ECLI:NL:RBAMS:2023:3359

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-271225-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van uitvoer en bezit van cocaïne

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van cocaïne uit Nederland en het medeplegen van het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 21 oktober 2022 aangehouden in een auto waarin vijf blokken cocaïne werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, ondanks de verdediging die stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en dat er geen sprake was van medeplegen. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde in de uitvoer van de drugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als koerier, maar benadrukte ook de schadelijke impact van cocaïne op de samenleving. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de verdachte schuldig bevond aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-271225-22 (Promis)
Datum uitspraak: 12 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Levinsohn en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
Primair
het medeplegen van het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied brengen van Nederland van ongeveer 5 kilogram cocaïne
Subsidiair ten laste gelegd als een poging.
Feit 2
het medeplegen van het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5 kilogram cocaïne
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen kan worden. Verdachte heeft verklaard dat hij de cocaïne zou gaan transporteren naar Parijs. Verdachte en de medeverdachte waren bezig om de drugs in de auto van verdachte te verstoppen in een verborgen ruimte. Onder buiten het grondgebied brengen van Nederland valt ook het met bestemming naar het buitenland ten vervoer aannemen. Verdachte en de medeverdachte werkten hiervoor samen. Verdachte heeft hierbij de drugs ook voorhanden gehad. Ten aanzien van de hoeveelheid verdovende middelen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit het dossier blijkt dat in ieder geval drie blokken zijn bemonsterd en hieruit blijkt een positief resultaat op cocaïne. Nu de vijf blokken er hetzelfde uitzien kan worden opgemaakt dat de vijf blokken cocaïne bevatten. Er is geen sprake van een onrechtmatige doorzoeking nu de verbalisant de inhoud van de tas van buitenaf kon zien en op basis hiervan in de tas is gekeken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst op het standpunt gesteld er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs nu de doorzoeking van de auto niet rechtmatig was. Mocht de rechtbank hier niet in mee gaan dan is er geen bewijs voor een voltooide uitvoer en moet verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zijn verklaring ziet mogelijk op de poging tot uitvoer uit Nederland. De politie heeft deze verklaring echter niet geverifieerd en ook is de navigatie van de Nissan niet onderzocht. Daarnaast merkt de raadsman op dat de verklaring van verdachte bij de politie moet worden uitgesloten van het bewijs nu hij is gehoord zonder tolk en niet uit het proces-verbaal blijkt dat de verklaring aan hem is voorgehouden. Nu er geen steunbewijs is moet verdachte ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 merkt de raadsman subsidiair op dat het klopt dat er drugs is aangetroffen in de auto van verdachte maar dat verdachte geen pleger is en de blokken cocaïne niet in zijn beschikkingsmacht heeft gehad. Verdachte is ook geen medepleger nu er geen sprake was van een nauwe samenwerking met de medeverdachte. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken. Meer subsidiair voert de raadsman aan dat – indien de rechtbank feit 2 bewezen acht – er bewijs is voor hoogstens twee kilo cocaïne nu de overige drie blokken niet zijn getest op cocaïne.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen allereerst vast dat verbalisanten op 21 oktober 2022 een grijze Nissan, toebehorende aan de verdachte, hebben zien staan op een afgelegen plek. Wanneer zij de Nissan benaderen stapt er een persoon uit aan de bestuurderszijde. Dit blijkt de verdachte te zijn. Verbalisant [naam verbalisant] loopt naar de achterzijde van de Nissan waarna hij een stem van een man hoort vragen om hem eruit te laten. Verbalisant [naam verbalisant] opent het portier en op de achterbank zat de medeverdachte. De medeverdachte verklaart dat de verdachte problemen had met de transmissie van de Nissan en wijst naar het middenconsole. Verbalisant [naam verbalisant] ziet dat de gehele middenconsole is verwijderd uit de Nissan en de onderdelen op de achterbank liggen. Verbalisant [naam verbalisant] ziet op dat moment dat er op de achterbank een plastic tas ligt. Van buiten de Nissan kon deze verbalisant in deze tas kijken. In de tas zag hij een plastic sealbag met iets van bruine tape. De tas lag direct naast de plek waar de medeverdachte zich bevond in de Nissan. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat harddrugs wordt verpakt in blokken voorzien van bruine tape en in luchtdichte sealbags. Hierop had verbalisant [naam verbalisant] sterk het vermoeden dat verdachte en de medeverdachte middelen als bedoeld in de Opiumwet aanwezig hadden. Vervolgens heeft de verbalisant in de tas gekeken en zag hier vijf blokken.
Onrechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank merkt op dat de verbalisant heeft verklaard dat hij van buiten de auto – die voorzien was van een buitenlands kenteken - in de tas kon kijken. Van een doorzoeking was op dat moment nog geen sprake. De verbalisant ziet vervolgens – op aanwijzingen van de medeverdachte – dat de gehele middenconsole is verwijderd. Dit voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Op grond van artikel 96b Sv is een opsporingsambtenaar bevoegd om, in geval van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, ter inbeslagneming een vervoermiddel te doorzoeken. Mede gelet op het vermoeden dat er sprake was van overtreding van de Opiumwet en de overige voornoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat dit een verdenking oplevert van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv en dat op basis van artikel 96b Sv het voertuig doorzocht mocht worden. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er geen sprake was van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Onregelmatigheden bij verhoor verdachte door de politie?
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte in zijn verhoor bij de politie op 21 oktober 2022 geen bijstand heeft gehad van een tolk en zijn daar afgelegde verklaring moet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank stelt vast dat aan het begin van het proces-verbaal van verhoor niet is vermeld dat verdachte door een tolk is bijgestaan maar dat dit wel blijkt uit een vermelding verderop in het proces-verbaal. Zo staat er op pagina 61 van het procesdossier: ‘Tolk geeft aan, zichzelf’. Hieruit blijkt dat verdachte bijstand heeft gehad van een tolk en de rechtbank is van oordeel dat zijn verklaring kan worden gebruikt voor het bewijs. Uit het proces-verbaal kan niet worden afgeleid dat de verklaring van verdachte aan hem is voorgehouden. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding deze uit te sluiten van het bewijs omdat deze niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte tijdens het verhoor op 21 oktober 2022 is bijgestaan door een raadsman die de verklaring volgens het proces-verbaal heeft doorgelezen voordat deze is ondertekend en dat deze verklaring grotendeels overeenkomt met de verklaring die verdachte heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 oktober 2022.
Feit 1
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van drugs uit Nederland. Met betrekking tot de uitvoer overweegt de rechtbank dat onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet ook wordt begrepen het ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, of het in een naar het buitenland bestemd voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben. Voor een bewezenverklaring is dan ook niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. De rechtbank stelt hierover het volgende vast. De verdachte is samen met de medeverdachte in de auto met drugs aangetroffen. Hij heeft verklaard dat hij cocaïne zou transporteren naar Parijs. Hij zou dit doen op 21 oktober 2022 in de ochtend. De verbalisanten hebben de auto aangetroffen met een open middenconsole waaronder een verborgen ruimte zat terwijl er vijf blokken cocaïne in een tas naast de medeverdachte op de achterbank zaten. De verdachte heeft verklaard dat de drugs in de verborgen ruimte zou worden gestopt, wat duidt op een langere rit. Dit tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte vol opzet had op de uitvoer van de drugs.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. De medeverdachte heeft verklaard dat hij en de verdachte elkaar kenden. Voorts staat in de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte dat hij de “vijf stukjes” en de “10K” moest geven aan “ [persoon] ”. De rechtbank gaat ervan uit dat met de “vijf stukjes” wordt gedoeld op de aangetroffen cocaïne en dat met de [persoon] de verdachte bedoeld wordt. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte samen op de afgelegen plek hebben afgesproken om de drugs van de medeverdachte aan de verdachte te overhandigen en dat zij daar op het moment dat de politie hen benaderde bezig waren de drugs is de auto van de verdachte te verbergen.
Feit 2
Op de achterbank, naast de plek waar de medeverdachte zat, is een tas met cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij drugs zou gaan vervoeren naar Parijs. Voorafgaand aan de afspraak zijn er door de medeverdachte meerdere berichten gestuurd en door hem ontvangen waarin wordt gesproken over het afleveren van vijf stukjes aan [persoon] . De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachte de drugs heeft vervoerd naar de auto van de verdachte, de drugs heeft afgeleverd aan de verdachte en verdachte en de medeverdachte de drugs voorhanden hebben gehad. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Hoeveelheid drugs
De rechtbank stelt vast dat er vijf gelijksoortige blokken in de auto zijn aangetroffen waarvan er drie blokken positief zijn getest op cocaïne. Deze blokken wegen samen 5,5 kilogram. Omdat niet duidelijk is dat het verpakkingsmateriaal is meegewogen – en de blokken vaak per kilo worden verpakt – gaat de rechtbank uit van ongeveer één kilo per blok. Forensisch onderzoekers hebben monsters genomen van drie van de vijf blokken, aangetroffen in de auto. In het laboratorium is vastgesteld dat het om cocaïne ging. Omdat de vijf blokken precies hetzelfde verpakt waren, beplakt waren met een rood etiket met het [kenmerk] -logo, bij elkaar zijn aangetroffen én uit de chats van de medeverdachte blijkt dat hij het heeft over vijf stukjes die hij aan ‘ [persoon] ’ – de verdachte – moest geven, acht de rechtbank de monsters van drie van de vijf blokken representatief voor alle vijf de blokken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram cocaïne, zijnde een middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Feit 2
in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de rol van verdachte. Hij was slechts een koerier. Daarnaast is verdachte first offender met betrekking tot opiumdelicten en heeft hij direct een coöperatieve proceshouding ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne uit Nederland en het medeplegen van het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer vijf kilo cocaïne. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en leveren schade op voor de maatschappij. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Verdachte heeft hier een bijdrage aan geleverd en heeft hierbij enkel gedacht aan zijn financiële gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 april 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor de uitvoer van harddrugs tussen de 4 en 5 kilogram is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden. Ook heeft verdachte samen met een ander 5 kilogram cocaïne vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad. Omdat er sprake is van een eendaadse samenloop tussen de uitvoer van de cocaïne en het voorhanden hebben hiervan neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden als uitgangspunt. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte er rekening mee dat hij direct heeft meegewerkt aan het politieonderzoek.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest passend. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de algemene voorwaarde verbinden. De rechtbank ziet aanleiding om hieraan een proeftijd van 3 jaar te koppelen.

8.Beslag

8.1
Verbeurdverklaring
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerpen verbeurdverklaard.
- 4 STK plakband.
8.2
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en/of zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
- 4 STK verdovende middelen;
- 1 STK verdovende middelen;
- 1 STK personenauto, merk: Nissan.
8.3
Retour aan verdachte
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden aan verdachte terug gegeven:
- 845 EUR;
- 1 STK USB-stick (memorykaart);
- 1 STK telefoontoestel, merk Samsung.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
Feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beslag
Verklaart verbeurd:
4 STK plakband, goednummer 6251738;
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 4 STK verdovende middelen, goednummer 6250284;
  • 1 STK verdovende middelen, goednummer 6250286;
  • 1 STK personenauto, merk: Nissan, goednummer 6250246;
Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
  • 845 EUR, goednummer 6250522;
  • 1 STK USB-stick (memorykaart), goednummer 6250406;
  • 1 STK telefoontoestel, merk Samsung, goednummer 6250412;
Deze beslissing is gegeven ter terechtzitting van de rechtbank op 12 mei 2023 door:
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mr. R.A. Overbosch en mr. L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier.
[...]
[...]