan schuldhulpverlening. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
8.
meewerken aan middelencontrole. Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
9.
begeleiding door IFA. Veroordeelde laat zich begeleiden en heeft contact met zijn IFA coach, zolang als de reclassering dit nodig vindt.
Geeft opdrachtaan Reclassering Nederland om veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Zaak A,
feit 2
Ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar.
Tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft.
Stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Zaak A,
feit 3en
feit 4
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Zaak A
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Zaak B
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.M. Gruschke en M. Samadi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Tal en N. Heida, griffiers,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 17 mei 2023.