ECLI:NL:RBAMS:2023:3463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/13/263516-22 (A) en 13/052457-23 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diverse babbeltrucs (bankmedewerkerfraude) tot (deels voorwaardelijke) jeugddetentie

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere babbeltrucs en diefstallen met valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 299 dagen, waarvan 59 dagen onvoorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. De verdachte heeft zich in de periode van 19 mei 2022 tot en met 9 december 2022, tezamen met anderen, meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van voornamelijk oudere slachtoffers door zich voor te doen als medewerker van PostNL of het Ouderenfonds. Hierbij werd hen gevraagd om een klein bedrag te pinnen voor de bezorging van een pakket, waarna hun bankpas en pincode werden afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op slinkse wijze te werk zijn gegaan, waarbij zij gebruik maakten van de kwetsbaarheid van hun slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de emotionele en financiële schade die de slachtoffers hebben geleden. De verdachte is als first offender aangemerkt, maar de rechtbank heeft ook rekening gehouden met de lange reeks van delicten die hij heeft gepleegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door Reclassering Nederland, en heeft de verdachte verplicht om mee te werken aan hulpverlening en begeleiding. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder Rabobank en ING, voor de geleden schade door de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13/263516-22 (A) en 13/052457-23 (B)
Datum uitspraak: 2 mei 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op tegenspraak op de terechtzitting van 18 april 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.G. Specker en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerkster Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker IFA] , namens Levvel/IFA (hierna: IFA) en [medewerkster JBRA] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) naar voren is gebracht.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij Rabobank door [persoon 1] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in zaak A:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2022 tot en met
9 december 2022 te Amsterdam en/of Heemskerk en/of Purmerend en/of Zaandam (Gemeente Zaanstad) en/of Haarlem en/of Abcoude (gemeente De Ronde Venen) en/of Beverwijk en/of Weesp (gemeente Amsterdam), in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [persoon 2] (zaaknummer 01A) en/of
- [persoon 3] (zaaknummer 01B) en/of
- [persoon 4] (zaaknummer 01C) en/of
- [persoon 5] (zaaknummer 01D) en/of
- [persoon 6] (zaaknummer 02) en/of
- [persoon 7] (zaaknummer 04A) en/of
- [persoon 8] (zaaknummer 04B) en/of
- [persoon 9] (zaaknummer 04C) en/of
- [persoon 10] en/of [persoon 11] (zaaknummer 05A) en/of
- [persoon 12] (zaaknummer 05B) en/of
- [persoon 13] (zaaknummer 05C) en/of
- [persoon 14] (zaaknummer 05D) en/of
- [persoon 15] (zaaknummer 06) en/of
- [persoon 16] (zaaknummer 07A) en/of
- [persoon 17] (zaaknummer 07B) en/of
- [persoon 18] (zaaknummer 08) en/of
- een of meer andere(n),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (telkens) de afgifte van een pinpas/betaalkaart en/of bijbehorende pincode en/of bankpasnummer, door (telkens) (Zaaksdossiers 01A en/of 01B en/of 01C en/of 01D en/of 02 en/of 04A en/of 04C en/of 05A en/of 05B en/of 05C en/of 05D en/of 06 en/of 07A en/of 07B en/of 08)
-voornoemde personen (telefonisch) te benaderen en/of zich voor te doen als medewerker van PostNL en/of KPN en/of Ouderenfonds, in elk geval een organisatie,
-(vervolgens) aan te geven dat *er een pakket foutief was bezorgd en/of niet was bezorgd en/of het niet gelukt was om te bezorgen en/of er nog een pakket bij hen lag en/of dat er een pakket voor voornoemde persoon/personen was en/of *dat er (nog) (bezorg- en/of verzend)kosten voor betaald moest worden en/of dat het pakket alsnog bezorgd zal worden en/of dat er aan de deur en/of bij bezorging nog betaald zal moeten worden en/of
-(vervolgens) naar de woning(en) van voornoemde persoon/personen te gaan en/of
-(vervolgens) aan de deur te komen met een pakket en/of doos (al dan niet met adresgegevens) en/of met inhoud ontbijtkoek en/of cake en/of een chocolade reep en/of een cadeaubon van bedrijf bol.com en/of een puzzelwoordenboek en/of thee, althans een of meerdere voorwerpen en/of goederen en/of deze (vervolgens) te overhandigen aan voornoemde persoon/personen en/of
-een (mobiel pin)apparaat en/of telefoon, althans een voorwerp, aan voornoemde persoon/personen voor te houden en/of te verzoeken om de pincode in te voeren en/of handelingen te (laten) verrichten, alsof een (pin)transactie werd uitgevoerd en/of
-(vervolgens) de pinpas/betaalkaart te wisselen en/of een andere pinpas/betaalkaart terug te geven, en/of
(Zaaksdossier 04B)
-meerdere malen, althans eenmaal, (telefonisch), contact te zoeken met mevrouw [persoon 8] en/of voornoemde [persoon 8] te benaderen en/of zich voor te doen als medewerker van een bank en/of aan te geven inlichtingen te willen geven over fraude en/of aan te geven dat er ten behoeve van toezicht gegevens ingevuld diende te worden (zoals bankpasnummer en pincode en/of rekeningnummers);
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2022 tot en met
9 december 2022 te Amsterdam en/of Heemskerk en/of Purmerend en/of Zaandam (Gemeente Zaanstad) en/of Haarlem en/of Abcoude (gemeente De Ronde Venen) en/of Beverwijk en/of Weesp (gemeente Amsterdam, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geldbedragen en/of goederen, te weten:
- 500 euro (zaaknummer 01A) en/of
- 2000 euro (zaaknummer 01B) en/of
- 5958,70 euro (zaaknummer 01D) en/of
- 1250 euro (zaaknummer 02) en/of
- 1420 euro (zaaknummer 04A) en/of
- 1200 euro (zaaknummer 04B) en/of
- 1715,62 euro (zaaknummer 04C) en/of
- 7511,38 euro (zaaknummer 05B) en/of
- 7639,25 euro (zaaknummer 05C) en/of
- 500 euro (zaaknummer 07A) en/of
- 460 euro (zaaknummer 07B) en/of
- 600 euro (zaaknummer 08),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander/anderen toebehoorde dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan
- [persoon 2] (zaaknummer 01A) en/of
- [persoon 3] (zaaknummer 01B) en/of
- [persoon 5] (zaaknummer 01D) en/of
- [persoon 6] (zaaknummer 02) en/of
- [persoon 7] (zaaknummer 04A) en/of
- [persoon 8] (zaaknummer 04B) en/of
- [persoon 9] (zaaknummer 04C) en/of
- [persoon 12] (zaaknummer 05B) en/of
- [persoon 13] (zaaknummer 05C) en/of
- [persoon 16] (zaaknummer 07A) en/of
- [persoon 17] (zaaknummer 07B) en/of
- [persoon 18] (zaaknummer 08) en/of
- een of meer andere(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door eenmaal of meermalen gebruik te maken van de pinpas/betaalkaart (en/of bijbehorende pincode) van die voornoemde persoon/personen, en hierbij eenmaal of meermalen een of meerdere geldbedragen heeft/hebben gepind bij een of meerdere pinautoma(a)t(en) en/of (pin)transacties en/of betalingen heeft/hebben uitgevoerd, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
(Zaaksdossier 03)
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Beverwijk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 19] te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
-voornoemde personen (telefonisch) te benaderen en/of zich voor te doen als medewerker van het Ouderenfonds en/of
-(vervolgens) aan te geven dat een pakket niet bezorgd kon worden en/of
-(vervolgens) aan te geven dat het vandaag bezorgd kon worden en/of de bezorger langs kon komen en/of er 1,49 euro gepind zal moeten worden en/of
-(vervolgens) aan de deur te komen met een pakket (al dan niet met adresgegevens) met inhoud een ontbijtkoek en een bol.com cadeaukaart en/of
-een (mobiel pin)apparaat en/of telefoon, althans een voorwerp, aan voornoemde [persoon 19] voor te houden en/of te verzoeken om de pincode in te voeren en/of
handelingen te (laten) verrichten, alsof een (pin)transactie werd uitgevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
in zaak B:
1
hij op of omstreeks 17 januari 2022 te Alkmaar, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 20] en/of [persoon 21] en/of één of meer onbekend gebleven personen te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of een geldbedrag, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
-voornoemde [persoon 20] en/of andere perso(o)n(en) (telefonisch) te benaderen en/of zich voor te doen als medewerker van het Ouderenfonds en/of PostNL en/of
-(vervolgens) aan te geven dat een pakket niet bezorgd kon worden en/of
-(vervolgens) aan te geven dat het vandaag bezorgd kon worden en/of de bezorger langs konkomen en/of er 1 euro, in elk geval een geldbedrag, gepind zal moeten worden en/of
-(vervolgens) aan de deur te komen (met PostNL jas) met een pakket (al dan niet met adresgegevens) met inhoud (een ontbijtkoek en een bol.com cadeaukaart) en/of
-een (mobiel pin)apparaat en/of telefoon, althans een voorwerp, aan voornoemde [persoon 20] en/of andere perso(o)n(en) voor te houden en/of te verzoeken om een pincode in te voeren en/of handelingen te (laten) verrichten, alsof een (pin)transactie werd uitgevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 24 december 2021 te Haarlem, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[persoon 22] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een pinpas/betaalkaart en/of bijbehorende pincode en/of bankpasnummer, door
-voornoemde [persoon 22] (telefonisch) te benaderen en/of zich voor te doen als medewerker van PostNL en/of het Ouderenfonds en/of
-(vervolgens) aan te geven dat er een pakket foutief was bezorgd en/of niet was bezorgd en/of het niet gelukt was om te bezorgen en/of er nog een pakket bij hen lag en/of dat er een pakket voor voornoemde persoon/personen was en/of dat er (nog) (bezorg- en/of verzend)kosten voor betaald moest worden en/of dat het pakket alsnog bezorgd zal worden en/of dat er aan de deur en/of bij bezorging nog betaald zal moeten worden en/of
-(vervolgens) naar de woning van voornoemde [persoon 22] te gaan en/of
-(vervolgens) aan de deur te komen met een pakket en/of doos (met adresgegevens) en/of met inhoud (ontbijtkoek en/of een cadeaubon van bedrijf bol.com) en/of deze (vervolgens) te overhandigen aan voornoemde [persoon 22] en/of
-een (mobiel pin)apparaat en/of telefoon, althans een voorwerp, aan voornoemde [persoon 22] voor te houden en/of te verzoeken om de pincode in te voeren en/of handelingen te (laten) verrichten,alsof een(pin)transactie werd uitgevoerd en/of
-(vervolgens) de pinpas/betaalkaart te wisselen en/of een andere pinpas/betaalkaart terug te geven;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 17 januari 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer pinpas(sen), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ).

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Beoordeling van het ten laste gelegde
De rechtbank zal hieronder het ten laste gelegde per zaak beoordelen, zoals ook de officier van justitie en de raadsman dat in hun schriftelijk requisitoir dan wel pleitaantekeningen hebben gedaan.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank allereerst het volgende af. Uit verklaringen van verdachte, kan worden afgeleid dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere babbeltrucs en diefstallen met valse sleutel. Verdachte weet zich niet meer te herinneren in welke zaaknummers hij welke rol heeft gehad. In enkele zaken heeft hij expliciet zijn betrokkenheid ontkend. Onder verdachte en zijn medeverdachte zijn spullen aangetroffen die passen bij de in veel zaaknummers gebruikte modus operandi: het zich voordoen als een bezorger van PostNL om een pakketje van Bol.com of het Ouderenfonds af te geven. De telefoonnummers van de beoogde slachtoffers werden opgezocht in de online telefoongids, waarna zij werden gebeld. Als de slachtoffers oud leken te zijn, werd een gesprek begonnen om in de meeste gevallen het afgeven van een pakketje aan te kondigen en aan te geven dat het slachtoffer een klein bedrag voor de bezorging aan de deur moest pinnen. Bij dat pinnen werden de bankpas en pincode van het slachtoffer afhandig gemaakt en werd een andere (eerder gestolen) pinpas aan het slachtoffer teruggegeven. Het pakketje dat werd bezorgd, bevatte vaak een ontbijtkoek en een (lege) cadeau kaart van Bol.com. Met de weggenomen pinpas en pincode van het slachtoffer werd vervolgens korte tijd later geld van de rekening van het slachtoffer opgenomen.
4.1.
In zaak A
4.1.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.1. In de zaken 1A ( [persoon 2] ), 1C ( [persoon 4] ), 1D ( [persoon 5] ), 4C ( [persoon 9] ), 5A ( [persoon 10] en//of [persoon 11] ), 6 ( [persoon 15] ), 7A ( [persoon 16] ), 7B ( [persoon 17] ) en 8 ( [persoon 18] ).
Met de officier van justitie en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op de zaken 1A, 1C, 1D, 4C, 5A, 6, 7A, 7B en 8 kan worden bewezen. De raadsman heeft zich wat die zaken betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.1.2. In zaak 1B ( [persoon 3] )
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 1B bepleit. De rechtbank komt echter tot bewezenverklaring van dit feit. Aangever [persoon 3] is op 20 mei 2022 omstreeks 11.04 uur gebeld door het telefoonnummer dat eindigt op [deel telefoonnummer 1] . De telefoon waaraan dat telefoonnummer gekoppeld is, is later aangetroffen in de woning van verdachte. [persoon 3] heeft verklaard dat hij is gebeld door iemand die zich voorstelde als een medewerker van PostNL die aangaf dat hij een pakket bij [persoon 3] wilde bezorgen en dat dit eerder niet was gelukt. Het pakket zou opnieuw worden bezorgd en [persoon 3] moest daar € 2,50 bezorgkosten voor betalen met zijn pinpas. Op 20 mei 2022 tussen 13.15 en 13.20 uur wordt de pinpas van [persoon 3] door een babbeltruc weggenomen. Op dat moment peilt het genoemde telefoonnummer uit in de omgeving van de woning van [persoon 3] . Bij de woning van [persoon 3] werd aangebeld door een man die zich voordeed als postbezorger, met een pakket in zijn hand en een apparaat in de andere hand waarmee moest worden gepind. In het pakket bleken een ontbijtkoek, een pak chocolade en een cadeaubon van Bol.com te zitten. Deze handelwijze past bij de handelwijze waar verdachte zich volgens zijn eigen verklaring aan heeft schuldig gemaakt en bij de spullen die bij verdachte zijn aangetroffen. Op de camerabeelden die bij dit zaaksdossier horen, zijn twee verdachten te zien in de omgeving van de woning van de aangever. Niet kan worden gezegd dat verdachte op basis van zijn signalement niet één van deze verdachten kan zijn geweest. De weggenomen pinpas van aangever [persoon 3] is op 1 juni 2022 bij een babbeltruc door verdachte overhandigd aan aangever [persoon 4] .
De voorgaande, uit de bewijsmiddelen afgeleide feiten en omstandigheden, zijn in onderlinge samenhang beschouwd, in beginsel redengevend voor een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 1B. Onder omstandigheden zou de voornoemde redengevendheid kunnen ontbreken. Van deze omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat geldt temeer nu verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven die deze redengevendheid zou kunnen ontzenuwen. Hij heeft zich, geconfronteerd met het voorgaande, beroepen op zijn zwijgrecht of verklaard dat hij niet meer weet wat zijn rol is geweest. Het had op de weg van verdachte gelegen om uitleg te geven over de belastende feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen blijken en die de rechtbank en de politie hem hebben voorgehouden, zoals het gebruik van het telefoonnummer, waarvan de rechtbank, gezien het ontbreken van een verklaring van verdachte, tot de conclusie komt dat het verdachte moet zijn geweest die het nummer heeft gebruikt. Deze omstandigheden waaruit de rechtbank de redengevendheid afleidt, vragen om een dergelijke uitleg of verklaring, maar die uitleg of verklaring heeft verdachte niet gegeven. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het in onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 1B wettig en overtuigend bewezen.
4.1.1.3. In zaak 2 ( [persoon 6] )
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat aangever is bewogen tot de afgifte van de pinpas. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat bij de woning van [persoon 6] in Zaandam op 30 september 2022 omstreeks 16.00 uur een babbeltruc heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan zij haar pinpas heeft afgegeven. Aangeefster heeft verklaard dat haar een pakketje is aangeboden van het Ouderenfonds, met daarin een puzzelwoordenboekje, een cadeaukaart van Bol.com en een cake. Voor dat pakket moesten bezorgkosten worden afgerekend. Die handelwijze past bij de handelwijze waar verdachte zich volgens zijn eigen verklaringen aan heeft schuldig gemaakt. Het telefoonnummer van verdachte dat eindigt op [deel telefoonnummer 2] peilt omstreeks het moment van de babbeltruc uit in Zaandam. De verdachten van de babbeltruc zijn naar Zaandam gekomen in de auto van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] . De pinpas van aangeefster [persoon 6] is aangetroffen in de woning van verdachte. De rechtbank komt op basis van het voorgaande in onderling verband bezien, tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 2. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangeefster door verdachte en zijn medeverdachte(n) is bewogen tot de afgifte van haar pinpas. De rechtbank betrekt daarbij ook – onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.1.1.2. over de redengevendheid – dat verdachte zich geconfronteerd met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
4.1.1.4. In zaak 4A ( [persoon 7] )
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 in zaak 4A ten laste gelegde oplichting moet worden vrijgesproken, nu daar maar één bewijsmiddel voor voorhanden is. De rechtbank komt tot een ander oordeel. [persoon 7] is op 26 september 2022 omstreeks 13.21 uur gebeld door het telefoonnummer van verdachte dat eindigt op [deel telefoonnummer 2] . Ook peilt dat telefoonnummer die dag uit in Zaandam in de omgeving van de woning van [persoon 7] . Die dag is iemand bij [persoon 7] aan de deur geweest die een pakketje kwam brengen, waarvoor [persoon 7] één euro moest pinnen. Verdachte heeft over dit alles, waaronder het gepleegde telefoontje met zijn telefoonnummer, geen tekst en uitleg gegeven, al heeft hij wel een min of meer bekennende verklaring afgelegd in die zin dat hij heeft verklaard dat hij dit slachtoffer had uitgekozen omdat het om een oud slachtoffer ging. De rechtbank komt gelet op het voorgaande alles overziend tot de conclusie dat het aan verdachte onder 1 in zaak 4A ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.1.1.5. In zaak 4B ( [persoon 8] )
Met de officier van justitie en de raadsman en op de door hen aangevoerde gronden, oordeelt de rechtbank dat het aan verdachte onder 1 ten aanzien van zaak 4B ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.1.6. In zaak 5B ( [persoon 12] )
Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 5B niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.1.7. In zaak 5C ( [persoon 13] )
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit, voor zover dat ziet op zaak 5C. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij aangevoerd dat het enige bewijsmiddel het bellen van [persoon 13] door het telefoonnummer eindigend op [deel telefoonnummer 2] is. Niet duidelijk wordt of gebeld is op de dag van de oplichting of eerder. Dat is wel van belang om te bepalen of het telefoontje heeft geleid tot de oplichting. Alleen zo kan worden bewezen dat de aangeefster is bewogen tot de afgifte van haar pinpas, aldus de raadsman. De rechtbank komt tot het oordeel dat het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 5C kan worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangeefster op 10 juli 2022 omstreeks 12.22 uur is gebeld door het telefoonnummer dat eindigt op [deel telefoonnummer 1] . Zoals hiervoor is overwogen is de telefoon waaraan dit nummer is gekoppeld bij verdachte aangetroffen, zodat de rechtbank, bij het ontbreken van een verklaring hierover van verdachte, ervan uitgaat dat verdachte de gebruiker is geweest van dit telefoonnummer. Aangeefster heeft verklaard dat iemand voor de deur stond met een pakketje in zijn handen van Bol.com en dat er moest worden betaald voor de portokosten. In het pakket zaten een ontbijtkoek en een cadeaukaart van Bol.com. Deze werkwijze past niet alleen bij de werkwijze bij de bewezen verklaarde feiten die zien op de zaken 1B en 1C, maar ook bij de werkwijze waar verdachte zich volgens zijn eigen verklaring aan heeft schuldig gemaakt. De rechtbank betrekt daarbij ook – onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.1.1.2. over de redengevendheid – dat verdachte zich geconfronteerd met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
4.1.1.8. In zaak 5D ( [persoon 14] )
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten aanzien van zaak 5D ten laste gelegde bepleit, nu sprake is van een andere modus operandi en niet kan worden vastgesteld dat [persoon 14] door een telefoonnummer dat toebehoort aan verdachte is gebeld. De rechtbank komt, met de officier van justitie en op de door hem aangevoerde gronden, tot bewezenverklaring van het onder 1 ten aanzien van zaak 5D ten laste gelegde. [persoon 14] is op 7 juli 2022 omstreeks 10.27 uur gebeld door het telefoonnummer dat eindigt op [deel telefoonnummer 1] . Het toestel dat gebruik maakt van dat telefoonnummer is aangetroffen in de woning van verdachte. Het telefoonnummer van verdachte eindigend op [deel telefoonnummer 2] peilt omstreeks de babbeltruc bij de woning van aangeefster uit in de omgeving daarvan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 5D wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank betrekt daarbij ook – onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.1.1.2. over de redengevendheid – dat verdachte zich geconfronteerd met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
4.1.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4.1.2.1. In de zaken 1D ( [persoon 5] ), 4C ( [persoon 9] ), 7A ( [persoon 16] ), 7B ( [persoon 17] ) en 8 ( [persoon 18] ).
Met de officier van justitie en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen voor zover dat ziet op de zaken 1D, 4C, 7A, 7B, en 8. De raadsman heeft zich wat deze zaken betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.2. In zaak 1A ( [persoon 2] )
De raadsman heeft vrijspraak van feit 2 bepleit, voor zover dat ziet op zaak 1A. De rechtbank is echter met de officier van justitie en op de door hem aangevoerde gronden van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte met de van [persoon 2] weggenomen pinpas geld heeft opgenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het verdachte is geweest die de pinpas van [persoon 2] op 19 mei 2022 omstreeks 16.10 uur heeft weggenomen. Om 16.26 uur is aan het [straatnaam] in Amsterdam een bedrag van € 500,- opgenomen van de rekening van [persoon 2] . Zowel rond het tijdstip van de oplichting aan de deur van [persoon 2] als tijdens de pintransactie, is het telefoonnummer van verdachte actief en straalt het cell-id’s aan in de omgeving van de oplichting dan wel de pinautomaat. Er is geprobeerd om nogmaals € 500,- op te nemen van de rekening van [persoon 2] , door een persoon die qua postuur, helm en kleding overeenkomt met het signalement van verdachte.
De voorgaande, uit de bewijsmiddelen afgeleide feiten en omstandigheden, zijn in onderlinge samenhang beschouwd, in beginsel redengevend voor een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 1A. Onder omstandigheden zou de voornoemde redengevendheid kunnen ontbreken. Van deze omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat geldt temeer nu verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven die deze redengevendheid zou kunnen ontzenuwen. Hij heeft zich, geconfronteerd met het voorgaande, beroepen op zijn zwijgrecht. Het had op de weg van verdachte gelegen om uitleg te geven over de belastende feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen blijken en die de rechtbank en de politie hem hebben voorgehouden. De voornoemde omstandigheden waaruit de rechtbank de redengevendheid afleidt, vragen om een dergelijke uitleg of verklaring, maar die uitleg of verklaring heeft verdachte niet gegeven. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het in onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 1A wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.3. In zaak 1B ( [persoon 3] )
In zaak 1B is de rechtbank met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Weliswaar peilt de telefoon van verdachte uit in de omgeving van de pintransacties, maar ook de woning van verdachte bevindt zich in die omgeving. Op de camerabeelden van het pinnen is een persoon te zien die qua signalement overeenkomsten vertoont met het signalement van verdachte, maar dat is op zichzelf onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde te komen in zaak B. Meer belastende feiten en omstandigheden in deze concrete zaak kan de rechtbank niet uit het dossier afleiden. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.1.2.4. In zaak 2 ( [persoon 6] )
Anders dan door de raadsman is bepleit, komt de rechtbank tot een veroordeling van verdachte voor het onder feit 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 2. De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [persoon 6] , waarbij haar pinpas is weggenomen. Met die pinpas is korte tijd later geld opgenomen en de pinpas is uiteindelijk aangetroffen in de woning van verdachte. Het telefoonnummer van verdachte eindigend op [deel telefoonnummer 2] , peilt uit in de omgeving van de woning van aangeefster en in de omgeving van de pintransactie. Het signalement van de persoon die pint en zijn kleding, specifiek de Under Armour pet, vertonen overeenkomsten met het signalement en de pet van verdachte. De voorgaande, uit de bewijsmiddelen afgeleide feiten en omstandigheden, zijn in onderlinge samenhang beschouwd, in beginsel redengevend voor een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 2. De rechtbank betrekt daarbij ook – onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.1.2.2. over de redengevendheid – dat verdachte zich geconfronteerd met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zijn zwijgrecht heeft beroepen en slechts heeft willen verklaren dat hij de pas van [persoon 6] heeft gekregen om bij zich te houden. Afgezien van het feit dat verdachte hierover geen verdere details heeft willen verschaffen, acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig, nu zij immers bewezen heeft geacht dat verdachte de pas heeft weggenomen bij een babbeltruc.
4.1.2.5. In zaak 4A ( [persoon 7] )
Anders dan gevorderd door de officier van justitie, komt de rechtbank tot vrijspraak van het onder 2 in zaak 4A ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar worden afgeleid dat het telefoonnummer van verdachte eindigend op [deel telefoonnummer 2] uitpeilt in de omgeving van de pintransacties, maar dat is op zichzelf onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 2 in zaak 4A ten laste gelegde te kunnen komen. Op de camerabeelden is een persoon met een masker te zien, waarvan is geverbaliseerd dat deze persoon een sterke gelijkenis vertoont met verdachte. De rechtbank kan die sterke gelijkenis op basis van de afbeelding van de camerabeelden niet vaststellen en niet duidelijk is geverbaliseerd waar die sterke gelijkenis uit is afgeleid en – gelet op het masker – kon worden afgeleid. Nu de persoon gezichtsbedekking draagt en het gezicht bij uitstek geschikt is om een herkenning op te kunnen baseren, is een eventuele sterke gelijkenis op basis van het postuur van deze persoon, voor zover daar sprake van zou zijn, onvoldoende om enkel op basis daarvan tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Nu uit de bewijsmiddelen verder geen verdachte belastende feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 2 in zaak 4A ten laste gelegde kunnen worden afgeleid, zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
4.1.2.6. In zaak 4B ( [persoon 8] )
Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 4B niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.2.7. In zaak 5B ( [persoon 12] )
Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 5B niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.2.8. in zaak 5C ( [persoon 13] )
Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op zaak 5C niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.3
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde ( [persoon 19] )
Met de officier van justitie en op de door hem aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte in zaak A onder 3 (zaak 03) ten laste gelegde kan worden bewezen. De raadsman heeft zich wat dit feit betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.
In zaak B
4.2.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde ( [persoon 21] en/of [persoon 20] )
Met de officier van justitie en de raadsman, op de door hen aangevoerde gronden, komt de rechtbank tot het oordeel dat het aan verdachte in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen voor zover dat ziet op [persoon 21] . Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Dat is anders voor zover het onder 1 ten laste gelegde ziet op [persoon 20] . De raadsman heeft daarvan vrijspraak bepleit, nu verdachte in de auto zat terwijl zijn medeverdachte de babbeltruc uitvoerde. De rechtbank gaat aan dat betoog van de raadsman voorbij, omdat verdachte en zijn medeverdachte in hun verhoren bij de politie hebben bekend dat zij zich aan het in zaak B onder 1 ten laste gelegde hebben schuldig gemaakt, voor zover het ten laste gelegde ziet op aangever [persoon 20] . Uit hun verklaringen en de overige bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat zij dit feit gezamenlijk hebben uitgevoerd en zich daardoor tezamen en in vereniging aan het feit schuldig hebben gemaakt.
4.2.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde ( [persoon 22] )
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte in zaak B onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Bij [persoon 22] stond iemand aan de deur om een pakketje af te geven namens het Ouderenfonds. Die werkwijze past bij die van verdachte. De pinpas van aangeefster is weggenomen en er is geld van haar rekening afgeschreven. Het telefoonnummer van verdachte straalt die middag aan op het adres van aangeefster en hij heeft met zijn telefoon gezocht naar een pinautomaat in Haarlem. De pinpas van aangeefster is aangetroffen bij de medeverdachte, die op zijn beurt heeft gezocht op de naam van aangeefster in Haarlem.
De raadsman heeft vrijspraak van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde bepleit, omdat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om verdachte voor het medeplegen van de oplichting te veroordelen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het in zaak B onder 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Nu het onder 2 ten laste gelegde feit van de aan verdachte ten laste gelegde feiten het eerste in de tijd is, kan een modus operandi daar niet het dragende bewijs van vormen. Dan blijft over dat het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte heeft aangestraald in de omgeving van de woning van aangeefster. Die enkele omstandigheid is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde te kunnen komen. Nu uit de bewijsmiddelen verder geen verdachte belastende feiten en omstandigheden ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde kunnen worden afgeleid, zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
4.2.3.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, komt de rechtbank tot vrijspraak van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde. Dat in de auto op naam van de moeder van zijn medeverdachte, waarin verdachte zich op dat moment bevond, in het dashboardkastje drie bankpassen zijn aangetroffen die niet aan hem of zijn medeverdachte toebehoorden en dat twee van die bankpassen afkomstig bleken van diefstal, maakt nog niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van die bankpassen. Daarvoor zou in dit geval moeten worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezige bankpassen, hun herkomst en dat hij over de passen kon beschikken. Daar zijn echter onvoldoende aanknopingspunten voor in het dossier te vinden. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in zaak A:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 19 mei 2022 tot en met 9 december 2022 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Haarlem en/of Heemskerk en/of Purmerend en/of Weesp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [persoon 2] , zaaknummer 01A en
  • [persoon 3] , zaaknummer 01B en
  • [persoon 4] , zaaknummer 01C en
  • [persoon 5] , zaaknummer 01D en
  • [persoon 6] , zaaknummer 02 en
  • [persoon 7] , zaaknummer 04A en
  • [persoon 9] , zaaknummer 04C en
  • [persoon 10] en/of [persoon 11] , zaaknummer 05A en
  • [persoon 13] , zaaknummer 05C en
  • [persoon 14] , zaaknummer 05D en
  • [persoon 15] , zaaknummer 06 en
  • [persoon 16] , zaaknummer 07A en
  • [persoon 17] , zaaknummer 07B en
  • [persoon 18] , zaaknummer 08
heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten een pinpas en bijbehorende pincode, door (zaaksdossiers 01A en 01B en 01C en 01D en 02 en 04A en 04C en 05A en 05C en 05D en 06 en 07A en 07B en 08)
  • voornoemde personen (telefonisch) te benaderen en zich voor te doen als medewerker van PostNL of KPN of Ouderenfonds, in elk geval een organisatie,
  • vervolgens aan te geven dat een pakket foutief was bezorgd en/of het niet gelukt was om te bezorgen en/of er nog een pakket bij hen lag en/of dat er een pakket voor voornoemde personen was en/of dat er bezorg- en/of verzendkosten voor betaald moesten worden en/of dat het pakket alsnog bezorgd zal worden en dat er aan de deur en/of bij bezorging nog betaald zal moeten worden en
  • vervolgens naar de woningen van genoemde personen te gaan en
  • vervolgens aan de deur te komen met een pakket en/of doos, al dan niet met adresgegevens en/of met inhoud ontbijtkoek en/of cake en/of een chocoladereep en/of een cadeaubon van bedrijf Bol.com en/of een puzzelwoordenboek en/of thee, althans voorwerpen en deze vervolgens te overhandigen aan voornoemde personen en
  • een apparaat aan voornoemde personen voor te houden en te verzoeken de pincode in te voeren en handelingen te laten verrichten alsof er een pintransactie werd uitgevoerd en
  • vervolgens de pinpas te wisselen en een andere pinpas terug te geven;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 19 mei 2022 tot en met 9 december 2022 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Haarlem en/of Purmerend en/of Weesp, meermalen een of meerdere geldbedragen, te weten:
  • 500 euro, zaaknummer 1A en
  • 5958,70 euro, zaaknummer 1D en
  • 1250 euro, zaaknummer 02 en
  • 1715,62 euro, zaaknummer 04C en
  • 500 euro, zaaknummer 07A en
  • 460 euro, zaaknummer 07B en
  • 600 euro, zaaknummer 08,
toebehorende aan
  • [persoon 2] , zaaknummer 01A en
  • [persoon 5] , zaaknummer 01D en
  • [persoon 6] , zaaknummer 02 en
  • [persoon 9] , zaaknummer 04C en
  • [persoon 16] , zaaknummer 07A en
  • [persoon 17] , zaaknummer 07B en
  • [persoon 18] , zaaknummer 08,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader of mededaders het weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pinpas en bijbehorende pincode van die voornoemde personen en hierbij geldbedragen hebben gepind bij pinautomaten en/of pintransacties en/of betalingen hebben uitgevoerd, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 12 november 2022 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 19] te bewegen tot de afgifte van een goed,
  • voornoemde persoon telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van het Ouderenfonds en
  • vervolgens aan te geven dat een pakket vandaag bezorgd kon worden en de bezorger langs kon komen en er 1,49 euro gepind zal moeten worden en
  • vervolgens aan de deur te komen met een pakket met adresgegevens met als inhoud een ontbijtkoek en een bol.com cadeaukaart en
  • een apparaat aan voornoemde [persoon 19] voor te houden en te verzoeken de pincode in te voeren en handelingen te laten verrichten alsof een pintransactie werd uitgevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in zaak B:
op 17 januari 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander of anderen te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 20] tot de afgifte van een goed te bewegen,
  • voornoemde [persoon 20] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van PostNL en
  • vervolgens aan te geven dat een pakket bezorgd kon worden en de bezorger langs kon komen en er 1 euro gepind zal moeten worden en
  • vervolgens aan de deur te komen met een PostNL jas met een pakket met adresgegevens, met inhoud een ontbijtkoek en een Bol.com cadeaukaart en
  • een apparaat aan voornoemde [persoon 20] voor te houden en te verzoeken een pincode in te voeren en handelingen te verrichten alsof een pintransactie werd uitgevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 424 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de hierna te noemen straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, met zijn medeverdachte(n), schuldig gemaakt aan een groot aantal oplichtingen en twee pogingen daartoe. Zij zijn daartoe berekenend te werk gegaan en hebben bewust gezocht naar oude en kwetsbare mensen, omdat die een gemakkelijke prooi voor hen vormden. Van de slachtoffers is door een zogenaamde babbeltruc op slinkse wijze hun bankpas en pincode afhandig gemaakt, waarna grote geldbedragen van hun rekeningen zijn opgenomen. Dat heeft niet alleen geleid tot financiële schade voor de slachtoffers (en de banken die hen schadeloos hebben gesteld), maar ook tot boosheid, verdriet en angst bij de veelal oudere en kwetsbare slachtoffers. De rechtbank neemt dit verdachte erg kwalijk. Hij heeft zich alleen laten leiden door winstbejag en geen oog gehad voor wat hij zijn slachtoffers aandeed. In de lange periode waarin verdachte deze delicten heeft gepleegd, waren er vele momenten waarop hij met zijn delicten had kunnen stoppen. Verdachte heeft dit niet gedaan en is telkens doorgegaan met het bestelen van slachtoffers, die zeer op leeftijd waren en van wie hij het vertrouwen door zijn handelen ernstig heeft beschaamd.
Deze babbeltrucs zijn een ware plaag in de samenleving en daar moet hard tegen worden opgetreden. Vanwege de ernst van deze oplichtingen en pogingen daartoe en vanwege de hoeveelheid daarvan, is in beginsel jeugddetentie een passende straf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 13 maart 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Hoewel hij wat dat betreft zou moeten worden aangemerkt als first offender, neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een lange reeks van delicten, en in zoverre eigenlijk een recidivist is.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 13 april 2023;
  • rapport van JBRA opgemaakt op 11 april 2023;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door Mw. K. Oostra, MSc, GZ-psycholoog op 6 april 2023.
De psycholoog adviseert aan verdachte, om zijn ontwikkeling optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen, de al ingezette begeleiding van IFA voort te zetten. Die begeleiding lijkt goed aan te sluiten bij wat verdachte nodig heeft. Er lijkt bij verdachte weinig ruimte voor behandeling, terwijl daarvan wel een mogelijke positieve invloed te verwachten valt voor zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Vanwege de te verwachten weerstand bij verdachte, zal dat een positief verloop van de behandeling in de weg staan. Daarom adviseert de psycholoog het huidige traject bij IFA, in combinatie met toezicht en begeleiding aan verdachte op te leggen. Mogelijk kan van daar uit worden toegewerkt aan een behandeltraject in de toekomst.
Ter zitting heeft de Raad, naast wat in het voornoemde rapport is weergegeven, naar voren gebracht zich zorgen te maken over verdachte, vanwege de ernst van de door hem begane feiten en het recidiverisico. Aan de andere kant is sprake van een voorzichtig positieve ontwikkeling. Om die niet te doorkruisen, is het wat de Raad betreft geen goed idee om verdachte nu terug te sturen naar de jeugdgevangenis. Ook vindt de Raad het geen goed idee hem een behandelverplichting op te leggen, waar hij niet gemotiveerd voor is. Daarom adviseert de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte
- naar school en stage of dagbesteding gaat volgens rooster;
- een positieve structurele vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van werk of sport;
- meewerkt aan de begeleiding van Levvel (IFA coach);
- meewerkt aan hulpverlening en behandeling die Jeugdbescherming Amsterdam nodig vindt;
- zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en de aangevers.
De Raad heeft daarnaast geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
JBRA heeft aangegeven geen mogelijkheden (meer) te zien om in de begeleiding van verdachte een pedagogisch effect te hebben. Daarom en omdat verdachte nu meerderjarig is, heeft JBRA geadviseerd het toezicht op te dragen aan Reclassering Nederland.
IFA heeft bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht goed contact te hebben met verdachte. Verdachte stelt zich in de gesprekken met IFA open op, ook wat de bespreking van de ten laste gelegde strafbare feiten betreft. De schoolgang van verdachte is verbeterd en hij heeft nu ook een stageplek. IFA heeft goed contact met de vader van verdachte, JBRA heeft contact met de moeder en zus van verdachte.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is jeugddetentie in beginsel een passende reactie op wat verdachte heeft gedaan. De rechtbank moet, naast het aspect van vergelding, bij het bepalen van de straf ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het pedagogisch effect van de straf(fen), omdat verdachte ten tijde van de feiten minderjarig was. De begeleiding van verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is niet vlekkeloos verlopen, maar er is wel sprake van een voorzichtig positieve ontwikkeling sinds de meest recente schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte heeft tijdens de zitting wederom spijt betuigd en ook bij de IFA coach heeft hij dat gedaan. Gelet op de tapgesprekken die in het dossier zijn uitgewerkt, is de rechtbank nog wat sceptisch over de oprechtheid van zijn spijt, maar de rechtbank zal verdachte vooralsnog het voordeel van de twijfel geven. Verdachte houdt zich verder goed aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder de avondklok, er is verbetering in de schoolgang, verdachte heeft een stageplaats en hij heeft goed contact met IFA. De rechtbank acht het van belang dat de hulp en begeleiding door IFA wordt voorgezet, nu dat goed bij verdachte lijkt aan te sluiten en hij daar baat bij lijkt te hebben. Het opleggen van een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijk deel langer is dan de voorlopige hechtenis, zal tot gevolg hebben dat de schoolgang, stage en het contact met IFA worden doorkruist. Dat is niet in het belang van verdachte en met name ook niet in het belang van de maatschappij, omdat daar geen positief effect op het recidiverisico van valt te verwachten. De rechtbank zal daarom bepalen dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, omdat zij acht dat die in het belang van verdachte en zijn verdere ontwikkeling zijn en van deze maatregelen kan worden verwacht dat zij recidive beperkend zullen zijn. Omdat niet is voldaan aan de eisen die de wet daarvoor stelt, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Omdat JBRA heeft aangegeven te verwachten geen pedagogisch effect meer te kunnen behalen binnen een toezicht en omdat verdachte inmiddels meerderjarig is, zal de rechtbank het toezicht opdragen aan Reclassering Nederland. Dat betekent dat verdachte strenger zal worden benaderd dan door de jeugdreclassering. Dat vindt de rechtbank in het geval van verdachte ook passend.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte, naast de voorlopige hechtenis die hij heeft gevoeld en de beperkende voorwaarden bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, ook nu nog een straf ervaart voor wat hij heeft gedaan. Daarom zal de rechtbank aan verdachte de maximale werkstraf opleggen.
Vanwege die op te leggen maximale werkstraf en omdat de rechtbank verdachte, anders dan gevorderd is door de officier van justitie, ten aanzien van een aantal zaken vrijspreekt, is de door de rechtbank op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie lager dan door de officier van justitie is gevorderd.

10.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR IBG d.d. 14-12-2022 3750
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275629)
2 1450 EUR IBG d.d. 14-12-2022 1450
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275637)
3 4170 EUR IBG d.d. 14-12-2022 4170
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275634)
4 1 PR Schoenen 120
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275597, Zwart en wit , merk: Louis Vuitton)
5 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275598, ING)
6 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275600, ING)
7 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275603, Rabobank)
8 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275605, Rabobank)
9 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275607, Abn Amro)
10 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275608, Abn Amro)
11 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275609, Bunq)
12 1 STK Broek
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275606, Grijs, merk: Nike)
13 1 STK Broek
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275615, Bruin, merk: Nike)
14 1 STK Bril
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275617, groene kleur glazen, merk: Cartier)
15 1 STK Bril
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275618, Rode kleur pootjes, merk: Cartier)
16 7 STK Cadeaubon
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275621, bol.com)
17 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275635)
Op item 4 is conservatoir beslag gelegd. Daarom zal de rechtbank in deze procedure geen beslissing over dit goed nemen.
De voorwerpen 12 en 13 zijn onder verdachte in beslag genomen. Nu deze voorwerpen door middel van het in zaak A onder 1 en 2 bewezen geachte zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De voorwerpen 16 en 17 zijn ook onder verdachte in beslag genomen. Nu met behulp van die voorwerpen het in zaak A bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De overige voorwerpen waar nog beslag op rust worden geretourneerd, of bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

11.1.
[persoon 17]
De benadeelde partij [persoon 17] vordert € 460,- aan materiële schadevergoeding en € 200,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is wat de materiele schadevergoeding betreft niet betwist, blijkt voldoende uit de stukken en kan in zoverre worden toegewezen.
Wat de immateriële schade betreft is de vordering betwist. Voor toewijzing van immateriële schade moet – samengevat – kunnen worden vastgesteld dat bij de benadeelde partij sprake is (geweest) van geestelijk letsel, als gevolg van het door verdachte gepleegde feit. Het bestaan van geestelijk letsel kan echter niet uit de stukken bij de vordering of anderszins naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het geven van de gelegenheid tot nadere onderbouwing zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 17] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
11.2.
Rabobank
De benadeelde partij Rabobank vordert € 1.250,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan [persoon 6] door het in zaak A onder 2 met betrekking tot zaak 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat Rabobank die aan haar heeft vergoed. Daarom heeft Rabobank zich in deze procedure als benadeelde partij gevoegd. De vordering is niet inhoudelijk betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van Rabobank voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
11.3.
ING
De benadeelde partij ING vordert € 22.527,99 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van ING heeft (onder meer) betrekking op de zaken 1B ( [persoon 3] ), 5B ( [persoon 12] ) en 5C ( [persoon 13] ). Nu verdachte ten aanzien van die zaken in zaak A wat het onder 2 ten laste gelegde betreft is vrijgesproken, kan de vordering van ING voor dat deel niet worden toegewezen. De vordering van ING zal daarom verminderd met een bedrag van (1B: 2.002, 31 + 5B: 6.409,46 + 5C: 7.654,58 = )16.066,35 tot € 6.461,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat aan verdachte voor de zaken waar dit deel van de vordering op ziet geen straf of maatregel is opgelegd.
In het belang van ING voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij heeft vergoeding voor proceskosten gevorderd van € 240,-.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Wetboek van Strafvordering (Sv). Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures, volgens de staffel salarissen in rolzaken. De raadsman heeft matiging van de proceskosten bepleit, vanwege de gedeeltelijke vrijspraak van verdachte. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe: dat de benadeelde in een deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, maakt niet dat de kosten voor het onderzoek naar en het opstellen van de vordering evenredig moeten worden verminderd. Nu de berekening van kosten volgens de genoemde staffel een hoger bedrag oplevert dan door de benadeelde partij is gevorderd, zal de rechtbank de proceskosten toewijzen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden, dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 en ten aanzien van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 299 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten
59 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
240 dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- naar school en stage of dagbesteding gaat volgens rooster;
- een positieve structurele vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van werk of sport;
- meewerkt aan de begeleiding van Levvel (IFA coach);
- meewerkt aan hulpverlening en behandeling die IFA en/of Reclassering Nederland nodig vindt;
- op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen of onderhouden met:
- [persoon 2] , geboren op [geboortedag 2] 1949;
- [persoon 3] , geboren op [geboortedag 3] 1946;
- [persoon 4] , geboren op [geboortedag 4] 1980;
- [persoon 5] , geboren op [geboortedag 5] 1954;
- [persoon 6] , geboren op [geboortedag 6] 1937;
- [persoon 19] , geboren op [geboortedag 7] 1950;
- [persoon 7] , geboren op [geboortedag 8] 1936;
- [persoon 8] , geboren op [geboortedag 9] 1936;
- [persoon 9] , geboren op [geboortedag 10] 1939;
- [persoon 15] , geboren op [geboortedag 11] 1951;
- [persoon 16] , geboren op [geboortedag 12] 1944;
- [persoon 18] , geboren op [geboortedag 13] 1942;
- op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen of onderhouden met
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 14] 2004;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 15] 2005.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan
Reclassering Nederlandtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Verklaart verbeurd:
12 1 STK Broek
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275606, Grijs, merk: Nike)
13 1 STK Broek
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275615, Bruin, merk: Nike)
16 7 STK Cadeaubon
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275621, bol.com)
17 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275635)
Gelast de
teruggave aan veroordeeldevan:
14 1 STK Bril
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275617, groene kleur glazen, merk: Cartier)
15 1 STK Bril
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275618, Rode kleur pootjes, merk: Cartier)
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1. EUR IBG d.d. 14-12-2022 3750
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275629)
2 1450 EUR IBG d.d. 14-12-2022 1450
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275637)
3 4170 EUR IBG d.d. 14-12-2022 4170
(Omschrijving: PL1300-2022211058-G6275634)
5 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275598, ING)
6 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275600, ING)
7 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275603, Rabobank)
8 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275605, Rabobank)
9 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275607, Abn Amro)
10 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275608, Abn Amro)
11 1 STK Pas
(Omschrijving: PL1300-2022211058-6275609, Bunq).
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [persoon 17],
toe tot een bedrag van € 460,-(vierhonderdzestig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 17] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 17] , te betalen de som van € 460,-(vierhonderdzestig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan geen gijzeling worden opgelegd.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[persoon 17] voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Rabobank toe tot een bedrag van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Rabobank voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij Rabobank, te betalen de som van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan geen gijzeling worden opgelegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
ING, toe tot een bedrag van € 6.461,64,(zesduizend vierhonderdeenenzestig euro en vierenzestig eurocent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (voor een bedrag van € 500,63 vanaf 19 mei 2022 en voor een bedrag van € 5.961,01 vanaf 8 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan ING voornoemd voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de
kosten door de benadeelde partij ING gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 240,- (tweehonderdveertig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij ING, te betalen de som van € 6.461,64(zesduizend vierhonderdeenenzestig euro en vierenzestig eurocent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (voor een bedrag van € 500,63 vanaf 19 mei 2022 en voor een bedrag van € 5.961,01 vanaf 8 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan geen gijzeling worden opgelegd.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
ING voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Mireku, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E. Dinjens en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.