ECLI:NL:RBAMS:2023:3446

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/752101-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van verjaring en verblijfstatus van de opgeëiste persoon

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 april 2021. Tijdens de openbare zitting op 21 februari 2023 werd vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen over de overleveringsdetentie.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van zeven maanden voor opzetheling, opgelegd door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft beoordeeld of aan de voorwaarden voor overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland is voldaan. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, waardoor hij recht heeft op gelijke behandeling met een Nederlander.

De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van verjaring onderzocht. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon stelde dat er onvoldoende informatie was over de aard van het feit waarvoor de opgeëiste persoon was veroordeeld. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 6a van de Overleveringswet van toepassing is. De rechtbank besloot de overlevering te weigeren en beval de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752101-19
RK nummer: 23/57
Datum uitspraak: 7 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2019 door
the Circuit Court in Gorzów Wlkp. 2nd Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement by the Provincial Court in Slubicevan 3 april 2014 (referentienummer: II K 145/14).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzetheling

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Aan de eerste voorwaarde is voldaan. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven.
Ook aan de tweede voorwaarde is voldaan. Uit de brief van de IND van 20 februari 2023 volgt dat de veroordeling er niet toe zal leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4. weergegeven Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt. De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, onder 1 en sub f, OLW: verjaring

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden aangehouden om nadere vragen te stellen over de aard van het feit waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld, omdat uit het EAB onvoldoende zou blijken om welke variant van heling het gaat. Dit is van belang voor de vraag of het recht om de straf ten uitvoer te leggen reeds is verjaard.
De rechtbank verwijst naar de omschrijving van het feit onder D.3. van het EAB, waarin is te lezen dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor de opzetvariant van heling:
(…) the offender aided and abetted in concealing VW Caddy passenger car (…), which had been previously obtained from theft (…), whereas he committed this offence, being previously sentenced (…)for an intentional similar offence(…).
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om van toepassing van die bepaling af te zien, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Gorzów Wlkp. 2nd Criminal Department(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.