ECLI:NL:RBAMS:2023:3360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-271170-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van cocaïne uitvoer en witwassen

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van cocaïne en witwassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 20 en 21 oktober 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte ongeveer 5 kilogram cocaïne heeft vervoerd en geprobeerd heeft deze uit Nederland te brengen. Tijdens de rechtszitting op 28 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, onder andere door het aantreffen van cocaïne in de auto waarin hij zich bevond en de communicatie op zijn telefoon die verband hield met de drugs. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het geldbedrag van € 10.000,- dat bij de verdachte werd aangetroffen, afkomstig was uit criminele activiteiten, wat leidde tot de veroordeling voor witwassen. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-271170-22 (Promis)
Datum uitspraak: 12 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Levinsohn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging ter terechtzitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
Primair
het medeplegen van het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied brengen van Nederland van ongeveer 5 kilogram cocaïne
Subsidiair ten laste gelegd als een poging.
Feit 2
het medeplegen van het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5 kilogram cocaïne
Feit 3
het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 10.534,-
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen kan worden. Verdachte heeft ongeveer vijf kilogram cocaïne voorhanden gehad, vervoerd en naar de medeverdachte gebracht. Eveneens kan worden bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de uitvoer van de cocaïne naar het buitenland. Verdachte wist dat hij de drugs aan ‘ [persoon] ’ overhandigde, ‘ [persoon] ’ in het voertuig met Frans kenteken reed en de cocaïne in een verborgen ruimte werd gestopt. Dit duidt op een langere rit. Verdachte en de medeverdachte waren op het moment dat de politie arriveerde bezig om de drugs in de auto van [medeverdachte] te verstoppen in een verborgen ruimte. Onder buiten het grondgebied brengen van Nederland valt ook het met bestemming naar het buitenland ten vervoer aannemen. Verdachte en de medeverdachte hebben hierbij samengewerkt. Ten aanzien van de hoeveelheid verdovende middelen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit het dossier blijkt dat in ieder geval drie blokken zijn bemonsterd en hieruit blijkt een positief resultaat op cocaïne. Nu de vijf blokken er hetzelfde uitzien kan worden opgemaakt dat alle vijf de blokken cocaïne bevatten. Er is geen sprake van een onrechtmatige doorzoeking nu de verbalisant de inhoud van de tas van buitenaf kon zien en op basis hiervan in de tas is gekeken. Verder kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde witwassen van
€ 10.000,-. Verdachte had een groot contant geldbedrag voorhanden en wist dat dit geld afkomstig was van criminele activiteiten. Hij heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van het geld en daardoor kan niet anders worden geconcludeerd dat het geld afkomstig moet zijn van enig misdrijf. De officier van justitie verzoekt verdachte partieel vrij te spreken van het witwassen van € 534,- nu dit geld los van het andere geld is aangetroffen en dit geen onredelijk hoog bedrag is om voor handen te hebben.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich allereerst op het standpunt dat er geen toestemming was tot doorzoeking van de auto van de medeverdachte. Verdachte en de medeverdachte hebben hiervoor geen toestemming gegeven en tijdens de staandehouding was er geen verdenking van een mogelijk strafbaar feit. De verdediging betwist dat er van buitenaf door de verbalisanten in de plastic tas op de achterbank kon worden gekeken. Het was buiten donker en er zitten geen foto’s in het dossier van het aantreffen van de tas. Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsvrouw zich verder op het standpunt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken nu er geen bewijs is voor de uitvoering of de voorbereiding van het uitvoeren van drugs. De drugs behoort niet aan verdachte toe en hij was niet op de hoogte van de drugs in de auto. In aanvulling hierop voert de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 aan dat zich in de auto meerdere personen bevonden, de auto niet op naam stond van verdachte en er geen forensisch bewijs is dat verdachte linkt aan de verdovende middelen. Verdachte was bezig met het repareren van de auto van de medeverdachte. Verdachte dient dan ook van feit 2 te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 merkt de raadsvrouw nog op dat uit het procesdossier volgt dat niet alle aangetroffen blokken zijn getest op verdovende middelen en het onduidelijk is welke blokken nu wel zijn bemonsterd. Er is geen sprake van een representatieve vaststelling van verdovende middelen. Ten aanzien van feit 3 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte een verklaring geeft voor het aanwezig hebben van het geld en hij van het witwassen moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft een goed inkomen en verdachte had geld op zak omdat hij de kosten van de inrichting en renovatie van de woning van verdachte en zijn vrouw op zich zou nemen. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken van het witwassen van € 534,-, nu dit bedrag in andere coupures is verpakt en niet in relatie staat tot mogelijke overdrachten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen allereerst vast dat verbalisanten op 21 oktober 2022 een [kleur] Nissan, toebehorende aan de medeverdachte, hebben zien staan op een afgelegen plek. Wanneer zij de Nissan benaderen stapt er een persoon uit aan de bestuurderszijde. Dit blijkt de medeverdachte te zijn. Verbalisant [naam verbalisant] heeft de achterdeur van de auto geopend nadat hij een stem van een man hoort vragen om hem eruit te laten. Op de achterbank zat de verdachte. Verdachte verklaart dat de medeverdachte problemen had met de transmissie van de Nissan en wijst naar het middenconsole. Verbalisant [naam verbalisant] ziet dat de gehele middenconsole is verwijderd uit de Nissan en de onderdelen op de achterbank lagen. Verbalisant [naam verbalisant] ziet op dat moment dat er op de achterbank een plastic tas ligt. Van buiten de Nissan kon deze verbalisant in deze tas kijken. In de tas zag hij een plastic sealbag met iets van bruine tape. De tas lag direct naast de plek waar de verdachte zich bevond in de Nissan. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat harddrugs wordt verpakt in blokken voorzien van bruine tape en in luchtdichte sealbags. Hierop had verbalisant [naam verbalisant] sterk het vermoeden dat verdachte en de medeverdachte middelen als bedoeld in de Opiumwet aanwezig hadden. Vervolgens heeft de verbalisant in de tas gekeken en zag hier vijf blokken.
Onrechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank merkt op dat verbalisant [naam verbalisant] heeft verklaard dat hij van buiten de auto – die voorzien was van een buitenlands kenteken - in de tas kon kijken. Van een doorzoeking was op dat moment nog geen sprake en de rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant over hetgeen hij op dat moment heeft waargenomen. De verbalisant ziet vervolgens – op aanwijzingen van verdachte – dat het gehele middenconsole is verwijderd.. Dit voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Op grond van artikel 96b Sv is een opsporingsambtenaar bevoegd om, in geval van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, ter inbeslagneming een vervoermiddel te doorzoeken. Mede gelet op het vermoeden dat er sprake was van overtreding van de Opiumwet en de overige voornoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat dit een verdenking oplevert van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv en dat op basis van artikel 96b Sv het voertuig doorzocht mocht worden. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er geen sprake was van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Feit 1
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van drugs uit Nederland. Met betrekking tot de uitvoer overweegt de rechtbank dat onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet ook wordt begrepen het ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, of het in een naar het buitenland bestemd voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben. Voor een bewezenverklaring is dan ook niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. De rechtbank stelt hierover het volgende vast. De verdachte is samen met de medeverdachte in de auto met drugs aangetroffen. De medeverdachte heeft verklaard dat hij cocaïne zou transporteren naar Parijs. Hij zou dit doen op 21 oktober 2022 in de ochtend. De verbalisanten hebben de auto aangetroffen met een open middenconsole waaronder een verborgen ruimte zat terwijl er vijf blokken cocaïne in een tas naast de verdachte op de achterbank zaten. De medeverdachte heeft verklaard dat de drugs in de verborgen ruimte zou worden gestopt, wat duidt op een langere rit. Dit tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte vol opzet had op de uitvoer van de drugs.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte elkaar kenden. Voorts staat in de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte dat hij de “vijf stukjes” en de “10K” moest geven aan “ [persoon] ”. De rechtbank gaat ervan uit dat met de “vijf stukjes” wordt gedoeld op de aangetroffen cocaïne en dat met de [persoon] de verdachte bedoeld wordt. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte samen op de afgelegen plek hebben afgesproken om de drugs van verdachte aan de medeverdachte te overhandigen en dat zij daar op het moment dat de politie hen benaderde bezig waren de drugs is de auto van de medeverdachte te verbergen.
Feit 2
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren, afleveren en voorhanden hebben van ongeveer 5 kilogram cocaïne. Op de achterbank, naast de plek waar verdachte zat, is een tas met cocaïne aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij kwam helpen om de auto van de medeverdachte te repareren en niets wist van de drugs, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Een verbalisant heeft verklaard dat hij de drugs van buiten de auto kon zien. Voorafgaand aan de afspraak zijn er door verdachte meerdere berichten gestuurd en door hem ontvangen waarin het lijkt te gaan over drugs. Zo stuurt hij een filmpje door waarin een wit blok samengeperst poeder met een afdruk van het logo Ferrari – gelijkend op de blokken die zijn aangetroffen in de auto – is te zien en wordt een dag voor het tenlastegelegde feit een spraakbericht gestuurd naar verdachte over het afleveren van vijf stukjes aan een kale Belg. Daarnaast heeft verdachte een halfuur voor de afspraak met de medeverdachte op zijn telefoon een notitie gemaakt waarin het lijkt te gaan over drugs. Verder zijn in de chatgeschiedenis van verdachte berichten en foto’s aangetroffen die erop duiden dat verdachte zich met drugs bezighoudt. Een en ander in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de drugs in de auto aanwezig waren en hij degene is die de drugs met zijn auto naar de auto van de medeverdachte heeft vervoerd en afgeleverd aan de medeverdachte, zodat hij de drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering en dat er sprake is van medeplegen.
Hoeveelheid drugs
De rechtbank stelt vast dat er vijf gelijksoortige blokken in de auto zijn aangetroffen waarvan er drie blokken positief zijn getest op cocaïne. Deze blokken wegen samen 5,5 kilogram. Omdat niet duidelijk is dat het verpakkingsmateriaal is meegewogen – en de blokken vaak per kilo worden verpakt – gaat de rechtbank uit van ongeveer één kilo per blok. Forensisch onderzoekers hebben monsters genomen van drie van de vijf blokken die zijn aangetroffen in de auto. In het laboratorium is vastgesteld dat het om cocaïne ging. Omdat de vijf blokken precies hetzelfde verpakt waren, beplakt waren met een etiket met het Ferrari-logo, bij elkaar zijn aangetroffen én uit de chats van verdachte blijkt dat hij het heeft over vijf stukjes die hij aan [persoon] moest geven, acht de rechtbank de monsters van drie van de vijf blokken representatief voor alle vijf de blokken.
Feit 3
De rechtbank stelt vast dat een bedrag van € 10.000,- in coupures van € 50,- bij verdachte is aangetroffen. Ten aanzien van dit geld is een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ontstaan nu het gaat om een aanzienlijk geldbedrag dat was gebundeld en bestond uit dezelfde coupures. Verdachte is bovendien aangetroffen in een auto met naast hem een tas met 5 kilogram cocaïne. Hoewel het vermoeden bestaat dat het geld afkomstig is uit de drugshandel kan de rechtbank niet vaststellen dat het geld in direct verband kan worden gebracht met een specifiek gepleegd misdrijf. De rechtbank zal daarom het toetsingskader voor witwassen hanteren dat uit vaste rechtspraak volgt. Nu sprak is van een verdenking van witwassen is het aan verdachte om een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de herkomst van het geld. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld in bewaring had voor een vriend maar heeft hier verder geen informatie over gegeven. Ter zitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het geld van verdachte zelf was. De verklaring van verdachte is niet concreet en verifieerbaar en de rechtbank vindt deze hoogst onwaarschijnlijk. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en verdachte dit geld heeft witgewassen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte vrij moet worden gesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 534,- nu dit bedrag op een andere plek is aangetroffen en dit geen aanzienlijk hoog geldbedrag is om voor handen te hebben.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram cocaïne, zijnde een middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Feit 2
in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 euro, (sub a)
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat voornoemd geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf van maximaal 18 maanden op te leggen. Verdachte heeft een moeilijke tijd gehad. Zijn kind is tijdens de detentie geboren en de raadsvrouw verzoekt de rechtbank om die reden aan verdachte een lagere straf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne uit Nederland en het medeplegen van het afleveren, vervoeren en voorhanden hebben van ongeveer vijf kilo cocaïne. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en leveren schade op voor de maatschappij. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Verdachte heeft hier een bijdrage aan geleverd. Daarnaast heeft verdachte een geldbedrag van € 10.000,- witgewassen. Door het witwassen van geld worden misdrijven gefaciliteerd en dit vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en de rechtbank rekent hem dit aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 april 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor de uitvoer van harddrugs tussen de 4 en 5 kilogram is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden. Ook heeft verdachte samen met een ander 5 kilogram cocaïne vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad. Omdat er sprake is van een eendaadse samenloop tussen de uitvoer van de cocaïne en het vervoeren, afleveren en voorhanden hebben hiervan neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden als uitgangspunt. Voor het witwassen van € 10.000,- is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest passend. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de algemene voorwaarde verbinden. De rechtbank ziet aanleiding om hieraan een proeftijd van 3 jaar te koppelen.

8.Beslag

8.1
Verbeurdverklaring
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden verbeurdverklaard. Zij zijn daarvoor vatbaar omdat met betrekking tot die voorwerpen het onder feit 1 en feit 2 bewezen geachte is begaan:
- € 9.950,-;
- € 50,-;
- Telefoon, merk: Apple Iphone, grijs.
8.2
Retour aan verdachte
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden aan verdachte terug gegeven:
  • Personenauto, merk: Jaguar F-pace met kenteken [kentekennummer] ;
  • € 534,15.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
Feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
Feit 3:
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
38 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beslag
Verklaart verbeurd:
  • 9950 EUR, goednummer 6250289;
  • 50 EUR, goednummer 6254431;
  • 1 STK telefoontoestel, merk: Apple Iphone, goednummer 6250294.
Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
  • 534,15 EUR, goednummer 6250293;
  • 1 STK personenauto, merk: Jaguar F-pace, goednummer 6237289.
Deze beslissing is gegeven ter terechtzitting van de rechtbank op 12 mei 2023 door:
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mr. R.A. Overbosch en mr. L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier.