ECLI:NL:RBAMS:2023:3381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/13/720992 / HA ZA 22-589
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE niet-ontvankelijk verklaard in vorderingen, proceskostenveroordeling advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en een gedaagde. De VvE, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Doornbos, had een rechtszaak aangespannen tegen de gedaagde, die in Amsterdam woont. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 29 maart 2023 al overwogen dat de VvE niet-ontvankelijk zou worden verklaard in haar vorderingen. Dit was het gevolg van het ontbreken van een procesmachtiging van de leden van de VvE die mr. Doornbos had vertegenwoordigd. De rechtbank heeft mr. Doornbos de gelegenheid gegeven om te verduidelijken wie hem opdracht had gegeven tot het voeren van de procedure, maar hij heeft hierin niet voldoende duidelijkheid verschaft.

In het eindvonnis heeft de rechtbank bevestigd dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en heeft mr. E. Doornbos veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.809,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Daarnaast zijn de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze ook moeten worden uitgevoerd als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke procesmachtiging en de verantwoordelijkheden van advocaten in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/720992 / HA ZA 22-589
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M.J. Drijftholt te Amsterdam.
Partijen worden hierna de VvE en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 maart 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de akte na tussenvonnis van de VvE.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 29 maart 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank overwogen dat de VvE nietontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen. Daarnaast heeft de rechtbank in het tussenvonnis het voornemen uitgesproken om – op vordering van [gedaagde] – mr. Doornbos of zijn opdrachtgever(s) op grond van artikel 245 lid 1 Rv te veroordelen in proceskosten. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat het op het moment van het wijzen van het tussenvonnis niet duidelijk was welk(e) afzonderlijk(e) VvE-lid of leden aan mr. Doornbos opdracht heeft of hebben gegeven tot het voeren van deze procedure. De rechtbank heeft mr. Doornbos daarom – op grond van artikel 245 lid 2 Rv – in de gelegenheid gesteld om zich hierover nader bij akte uit te laten. Daarbij is mr. Doornbos in het bijzonder uitgenodigd het standpunt kenbaar te maken en toe te lichten van zijn opdrachtgever(s) of hemzelf over diens/dier veroordeling in de proceskosten.
2.2.
Mr. Doornbos heeft bij akte toegelicht dat de VvE deze procedure tegen [gedaagde] is gestart met instemming van alle (andere) VvE-leden en dat ieder voor zich hun deel in de kosten daarvan zullen moeten nemen. Volgens mr. Doornbos kan dat worden bereikt door [gedaagde] ter hoogte van zijn deel in de VvE-bijdragen gelijk aan een eventuele proceskostenveroordeling ‘te vrijwaren’. Daarin wordt mr. Doornbos niet gevolgd. De wet biedt namelijk geen grondslag voor een dergelijke proceskostenveroordeling.
2.3.
De rechtbank zal dus, zoals aangekondigd, op grond van artikel 245 Rv de advocaat of zijn opdrachtgever(s) in de proceskosten veroordelen. In die situatie “accepteren de leden (als zijnde de in artikel 245 Rv genoemde derden) individueel een dergelijke proceskostenveroordeling in deze procedure”, aldus mr. Doornbos. Daarmee heeft mr. Doornbos echter niet inzichtelijk gemaakt wie hem opdracht heeft gegeven tot het voeren van deze procedure, terwijl dit – gelet op de overwegingen van de rechtbank in het tussenvonnis – wel op zijn weg had gelegen. Of de leden een kostenveroordeling “accepteren” is immers niet relevant, het gaat volgens artikel 245 lid 1 Rv om “degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven”. Dit laat volgens diezelfde bepaling onverlet dat mr. Doornbos deze kosten eventueel kan verhalen op zijn opdrachtgever(s).
2.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank mr. Doornbos op grond van artikel 245 Rv veroordelen in de proceskosten. De kosten die [gedaagde] tot aan dit vonnis heeft gemaakt stelt de rechtbank vast op:
  • griffierecht: € 314,00
  • salaris advocaat:
  • totaal: € 1.809,00
2.5.
Hierna in ‘de beslissing’ staat welk bedrag mr. Doornbos moet betalen aan nakosten. Dit is een bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval: [gedaagde] ) als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die hij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.
2.6.
De kostenveroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de kostenveroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
3.2.
veroordeelt mr. E. Doornbos in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 1.809,00,
3.3.
veroordeelt mr. E. Doornbos in de na dit vonnis ontstane kosten,
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten als mr. Doornbos niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
3.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Zaagsma, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.