ECLI:NL:RBAMS:2023:3332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
C/13/732574 / KG ZA 23-333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming omgangsregeling door vader met kinderen onder voogdij

In deze zaak vordert de vader, eiser, dat de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSS) meewerkt aan de omgangsregeling zoals vastgelegd in een eerdere beschikking van de rechtbank. De kinderen, 12 en 14 jaar oud, willen echter geen contact met hun vader. Tijdens een gesprek met de voorzieningenrechter hebben zij aangegeven dat ze wel contact willen, maar pas op een later moment. De voorzieningenrechter heeft op 25 mei 2023 geoordeeld dat de omgangsregeling voorlopig niet kan worden hervat, omdat de kinderen ernstige bezwaren hebben geuit tegen omgang met hun vader. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van de kinderen voorop staat en dat hun mening, gezien hun leeftijd, van doorslaggevend belang is. De vader heeft de kinderen voor het laatst gezien op 24 februari 2022 en heeft sindsdien geen contact meer gehad. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vader afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/732574 / KG ZA 23-333 VVV/MAH
Vonnis in kort geding van 25 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 2 mei 2023,
advocaat mr. A.S. Blom te Amsterdam,
tegen
de stichting
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verschenen in de persoon van [naam 1] , jeugdzorgwerker.
Partijen zullen hierna [eiser] en WSS worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 11 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier, voorafgaand aan na te noemen zitting, in het gebouw van de rechtbank met de kinderen van [eiser] gesproken. De kinderen zijn eerst ieder apart gehoord en daarna nog kort samen.
1.2.
Bij de zitting van 11 mei 2023 waren aanwezig:
- [eiser] met mr.Blom,
- aan de zijde van WSS: [naam 1] (jeugdzorgwerker en gezinsmanager) en
[naam 2] (collega).
1.3.
Op de zitting heeft [eiser] de dagvaarding toegelicht. WSS heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingediend verweerschrift. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op [geboortedatum 1] 2009 is [minderjarige 1] geboren en op [geboortedatum 2] 2010 [minderjarige 2] . De kinderen zijn door [eiser] erkend.
2.2.
Sinds 7 mei 2012 verblijven de kinderen in een pleeggezin. Zij staan sinds 2014 onder voogdij van bureau Jeugdzorg Utrecht. De voogdij wordt uitgevoerd door WSS. [naam 1] is de gezinsmanager.
2.3.
Bij beschikking van 26 maart 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland
- bepaald dat [eiser] eenmaal per twee maanden gedurende anderhalf uur recht heeft op omgang met de kinderen op een neutrale locatie, een en ander nader te bepalen door WSS, en
- een belregeling tussen [eiser] en de kinderen vastgesteld die inhoudt dat zij telefonisch contact zullen hebben eenmaal per twee maanden, tussen twee omgangsmomenten, op een vast tijdstip gedurende maximaal 10 minuten, een en ander nader te bepalen door WSS.
De rechtbank heeft daartoe, voor zover hier van belang, overwogen:
“3.4 (…) Gebleken is dat het perspectief van de kinderen in het huidige pleeggezin ligt, waar zij vanaf 2012 al wonen. Anders dan de vader meent, is er geen sprake van een situatie dat de kinderen op termijn bij hem zullen wonen. De kinderen wonen en blijven in het huidige pleeggezin. Vanuit die invalshoek moet worden bezien hoe het contact met de vader vormgegeven dient te worden.
Uit de stukken en de verklaringen ter zitting leidt de rechtbank af dat de kinderen bekneld en verloren (dreigden en dreigen te) raken in het contact met de vader. Zijn manier van omgaan met de kinderen sluit onvoldoende aan bij de ontwikkeling van de kinderen en hun belevingsniveau. Verder is gebleken dat er problemen zijn bij de kinderen, die de vader heeft erkend en die ook dienen te worden opgelost. Volgens WSJ [= WSS – vzr.] en de Raad is de door WSJ voorgestelde regeling van eenmaal per twee maanden begeleide omgang op een neutrale locatie het hoogst haalbare voor de kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank sluit deze regeling ook aan bij het ontwikkelingsperspectief van de kinderen. Zij hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. De rechtbank zal deze regeling dan ook vaststellen. Afhankelijk van de situatie en de ontwikkeling van de kinderen dient te worden bezien of, en zo ja, hoe, de regeling verder uitgebouwd kan worden. Dit geldt ook voor de door WSJ voorgestelde belregeling, die de rechtbank in het belang van de kinderen acht. De rechtbank zal de door WSJ voorgestelde regeling als belregeling tussen de vader en de kinderen vaststellen.”
2.4.
Op 9 mei 2019 heeft het gerechtshof de beschikking van 26 maart 2018 bekrachtigd.
2.5.
Pas op 28 september 2021 heeft een eerste omgangsmoment plaatsgevonden en op 23 november 2021 een tweede, beide keren onder begeleiding van de voogd, bij de zus van [eiser] thuis. Nadat het voor 25 januari 2022 geplande bezoek was geannuleerd in verband met corona in het pleeggezin, heeft op 24 februari 2022 begeleide omgang plaatsgevonden bij [eiser] thuis. Het voor 12 april 2022 geplande bezoek is die dag door WSS geannuleerd na overleg met de gedragswetenschapper (van WSS) en contact met [eiser] .
2.6.
Bij brief van 22 februari 2023 heeft WSS aan [eiser] geschreven:
“Wij hebben u op 24 november 2022 en op 20 februari 2023 uitgenodigd voor een
bemiddelingsgesprek. Dit hebben we gedaan in overleg met uw advocaat. U was niet aanwezig, daardoor konden de gesprekken niet doorgaan.
U wilde dit gesprek, omdat u heeft gezegd weer omgang met uw kinderen te willen. Als u dit gesprek nog steeds wilt, dan kunt u hiervoor een verzoek doen bij uw advocaat of bij mevrouw [naam 1] . Wij gaan het niet meer zelf inplannen en wachten op u.
Belangrijk voor u om te weten is dat de rechter heeft gezegd hoe de bezoekregeling tussen u en uw kinderen er uit moet zien. Wij kunnen dat niet meer uitvoeren. Daarom moeten wij een wijziging van de bezoekregeling aanvragen bij de Rechtbank.
(…)”
2.7.
In een gesprek op 10 maart 2023 heeft WSS aan [eiser] verteld dat de kinderen op dit moment geen omgang met hem willen en dat WSS de rechtbank zal verzoeken om de omgangsregeling te wijzigen in die zin dat WSS/de kinderen mogen bepalen of de bezoeken wel of niet doorgaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert WSS te veroordelen, op straffe van dwangsommen, medewerking te verlenen aan de omgangsregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 26 maart 2018 en te bepalen dat iedere partijen zijn of haar eigen kosten draagt.
3.2.
Hij voert daartoe het volgende aan.
3.3.
[eiser] betwist ten eerste stellig dat hij de pleegouders zou hebben bedreigd, laat staan in het bijzijn van de kinderen. Ten tweede betwist hij dat zijn kinderen hem niet zouden willen zien. Hij kan zich dat niet voorstellen aangezien de kinderen hem de afgelopen jaren, waarin er ook weinig contact is geweest, juist veel brieven hebben gestuurd en vaak hebben gevraagd wanneer hij weer bij ze op bezoek kwam. Volgens [eiser] is er dan ook geen reden tot zorg over de manier waarop hij met de kinderen omgaat en is er dus geen reden de omgangsregeling stop te zetten of te wijzigen. Het is juist de handelwijze van WSS die voor veel onrust zorgt. Al jaren lijkt WSS niet gericht op het faciliteren van de omgang tussen hem en de kinderen en wordt de omgangsregeling verwaarloosd. Bezoeken van [eiser] aan de kinderen zijn meermaals op het laatste moment verplaatst en de communicatie richting [eiser] verloopt moeizaam en stroperig. Er wordt bijvoorbeeld vaak laat op zijn berichten gereageerd. Dit terwijl [eiser] zijn kinderen al zo weinig ziet en spreekt. Omdat [eiser] en WSS een compleet andere voorstelling hebben van het bezoek van 24 februari 2022 en van de wensen van de kinderen vraagt hij zich sterk af of WSS wel de aangewezen entiteit is om de wensen van de kinderen te duiden en te verwoorden. Het is voor [eiser] dan ook van groot belang dat de kinderen door de voorzieningenrechter worden gehoord, aldus steeds [eiser] .
3.4.
WSS voert het volgende verweer.
3.5.
Vanaf het moment dat de beschikking in 2018 is afgegeven heeft [eiser] bij WSS aangegeven niet akkoord te zijn en heeft zich niet meewerkend opgesteld. Hij is diversen malen uitgenodigd voor een gesprek, waarbij hij ofwel niet is gekomen op de afspraak of boos en bedreigend is geweest. [eiser] heeft daarnaast geen initiatief getoond om contact op te nemen met de kinderen. Hij is de belafspraken niet nagekomen, is niet verschenen op de bezoekafspraken en heeft geen kaart (of cadeau) gestuurd voor de verjaardagen van de kinderen. De kinderen hebben wel initiatief getoond door [eiser] brieven of kaarten te sturen, maar hij heeft hier niet op gereageerd, tot grote teleurstelling van de kinderen. Op 9 mei 2019 heeft het Hof de beschikking van 26 maart 2018 bekrachtigd, maar ook dit heeft niet tot een naleving van de bezoekregeling geleid. In september 2019 heeft [eiser] aan WSS gemeld dat hij de bezoeken alleen in de weekenden wil. Daardoor konden geen bezoeken plaatsvinden. In 2020 is er vanaf april tot augustus contact geweest tussen [eiser] en WSS; hij zegde afspraken af of kwam niet. Tijdens een gesprek in augustus 2020 met WSS en pleegzorg is [eiser] boos weggelopen. De dag erna belde hij om excuses te maken voor zijn gedrag en is afgesproken dat hij contact gaat leggen door de kinderen een kaart te sturen. Dat is niet gebeurd. In augustus 2021 is er een gesprek geweest met [eiser] , zijn toenmalige advocaat en WSS, mede omdat de kinderen hadden gemeld graag contact te willen met hun vader. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat er eerst een belafspraak komt en vervolgens bezoeken onder begeleiding van de voogd, bij de zus van [eiser] thuis. Na positieve bezoeken op 28 september en 23 november 2021, is het bezoek op 24 februari 2022 niet goed gegaan. WSS heeft na dit bezoek diverse pogingen gedaan om in gesprek te komen met [eiser] en zijn advocaat, om het over dit bezoek te hebben en aanvullende afspraken te maken, op wens van de kinderen, maar heeft geen reactie ontvangen van [eiser] of zijn advocaat. Na wederom vergeefse pogingen in mei 2022 en september 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen WSS en [eiser] op 10 maart 2023. In dit gesprek heeft WSS gemeld wijziging van de omgangsbeschikking te willen vragen. [eiser] heeft gezegd hiermee akkoord te zijn en zijn kinderen dan wel weer te zien als ze 18 jaar zijn, waarop WSS heeft toegezegd dat als de kinderen wel weer contact willen, zij dit per direct zal faciliteren. WSS spreekt de kinderen afzonderlijk en ongeveer eens per 8 weken, waarin elke keer de bezoeken aan [eiser] worden besproken. De kinderen zeggen herhaaldelijk dat ze op dit moment geen bezoek wensen. Nu de kinderen ouder zijn dan 12 jaar is dit een grond om de omgang te ontzeggen. WSS geeft de kinderen elke keer opnieuw de kans om aan te geven of de wens veranderd is en of de voogd weer een bezoek zal inplannen. Tot slot is WSS van mening dat de omgang op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van voornamelijk [minderjarige 2] . Hij zegt angstig te zijn voor zijn vader en krijgt buikpijn bij de gedachte aan bezoek aan [eiser] . Hij is bang dat [eiser] , nadat het een paar keer goed gaat, weer gemene dingen gaat zeggen. Aldus steeds WSS.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft de kinderen op 24 februari 2022 voor het laatst gezien. Hij heeft daarmee spoedeisend belang bij zijn vordering.
4.2.
Uitgangspunt is dat de beschikking waarbij de omgangsregeling is vastgesteld moet worden nagekomen. Volgens artikel 1:377a lid 3 Burgerlijk Wetboek ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. a) omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
(…)
c) het kind dat twaalf jaar of ouder is bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
d) omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
In dit geval zal de kinderrechter (als bodemrechter) daarover binnen afzienbare tijd beslissen in verband met het door WSS in te dienen verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. In dit kort geding is dus de vraag of zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich verzetten tegen het voorlopig voortzetten van de omgangsregeling gedurende de periode dat de beschikking van de bodemrechter er nog niet is.
4.3.
De voorzieningenrechter vindt dat er in dit geval voldoende reden is om de omgangsregeling voorlopig niet te hervatten, alleen al omdat beide kinderen tijdens het gesprek met de voorzieningenrechter van ernstige bezwaren tegen omgang (op dit moment) met [eiser] hebben doen blijken (weigeringsgrond c). Hierna zal die beslissing worden uitgelegd.
4.4.
Voor de voorzieningenrechter staat het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorop. Zij hebben heel duidelijk, los van elkaar, tegen de voorzieningenrechter gezegd dat
- zij op zich wel contact willen met hun vader maar voorlopig niet, omdat ze hem eerst zes jaar niet hebben gezien, geen reactie kregen op hun brieven en het nu bij het derde bezoek (na jaren) meteen al mis is gegaan; ze zijn ook bang dat hij weer lelijke dingen over hun pleegouders gaat zeggen,
- ze hun vader misschien over een (flinke) tijd wel willen zien, maar dat ze zelf willen bepalen wanneer het zover is, en
- dat hij hen voor die tijd met rust moet laten, dus op geen enkele manier contact moet zoeken.
De voorzieningenrechter had tijdens het gesprek met de kinderen de indruk dat zij het prettig vonden om tegen de rechter te zeggen hoe zij erin stonden en dat ze ontspannen en in alle vrijheid hun mening hebben gegeven.
4.5.
[eiser] aan de ene kant en de kinderen en WSS aan de andere kant hebben een andere kijk op hoe de omgangsregeling tot nu toe en met name het bezoek in februari 2022 is verlopen.
4.6.
In de contactnotities van WSS staat het volgende over wat er tijdens en na het bezoek op 24 februari 2022 gebeurde:
“Voogd haalt beide kinderen op voor een begeleid bezoek bij vader thuis.
(Tante is aan het verhuizen en is jarig, dus het bezoek kan niet bij haar thuis)
Vader is thuis, maar een vriendin van Oma doet open. (Vader woont bij haar in.)
Vader roept vanaf boven dat hij net thuis is en nog aan het omkleden is. Het duurt ongeveer 10 min, voordat hij beneden is en geeft aan niets in huis te hebben. Hij vraagt of hij met de kinderen wat lekkers mag gaan halen. De kinderen willen graag mee. Vorige keer is dit goed gegaan, dus voogd geeft toestemming.
Na ruim een half uur komen ze pas terug en geeft vader aan dat het druk was bij de kassa. [minderjarige 2] wilt nog de gewichten van zijn vader zien, dus deze laat vader boven zien.
Er volgt een kort gesprek over school: [minderjarige 1] zegt dat ze een grote mond had tegen de leraar.
Vader benoemt veel kattenkwaad te hebben uitgehaald, maar nooit een grote mond tegen de leraar gehad te hebben. Hij benadrukt dat [minderjarige 1] goed haar best moet doen op school. [minderjarige 1] drinkt haar thee op, [minderjarige 2] wilt niets. Hij eet wel een koekje.
Daarna is het bezoek voorbij (met ruim een kwartier uitloop) en brengt de voogd de kinderen weer naar huis.
In de auto begint [minderjarige 1] gelijk vragen te stellen:
- Wat zijn we waard? Hoeveel krijgen [naam pleegvader] [pleegvader – vzr.] en [naam pleegmoeder] [pleegmoeder – vzr.] voor ons? Waarom hebben we papa zolang niet gezien?
Voogd vraagt waarom ze hier ineens over begint en of ze het hierover met hun vader hebben gehad. [minderjarige 1] ontkent en geeft aan het niet te willen zeggen, omdat het anders het bezoek kost.
Voogd geeft aan dat ze door heeft dat er wat is gebeurt en graag wilt weten wat er is besproken. Het ligt eraan wat er is gebeurt, of dit effect heeft op het bezoek. Voogd wilt daarom juist open en eerlijk een gesprek.
[minderjarige 2] geeft gelijk aan dat vader veel dingen heeft gezegd, waar hij erg van is geschrokken:
- [naam pleegvader] is een clown en [naam pleegmoeder] is een heks.
- Vader wilt [naam pleegvader] in elkaar slaan.
- [naam pleegvader] en [naam pleegmoeder] liegen tegen de kinderen en het is tijd dat ze nu maar eens weten hoe het echt zit. [minderjarige 2] geeft aan bang te zijn dat vader [naam pleegvader] in elkaar gaat slaan, hij is geschrokken en weet niet of hij nog wel een bezoek met zijn vader wilt.
[minderjarige 1] is erg verdrietig, ze moet huilen en is bang dat hierdoor de bezoeken niet meer doorgaan.
Ze is boos op pleegouders, omdat ze denkt dat haar vader gelijk heeft. Later geeft ze aan, vooral erg in de war te raken door de verhalen van haar vader, nu weet ze helemaal niet meer wat ze moet denken.
Voogd mag van [minderjarige 1] niets tegen pleegouders zeggen, [minderjarige 1] is bang dat ze anders de rest van de week te horen krijgt, als ze een keer moe is ofzo, dat het komt door het bezoek.
Voogd benadrukt dat zij gaat over de bezoeken, niet pleegouders. En dat de kinderen/voogd beter wel eerlijk kunnen zijn naar pleegouders, zodat de kinderen het ook met pleegouders kunnen bespreken. Vooral omdat [minderjarige 2] nu zo geschrokken is en [minderjarige 1] nu zo verdrietig.
[minderjarige 1] wilt ook gesprekken met haar vader, ze wilt weten wat hij denkt en wat hij vindt van de hele situatie.
Eenmaal thuis, is alles besproken met pleegouders.
Beide kinderen geven aan dat als er weer bezoek is, dit alleen met de voogd erbij te willen, niemand anders. Ook niet meer bij vader thuis. Ze willen niet meer alleen met hem zijn.
Pleegvader belt de volgende dag nog om toe te voegen dat vader volgens [minderjarige 2] ook heeft gezegd dat hij een mes zou pakken en hem in stukjes zou snijden. [minderjarige 2] is er nog steeds van slag van.”
4.7.
[eiser] betwist dat hij de pleegouders zou hebben bedreigd, laat staan in het bijzijn van de kinderen.
4.8.
De voorzieningenrechter volgt [eiser] hierin niet. Er is geen reden om te twijfelen aan het verhaal van WSS, ook omdat het overeenkomt met wat de kinderen zelf aan de voorzieningenrechter hebben verteld.
4.9.
Het is verdrietig, voor zowel hemzelf als de kinderen, dat [eiser] de kinderen niet gelooft als zij zeggen voorlopig geen contact met hem te willen en dat zij bang zijn dat hij weer boos wordt. [eiser] heeft op de zitting ontkend ooit boos te zijn in bijzijn van de kinderen, terwijl zij heel duidelijk hebben gezegd, met name [minderjarige 2] , juist heel bang te zijn dat hij weer boos wordt. Het is begrijpelijk dat [eiser] gefrustreerd is over het feit dat zelfs deze minimale omgangsregeling niet wordt uitgevoerd en dat hij zijn kinderen al heel lang niet heeft gezien. Hij lijkt echter geen oog te hebben voor zijn eigen aandeel in het ontstaan van deze situatie en voor wat de kinderen nodig hebben. Hij toont geen begrip voor de emoties van de kinderen. Dat is blijkens de beschikking uit 2018 en de overige stukken en verklaringen helaas al jaren een hardnekkig patroon waar weinig verbetering in zit. Ook op de zitting in dit kort geding had [eiser] moeite om te luisteren naar wat de voorzieningenrechter over de inhoud van het gesprek met de kinderen vertelde (terwijl [eiser] bovendien zelf de voorzieningenrechter had verzocht de kinderen te horen). [eiser] lijkt niet in te zien dat kinderen niet moeten worden belast met de problemen van de ouders en niet moeten worden opgezadeld met een loyaliteitsconflict richting de pleegouders, terwijl vaststaat dat de kinderen daar zullen blijven en niet naar hun ouders teruggaan.
4.10.
Dat een kind geen omgang wil is op zichzelf niet voldoende reden om deze stop te zetten. In dit geval is hun mening wel van doorslaggevend belang, gelet op de leeftijd van de kinderen (12 en 14 jaar) en omdat zij tegenover de rechter zeer goed in staat bleken hun gevoel en mening te verwoorden, gevoegd bij de gelijkluidende en goed onderbouwde observaties van WSS. [eiser] heeft nog gezegd dat het niet waar kan zijn dat de kinderen hem (nu) niet willen zien en dat zij dat alleen maar zeggen omdat dat hen is ingefluisterd door de voogd of pleegouders. De voorzieningenrechter had tijdens het gesprek echter, als gezegd, de indruk dat de kinderen vrijuit hun eigen mening gaven en heel goed in staat waren dat te doen.
4.11.
Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat WSS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zwaarwegende belangen van de kinderen zich op dit moment tegen het hervatten van de omgang verzetten. Het is voor [eiser] begrijpelijkerwijs moeilijk dat de toch al minimale omgangsregeling voorlopig niet doorgaat, maar het belang van de kinderen staat voorop. [eiser] lijkt voor hun belangen weinig oog te hebben. Daarbij komt dat het oordeel van de bodemrechter over het stopzetten van de omgang over niet al te lange tijd is te verwachten. De gevraagde voorziening zal daarom worden geweigerd.
4.12.
Daarbij gaat de voorzieningenrechter er wel vanuit dat WSS zo spoedig mogelijk, als dit nog niet is gebeurd, het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling bij de bodemrechter indient en vlot procedeert. De voorzieningenrechter gaat er ook vanuit dat wanneer de kinderen aangeven dat zij [eiser] willen ontmoeten, WSS dit ook mogelijk zal maken.
4.13.
Bepaald zal worden dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MAH