ECLI:NL:RBAMS:2023:3341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
1332514221
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens voorhanden hebben van harddrugs en vrijspraak van witwassen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2023, stond een minderjarige verdachte terecht die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van harddrugs, met een totale hoeveelheid van 81,27 gram. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen van een geldbedrag van € 900,00, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit bedrag afkomstig was van een misdrijf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs, maar twijfelde aan zijn wetenschap van de drugs in de rugtas. De verdachte had de tas gekocht zonder de zijvakken te controleren, en het was mogelijk dat anderen de drugs in zijn tas hadden gestopt. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, vooral gezien de hoeveelheid en de wijze van verpakking van de drugs, wat duidde op betrokkenheid bij drugshandel.

De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uren, met een voorwaardelijk deel van 70 uren, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De rechtbank benadrukte het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht en de noodzaak voor de verdachte om de consequenties van zijn daden te ervaren. De beslissing om de telefoon IPhone 6 te verbeurd verklaren was gebaseerd op het bewijs dat deze telefoon werd gebruikt voor drugshandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.325142.21
Datum (mondelinge) uitspraak: 11 mei 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 0,41 gram cocaïne (itemnummer 6127257, A) en/of
- 40,9 gram cocaïne (itemnummer 6127257, B) en/of
- 3,67 gram heroïne (itemnummer 6127262) en/of
- 4,41 gram MDMA (itemnummer 6127265) en/of
- 7,25 gram cocaïne (itemnummer 6127266) en/of
- 5,25 gram heroïne (itemnummer 6127273) en/of
- 16,5 gram cocaïne (itemnummer 6127285) en/of
- 2,88 gram MDMA (itemnummer 6127287),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 1 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 900 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde witwassen van € 900,00 wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Op grond van het dossier en de stukken die verdachte heeft overgelegd over de herkomst van dit bedrag, kan de rechtbank niet vaststellen dat het bedrag van € 900,00 van misdrijf afkomstig is geweest.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de verdovende middelen die in het zijvak van zijn rugtas zijn aangetroffen. Verdachte heeft via een kennis een rugtas gekocht en hij is toen naïef geweest om niet in de zijvakken van de tas te kijken; mogelijk zat de drugs toen al in de tas. Het is daarnaast niet ondenkbaar dat de twee personen die op de dag van de aanhouding bij verdachte in de auto hebben gezeten op een gegeven moment de drugs in zijn tas hebben gestopt. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat verdachte de eigenaar was van de in beslag genomen telefoon type IPhone 6. Verdachte heeft direct afstand gedaan van deze telefoon en hij heeft in alle eerlijkheid tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij niets te maken heeft met de drugs gerelateerde berichten die op deze telefoon zijn aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de rugtas, waarin drugs werd gevonden, een paar dagen voor zijn aanhouding via een kennis heeft gekocht. Het ging om een rugtas van het merk Louis Vuitton en hij heeft hier ongeveer € 800,00 voor betaald. Verdachte heeft de tas naar eigen zeggen ‘haastig’ gekocht, maar hij heeft wel aan de tas gevoeld en hij heeft gekeken naar het aan de binnenkant van het hoofdvak van de tas bevestigde merkje om te controleren of de tas echt was. Verdachte heeft niet in de (kleinere) zijvakken gekeken, omdat hij verder niets bijzonders zag aan de tas. Ten aanzien van de in beslag genomen IPhone 6 heeft verdachte verklaard dat hij niet de eigenaar of de gebruiker is geweest van deze telefoon. Deze telefoon is van een vriend; verdachte heeft niet willen zeggen wie deze vriend is. Verdachte mocht deze telefoon als ‘muziektelefoon’ gebruiken, in de zin dat hij via deze telefoon muziek luisterde in de auto waarin hij reed. Verdachte heeft verklaard dat hij niet op de berichten die hij op de telefoon heeft zien binnenkomen, heeft gereageerd. Hij heeft dan ook niets te maken met de berichten die op deze telefoon zijn aangetroffen. Volgens verdachte heeft mogelijk de eigenaar van de telefoon via zijn laptop op deze berichten gereageerd.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 81,27 gram harddrugs. Op 1 december 2021 omstreeks 16:15 uur is de auto waarin verdachte reed doorzocht door de politie. Tijdens deze doorzoeking voelde de politieagent aan de linkerzijde van de rugtas van verdachte een hard voorwerp. In het zijvak van de tas zat een sok. De politieagent rolde de sok uit en zag dat er meerdere gripzakjes met verschillende verdovende middelen in de sok zaten. De verklaring van verdachte - dat hij € 800,00 heeft betaald voor een rugtas van het merk Louis Vuitton zonder de zijvakken van de tas te controleren - acht de rechtbank niet geloofwaardig. Tijdens de insluitingsfouillering werden bij verdachte twee telefoons in beslag genomen; een IPhone 6 en een IPhone 11. De politie heeft in de IPhone 6 meerdere berichten aangetroffen van ene ‘ [naam 2] ” over het kopen verdovende middelen en vanaf 15.07 uur, vlak voor de aanhouding van verdachte, is ook op deze berichten gereageerd. De verklaring van verdachte - dat hij niets met deze berichten te maken heeft en dat de eigenaar van de telefoon mogelijk deze berichten via zijn laptop heeft gestuurd - acht de rechtbank evenmin geloofwaardig.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 1 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 0,41 gram cocaïne (itemnummer 6127257, A) en
- 40,9 gram cocaïne (itemnummer 6127257, B) en
- 3,67 gram heroïne (itemnummer 6127262) en
- 4,41 gram MDMA (itemnummer 6127265) en
- 7,25 gram cocaïne (itemnummer 6127266) en
- 5,25 gram heroïne (itemnummer 6127273) en
- 16,5 gram cocaïne (itemnummer 6127285) en
- 2,88 gram MDMA (itemnummer 6127287),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne en MDMA, in elk geval telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. Het komende jaar dient verdachte zich te houden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De raadsvrouwkan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie. Zij heeft wel verzocht om bij de strafmaat meer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De aanhouding en de voorgeleiding bij de rechter-commissaris hebben veel impact gehad op verdachte, ook al is de voorlopige hechtenis vrij snel geschorst. In de afgelopen periode is het reclasseringstoezicht om verschillende redenen (die overigens niet aan verdachte zijn te wijten) niet gestart en verdachte is desondanks niet gerecidiveerd. Er zijn geen zorgen over verdachte. Hij heeft een positieve dagbesteding in de vorm van school en bijbaan en hij wil niet meer in beeld komen bij de politie. Tot slot is de inhoudelijke behandeling van de zaak niet binnen vier maanden op een zitting gepland, waardoor verdachte te lang in onzekerheid heeft gezeten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 april 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als
first offender.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs van ruim 81,27 gram. De hoeveelheid daarvan, in combinatie met hoe de drugs waren verpakt: in een sok(en in meerdere gripzakjes, klaar om direct te verkopen, wijst op betrokkenheid van verdachte bij drugshandel, wat zorgelijk is. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Drugs leiden daarnaast veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van een
first offenders. In deze zaak geldt als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van harddrugs van ruim 80 gram (de rechtbank gaat uit van dealerindicatie) een onvoorwaardelijke werkstraf vanaf 120 uur, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het raadsrapport van 30 november 2022, dat in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt. Ter zitting heeft
de Raadgeadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan kan de Raad zich ook vinden in een deels voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, met de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, met name de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oriëntatiepunten en de overschrijding van de redelijke termijn, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van de vordering van de officier van justitie. Verdachte is niet eerder veroordeeld en hij is sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis van 3 december 2021 niet meer in beeld gekomen bij de politie. Het was de bedoeling dat verdachte begeleid zou worden door Jeugdbescherming Regio Amsterdam, maar dit is niet van de grond gekomen. Ter zitting heeft verdachte gemotiveerd toegelicht dat het nu goed met hem gaat en dat hij op eigen kracht, dus zonder hulp van instanties, zijn leven weer heeft opgepakt. Verdachte gaat naar school, hij heeft een bijbaan en hij sport regelmatig. Het is voor de rechtbank duidelijk dat hij veel om zijn familie geeft, en andersom ook. Hij lijkt zich te schamen voor het bewezen verklaarde feit en hij heeft meerdere keren benadrukt dat hij zijn familie niet meer (op deze manier) wil teleurstellen. Het blijft echter zorgwekkend dat verdachte als
first offender(en toen in principe geen zorgen over hem waren) zich schuldig heeft gemaakt aan drugsbezit en geen inzicht heeft gegeven hoe hij tot dit delict is gekomen. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen, zodat hij de consequenties van zijn gedrag kan ervaren en dit hoofdstuk kan afsluiten. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht en de meerderjarigheid van verdachte ziet de rechtbank geen meerwaarde meer in een voorwaardelijke werkstraf.

11.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 885 EUR - IBG: 01-12-2021, omschrijving: PL1300-2021247856-G6127216;
  • Telefoon IPhone 11, omschrijving: 6127214;
  • Telefoon IPhone 6, omschrijving: 6127211.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht het geldbedrag van € 885,00 en de telefoon IPhone 11 te retourneren aan de rechthebbende, te weten verdachte. Ten aanzien van de telefoon IPhone 6 heeft de officier van justitie gevorderd deze verbeurd te verklaren.
De raadsvrouw kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier is niet gebleken dat het geldbedrag van
€ 885,00 afkomstig is van een misdrijf en dat de telefoon IPhone 11 op enige wijze is gebruikt bij het plegen van het bewezen verklaarde feit. Daarnaast zijn dit geen voorwerpen waarvan het bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze in beslag genomen goederen zullen daarom worden geretourneerd aan de rechthebbende, te weten verdachte, zoals verzocht door de officier van justitie. De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon IPhone 6 verbeurd verklaren, nu in deze telefoon berichten zijn aangetroffen waaruit blijkt dat deze telefoon werd gebruikt voor handel in drugs. Verdachte heeft ook afstand gedaan van deze telefoon.

12. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag, te weten 6 uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen, onder aftrek van de dagen, omgerekend in uren, te weten 6 uren, die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Verklaart
verbeurd:
- Telefoon IPhone 6, omschrijving: 6127211
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende, te weten aan verdachte, van:
  • 885 EUR - IBG: 01-12-2021, omschrijving: PL1300-2021247856-G6127216;
  • Telefoon IPhone 11, omschrijving: 6127214.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Mireku, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.E. van Montfrans en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 mei 2023.