Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Inleiding: onderzoek [onderzoeksnaam]
3.Tenlastelegging
- een of meer (contante) geldbedragen met een totale waarde van € 57.520,- en/of
- een of meer (contante) geldbedragen met een totale waarde van € 53.501,98, die werden aangewend ter betaling van een of meer voertuigen en/of
- een of meer (contante) geldbedragen met een totale waarde van € 51.504,76, die werden aangewend ter betaling van courtage van een huurwoning en een bedrijfspand en/of de verbouwing, stoffering en inrichting van een woning en een muziekstudio
bijlage Ibij dit vonnis.
4.Waardering van het bewijs
3 juli 2017 te [plaats] in Ghana. De overeenkomst is ondertekend door verdachte en door [naam 5] , adjunct-directeur van [naam bank afdeling 1] . Volgens het onderzoek zijn de websites van [naam bank afdeling 1] niet bereikbaar. Ook de contactgegevens van [naam bank afdeling 2] die staan vermeld in de overeenkomst blijken niet te kloppen. Daarnaast wordt op LinkedIn noch op Facebook een persoon genaamd [naam 5] in verband gebracht met [naam bank afdeling 1] . In de overeenkomst zijn bovendien verschillende voorwaarden en bepalingen opgenomen waaraan verdachte zich moet houden, zoals bijvoorbeeld een maandelijkse rentebetaling van 4%.
5.Bewezenverklaring
- contante geldbedragen met een totale waarde van 57.520,- euro en
- contante geldbedragen met een totale waarde van 53.501,98 euro die werden aangewend ter betaling van voertuigen, te weten:
6.Strafbaarheid van het feit
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Beslag
bijlage II) in beslag genomen. Het grootste gedeelte van de voorwerpen op de beslaglijst is ook op grond van artikel 94a Wetboek van Strafvordering (Sv) in beslag genomen. Er is op die voorwerpen daarom zowel sprake van zogeheten ‘klassiek beslag’ als van ‘conservatoir beslag’.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
3 (drie) maanden niet ten uitvoerzal worden
gelegd, tenzij later anders wordt gelast op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren, de hierna te noemen voorwaarde niet heeft nageleefd.
bijlage II).
- [...]
- [...]
- [...]