ECLI:NL:RBAMS:2023:332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
13/014184-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en drugshandel door jongvolwassene met strafrechtelijke gevolgen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van het bezit van verdovende middelen en witwassen. De feiten vonden plaats op 15 januari 2022 in twee verschillende plaatsen. Tijdens de zitting op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, hun verdediging hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank achtte de feiten 4 en 5 bewezen, ondanks de verdediging van de raadsman dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de pillen en dat het geld afkomstig was van legale werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de pillen en dat het geld vermoedelijk afkomstig was van criminele activiteiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de verdovende middelen, zijn onttrokken aan het verkeer en de geldbedragen zijn verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn situatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
ÁG113063720826cÈ
G113063720826
Parketnummer: 13/014184-22
Datum uitspraak: 24 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 15 januari 2022 te [plaats 1] ;
2. het voorhanden hebben van munitie op 15 januari 2022 te [plaats 2] ;
3. het opzettelijk aanwezig hebben van 6,38 gram cocaïne op 15 januari 2022 te [plaats 2] ;
4. het opzettelijk aanwezig hebben van 142,55 gram hennep, 32,55 gram hasjiesj, 1038 pillen Temazepam en 1096 pillen Diazepam op 15 januari 2022 te [plaats 2] ;
5. het witwassen van ongeveer € 5.345,- in de periode van 12 maart 2021 tot en met 15 januari 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 1] .
De tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
4.2.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3, aangezien verdachte die feiten ter terechtzitting heeft bekend.
Ten aanzien van feit 4 verzoekt de raadsman partieel om vrijspraak omdat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de pillen Temazepan en Diazepam. Verdachte heeft hierover verklaard dat een vriend een tas in zijn slaapkamer had achtergelaten. Dat er ook zoveel pillen in die tas zaten was hem niet bekend.
Ook ten aanzien van feit 5 bepleit de raadsman vrijspraak. Verdachte heeft verklaard eigenaar te zijn van de geldbedragen die in zijn slaapkamer en bij zijn aanhouding zijn aangetroffen. Het geld was afkomstig uit zwart werk voor een schildersbedrijf, welke inkomsten door zijn vader zijn bevestigd in een schriftelijke reactie op een zogenoemde witwasbrief. Volgens de raadsman biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat de aangetroffen geldbedragen afkomstig zijn van de handel in drugs. De bij verdachte aangetroffen en in beslag genomen telefoons zijn onderzocht en uit de onderzoeksresultaten komen geen aanwijzingen voor drugshandel naar voren. Het geldbedrag dat in de slaapkamer is aangetroffen was keurig gebundeld en bestond niet uit kleine coupures, zoals gangbaar is wanneer er in drugs wordt gedeald. Tot slot zijn de schilderwerkzaamheden van verdachte, die door zijn vader zijn bevestigd, een aannemelijke verklaring over de legale herkomst van het aangetroffen geld. Subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het geld onmiddellijk afkomstig is uit een eigen misdrijf van verdachte, betoogt de raadsman dat geen sprake is van gedragingen van verdachte die (kennelijk) gericht waren op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld.
4.3.
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen.
Beoordeling feit 4
De rechtbank acht, gelet op de plek waar de pillen Temazepan en Diazepam zijn aangetroffen, namelijk in een tas bovenop een vakkenkast in de slaapkamer van verdachte (die ook daadwerkelijk bij hem in gebruik was en waar zijn huisgenoten niet kwamen) bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die pillen en dat deze zich ook in zijn machtssfeer bevonden. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat in die tas op zijn slaapkamer ook pillen zaten is, mede gelet op de overige (mede in en op dezelfde vakkenkast) aangetroffen verdovende middelen, munitie en jammer in zijn slaapkamer, welke aanwezigheid wel bekend was bij verdachte, ongeloofwaardig. Verdachte heeft bovendien desgevraagd niet verklaard van wie de tas met daarin onder meer de pillen was.
Beoordeling feit 5
Het is aannemelijk dat het geldbedrag dat is aangetroffen op de slaapkamer van verdachte in de directe nabijheid van verdovende middelen, van handel in verdovende middelen en dus van eigen misdrijf afkomstig is. Hetzelfde geldt voor het geldbedrag dat bij verdachte zijn aanhouding is aangetroffen, zij het dat dit bedrag niet in de nabijheid van verdovende middelen werd aangetroffen, maar bij verdachte die werd aangehouden omdat er in zijn auto een vuurwapen en munitie werden aangetroffen. Verdachte kon naar eigen zeggen met het vervoer van het wapen € 500,- verdienen.
De verklaring van verdachte dat hij sinds april 2021 schilderswerk deed op oproepbasis waarmee hij zwart contant geld verdiende, is - bij gebreke van het noemen van opdrachtgevers - onvoldoende concreet en verifieerbaar. Er bestond derhalve geen aanleiding voor nader onderzoek door het Openbaar Ministerie, zodat het vermoeden van witwassen niet is weerlegd.
4.4.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 januari 2022 te [plaats 1] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PK380, kaliber .380 Auto, zijnde een vuurwapen, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten patronen, kaliber .380 Auto, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 15 januari 2022 te [plaats 2] , munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 157 patronen, kaliber .357 Magnum en kaliber 9mm x 19, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 15 januari 2022 te [plaats 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,38 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 15 januari 2022 te [plaats 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 142,55 gram hennep en ongeveer 32,55 gram hasjiesj en 1038 pillen van een materiaal bevattende Temazepam en 1096 pillen van een materiaal bevattende Diazepam;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 15 januari 2022 te [plaats 2] , en [plaats 1] een geldbedrag van 5.345 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 5 maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en een taakstraf van 200 uren. Zij heeft ter terechtzitting verklaard dat zij telefonisch contact heeft gehad met een reclasseringsmedewerkster, van wie zij heeft vernomen dat verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden waaronder de voorlopige hechtenis is geschorst. Volgens de reclassering zijn er, in het geval een straf wordt opgelegd, geen bijzondere voorwaarden meer nodig.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoon terug kan naar verdachte, de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd moeten worden verklaard en de inbeslaggenomen verdovende middelen, het wapen en de munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het wapen had verdachte bij zich in de auto, waarin hij als bestuurder op de openbare weg reed. Het wapen bevond zich in een opbergvak achter de bestuurderstoel en dus binnen handbereik. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarom dient daartegen uit oogpunt van generale preventie streng te worden opgetreden.
Voorts werden in de slaapkamer van verdachte in de woning van zijn ouders in [plaats 2] een grote hoeveelheid patronen, handelshoeveelheden verdovende middelen en een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en de handel in en het gebruik van verdovende middelen gaat niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit en overlast.
Dit alles in samenhang bezien roept het zorgwekkende beeld op dat verdachte zich bezig hield met de handel in verdovende middelen en mogelijk ook in wapens en munitie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2023, betreffende verdachte, alsmede op het reclasseringsadvies van 4 april 2022, waarin wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht (het zogenoemde adolescentenstrafrecht) toe te passen, en op de verklaring van de officier van justitie ter terechtzitting dat de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf adviseert, waarbij kan worden volstaan met de algemene voorwaarden.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar. De rechtbank zal echter, gelet op de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan, recht doen overeenkomstig de bepalingen van het jeugdstrafrecht. De reclassering heeft daartoe geadviseerd nu verdachte nog bij zijn ouders woont, actief deelneemt aan het gezin en ontvankelijk en afhankelijk is van (praktische) steun van volwassenen. Ook uit het verloop van het schorsingstoezicht blijkt dat verdachte goed begeleidbaar is. Bovendien zijn er geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op het oriëntatiepunt van de rechtbank Amsterdam ten aanzien van vuurwapenbezit bij minderjarigen. Voor het voorhanden hebben van een (echt) vuurwapen is het uitgangspunt voor een minderjarige dader volgens dit oriëntatiepunt een jeugddetentie voor de duur van ten minste drie maanden.
Verdachte heeft zich in zijn verklaringen ter terechtzitting voor wat betreft zijn handelen grotendeels verschuild achter de wil en het handelen van anderen en als zodanig weinig tot geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen daden. Dit dient in de strafmaat ten nadele van verdachte te worden gewogen.
Verdachte heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis goed meegewerkt met de reclassering en heeft inmiddels een eigen eenmanszaak waarin hij als zzp-er schilderwerkzaamheden verricht, hetgeen wat de strafmaat betreft in zijn voordeel dient te worden gewogen. In de strafmaat wordt verder in aanmerking genomen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten in een detentieregime voor volwassenen en dat hij zich in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gedurende langere tijd heeft moeten houden aan een vrijheidsbeperkende avondklok.
De rechtbank acht – alles afwegende – de eis van de officier van justitie passend, met dien verstande dat de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren zal opleggen en de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt afgetrokken van de duur van de taakstraf.
Beslag
Onder verdachte zijn in beslag genomen de voorwerpen vermeld op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen, weergegeven onder nummer 9 tot en met 12, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien het onder 5 bewezen geachte met betrekking tot die geldbedragen is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen, zoals vermeld onder nummer 1 tot en met 7 (verdovende middelen, patronen, patroonhouder en vuurwapen), het onder 1 tot en met 4 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 33, 33a, 36b, 36c, 63, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
eenvoudig witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat jeugddetentie zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentievan
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd: de geldbedragen, zoals vermeld onder nummer 9 tot en met 12 op de als bijlage aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen, zoals vermeld onder nummer 1 tot en met 7 (verdovende middelen, patronen, patroonhouder en vuurwapen) op de als bijlage aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van: een telefoontoestel, zoals vermeld onder nummer 8 op de als bijlage aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2023.
[....]