ECLI:NL:RBAMS:2023:3444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
23/261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlofverlening voor overdracht van gegevens in internationaal strafrechtelijk onderzoek

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam in een zaak met het RK-nummer 23/261 een beschikking gegeven op een vordering van de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind. Deze vordering betreft het verlenen van verlof om gegevens over te dragen aan de justitiële autoriteiten van Denemarken, in het kader van een rechtshulpverzoek dat op 6 juli 2022 is ingediend. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering met gesloten deuren bevolen, omdat openbaarheid het belang van het onderzoek zou schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke eisen is voldaan en dat er geen belemmeringen zijn die de overdracht van de gevraagde gegevens in de weg staan.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de relevante internationale verdragen, waaronder het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. De feiten die aan de verdenking ten grondslag liggen, zijn ook strafbaar gesteld onder Nederlands recht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek gegrond is en heeft het gevraagde verlof verleend, waarbij het vereiste van onverwijlde toezending van de beschikking aan de betrokkene niet geldt.

De beschikking is vastgesteld door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in raadkamer. De jongste rechter was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK-nummer: 23/261
BESCHIKKING
op de vordering ex artikel 5.1.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 26 januari 2023 van de officier van justitie van het Functioneel Parket in Rotterdam. Deze vordering strekt tot het verlenen van verlof om de gegevens die zijn vergaard met toepassing van artikel 126nf Sv omschreven bevoegdheden, ter uitvoering van een verzoek om rechtshulp van 6 juli 2022, afkomstig van de justitiële autoriteiten van Denemarken , in de zaak tegen:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres opgeëiste persoon] ,
en de rechtspersoon:
[rechtspersoon] ,
Inschrijvingsnummer: [inschrijvingsnummer]
gevestigd in Denemarken,
over te dragen aan die autoriteiten.

1.Procesgang

De rechtbank heeft op 21 februari 2023 de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, in raadkamer gehoord.
De autoriteiten van Denemarken hebben uitdrukkelijk verzocht om het dossier vertrouwelijk te behandelen. De rechtbank acht aannemelijk geworden dat openbaarheid van de behandeling het belang van het onderzoek ernstig zal schaden.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, tweede lid, Sv de behandeling van de vordering met gesloten deuren bevolen. Op grond van artikel 5.1.11, vierde lid, Sv jo. artikel 23, zesde lid, Sv heeft de rechtbank tevens afgezien van het oproepen van de betrokkene.

2.Beoordeling

Het voormelde verzoek is gedaan in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen bovengenoemde (rechts)personen ter zake van de verdenking dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan de feiten, zoals in het rechtshulpverzoek omschreven.
Het verzoek is gegrond op het op 20 april 1959 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, de op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het op 8 november 1990 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, Straatsburg
Het verzoek betreft stukken en gegevens die ook gevorderd hadden kunnen worden in een Nederlands onderzoek naar dezelfde feiten op grond van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking betreft feiten die naar Nederlands recht strafbaar zijn gesteld als misdrijven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Nu aan alle daarvoor in de wet en het toepasselijke verdrag gestelde eisen is voldaan en zich geen belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, terwijl door de inwilliging van het rechtshulpverzoek evenmin wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht, dient de rechtbank het gevraagde verlof te verlenen.

3.Toepasselijke wetsartikelen

Artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 126nf, 5.1.8, 5.1.10 en 5.1.11 van het Wetboek van Strafvordering;
de artikelen 1, 3, 5, 14 en 16 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp van 20 april 1959 (Straatsburg 20 april 1959, Trb. 1965, 10);

4.Beslissing

De rechtbank verleent verlof aan de officier van justitie bij deze rechtbank om de, ter uitvoering van het rechtshulpverzoek van 6 juli 2022 gevorderde gegevens, over te dragen aan de verzoekende autoriteiten van Denemarken.
De rechtbank bepaalt op grond van artikel 24, vijfde lid, Sv dat het vereiste van onverwijlde toezending van deze beschikking aan de betrokkene niet geldt.
Deze beschikking is vastgesteld en gegeven door:
mr. M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken in raadkamer van deze rechtbank op 7 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.