In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 22 juni 2023 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Stichting Kinderrijk als eiseres en twee gedaagden die niet verschenen. De zaak betreft een vordering die door eiseres was ingesteld, maar deze is afgewezen. De kern van de zaak draait om de informatieplicht van de eiseres met betrekking tot het herroepingsrecht, zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 sub h van het Burgerlijk Wetboek (BW). Eiseres heeft erkend dat zij niet heeft voldaan aan deze informatieplicht, wat leidt tot een verlenging van de ontbindingstermijn met maximaal een jaar, totdat de informatie op de juiste wijze is verstrekt.
De kantonrechter oordeelt dat, omdat eiseres de overeenkomst heeft opgezegd binnen de verlengde herroepingstermijn, de gedaagden geen kosten voor de geleverde diensten verschuldigd zijn. Dit is in lijn met artikel 6:230s lid 5 onder a sub 1 BW, dat stelt dat gedaagden geen verplichtingen hebben als de informatie over het herroepingsrecht niet is verstrekt. De uitspraak verwijst ook naar een recent arrest van het Europese Hof van Justitie, dat bevestigt dat consumenten vrijgesteld zijn van betalingsverplichtingen als zij hun herroepingsrecht uitoefenen zonder de benodigde informatie te hebben ontvangen.
De vordering van eiseres wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak benadrukt het belang van de informatieplicht in consumentenovereenkomsten.