In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiseressen, VCT International B.V., HNB Center B.V. en We Love Shisha B.V., hebben een vordering ingediend tegen ING Bank N.V. inzake de opzegging van hun bankrelatie. VCT c.s. heeft al 30 jaar een relatie met ING en handelt in rookproducten. ING heeft in 2019 besloten om geen diensten meer te verlenen aan bedrijven in de tabaksindustrie en heeft VCT c.s. meegedeeld dat zij vóór 1 januari 2023 bij een andere bank moet bankieren. VCT c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen deze opzegging, maar ING heeft de beëindiging uitgesteld tot 31 december 2023.
In het incident vorderde VCT c.s. dat de rechtbank ING zou bevelen de klantrelatie in stand te houden totdat er een eindvonnis in de hoofdzaak is gewezen. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat VCT c.s. een groter belang heeft bij het voortzetten van de klantrelatie dan ING bij de beëindiging daarvan. De rechtbank heeft daarom de vordering van VCT c.s. toegewezen en ING bevolen de klantrelatie voort te zetten tot aan het eindvonnis in de hoofdzaak. Tevens is ING veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 598,-.
De rechtbank heeft geen dwangsom opgelegd, omdat zij ervan uitgaat dat ING zich aan het vonnis zal houden. De zaak zal op 5 juli 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.