ECLI:NL:RBAMS:2023:341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
13/751985-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6a OLW en bevel tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Lisbon District Judicial Court in Portugal. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 2 maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB en de bijbehorende informatie beoordeeld. Het EAB verzocht om de overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes jaar en zes maanden, opgelegd voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces in hoger beroep, maar dat hij wel vertegenwoordigd was door een gekozen raadsman. De rechtbank oordeelde dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW kon worden geweigerd, maar dat er geen schending van de verdedigingsrechten was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a OLW, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan worden overgenomen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die straf gelast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751985-20
RK nummer: 22/1137
Datum uitspraak: 26 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juli 2020 door
The Lisbon District Judicial Court(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] (alias [alias opgeëiste persoon]),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Collective Ruling from the 19th of July 2006 with res judicata effect on the date of the 3rd of May 2010. Reference: Common-Form procedure – Case no. 181/05.7JELSB, from the Lisbon Central Criminal Court – Judge 10 (former 6th Criminal Chamber of Lisbon).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden. Van deze straf wordt de periode die de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis heeft gezeten, afgetrokken. Volgens de aanvullende informatie van 27 april 2022 heeft de opgeëiste persoon tussen 25 mei 2005 en 25 september 2007 in voorlopige hechtenis gezeten. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit de aanvullende informatie van 3 januari 2023 volgt dat er een proces in hoger beroep heeft plaatsgevonden, waarbij de zaak ten gronde is behandeld, en dat er op 4 februari 2009 arrest is gewezen. De rechtbank zal daarom dit hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 aanhef en onder a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 3 januari 2023 volgt dat de opgeëiste persoon tijdens het proces in eerste aanleg aanwezig is geweest, alsook bij de uitspraak in eerste aanleg op 19 juli 2006. Op 17 september 2007 is hij onder voorwaarden vrijgelaten uit de voorlopige hechtenis. De opgeëiste persoon heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces in hoger beroep, maar wel een door hem gekozen raadsvrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces in hoger beroep en heeft een advocaat gekozen om in hoger beroep zijn verdediging te voeren. Onder deze omstandigheden lag het op de weg van de opgeëiste persoon om zich, desgewenst, door zijn advocaat te laten informeren over het proces in hoger beroep.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Portugal een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Portugal
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Het feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de gevangenhouding nog niet te bevelen, zodat de tenuitvoerlegging op een later moment kan geschieden. Het betreft namelijk een zeer oude zaak, er moet nog het een en ander worden uitgezocht door de Minister met betrekking tot de VI-regeling en de detentieomstandigheden waaronder de opgeëiste persoon in Portugal heeft vastgezeten waren zeer erbarmelijk. Daarbij is er geen sprake van enig vluchtgevaar. Subsidiair, voor het geval de rechtbank wel de gevangenhouding beveelt, heeft de raadsman verzocht om schorsing daarvan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de genoemde omstandigheden geen uitzonderlijke omstandigheden betreffen die maken dat het bevel gevangenhouding nog niet zou moeten worden afgegeven of zou moeten worden geschorst.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6a, 7 en 12 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] (alias [alias opgeëiste persoon])aan
The Lisbon District Judicial Court(Portugal) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon] (alias [alias opgeëiste persoon])tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is afzonderlijk opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.