ECLI:NL:RBAMS:2023:3418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
13.072619-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor Tsjechische vrijheidsstraf

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Districtsgerecht te Příbram, Tsjechië. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1966, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De officier van justitie heeft op 16 maart 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 11 oktober 2006. De opgeëiste persoon is verschenen op de zitting van 11 mei 2023, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M. Eekhout, en een tolk in de Tsjechische taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat haar persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Tsjechische nationaliteit heeft. Het EAB betreft een vonnis van het Districtsgerecht te Příbram van 25 juni 2002, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook strafbaar zijn volgens Nederlands recht.

De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien de opgeëiste persoon op de hoogte was van het vonnis en niet binnen de voorgeschreven termijn verzet heeft aangetekend. De rechtbank staat de overlevering toe en verwijst naar de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, samen met mrs. M.C. Eggink en B. Yesilgöz, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.072619-23
Datum uitspraak: 25 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 oktober 2006 door het Districtsgerecht te Příbram, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (voormalig Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 mei 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M. Eekhout, advocaat te Amsterdam, waarneemster voor mr. M.L. van Gessel, en door een tolk in de Tsjechische taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van het Districtsgerecht te Příbram van 25 juni 2002 met zaaknummer 4 T 151/2001.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat zich de in artikel 12, sub c, OLW genoemde omstandigheid heeft voorgedaan.
Op 12 april 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit namelijk het volgende meegedeeld:
(…) [opgeëiste persoon] had been served with the judgment of the District Court in Příbram of 25 June 2002, Ref.No. 4T 151/2001, on 24 February 2005, with the instruction that, pursuant to Article 306a par.2 of the Criminal Procedure Code, she had the right to request that the judgment be revoked within 8 days of its delivery. That period expired on 3 March 2005 in vain as [opgeëiste persoon] did not apply for revocation of the judgment – i.e. she did not request a retrial within the applicable time frame. Please find enclosed a copy of the certificate of service confirming delivery of the judgment on [opgeëiste persoon] ( [naam] ) – signed as [voornaam opgeëiste persoon] [naam] .
Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat de opgeëiste persoon voor ontvangst van het vonnis heeft getekend. Zij heeft vervolgens nagelaten om binnen de voorgeschreven termijn verzet aan te tekenen.
Gelet daarop staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als strafbare feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of
overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 255 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Districtsgerecht te Příbram, Tsjechië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.